HETE HERFST
Deze titel slaat niet op de bevroren taiga waar ik in september mijn toevlucht weer heb gezocht. Het schijnt dat de maand oktober
een koude-record heeft gevestigd, aan het begin ervan dook de temperatuur in Turku een paar maal onder de min tien. Ik bedoel
echter dat het meer fantasierijke kamp van de zoekers naar de Oeraalse Urheimat een indrukwekkend offensief is begonnen. Ik
geef een paar voorbeelden.
Kalevi Wiik heeft eindelijk zijn magnum opus uitgegeven: Eurooppalaisten Juuret (Jyväskylä 2002) - zijn vierenzeventigste publicatie
over het onderwerp in tien jaar. Nogal een prestatie. Bij de boekpresentatie, waar ik incognito bij aanwezig was, kwam weinig
nieuws ter sprake, hoewel Wiik naar nieuwe hoogten is gestegen met de bewering dat er een Baskisch substraat aanwezig is in het
Laps. Inmiddels heb ik meerdere mensen het, toegegeven, mooi uitziende boek zien lezen in de bus en op straat, en heb ik zelfs
iemand het zien kopen in de Akateeminen (waar het, passend, naast het Grote Vloekwoordenboek staat). Ik prijs me gelukkig dat
ik weinig Finse kennissen heb die ik uit zal hoeven leggen dat de Finnen niet de oorspronkelijke bewoners van de Britse eilanden zijn.
Daar houdt het niet op. Ago Künnap staat evenals Wiik bekend als een ijverig scribent, en zijn nieuwste boek, "Main language shifts
in the Uralic languages" (München 2002) - een onmogelijke titel; als je van een ei een omelet maakt, heb je geen ei meer! - staat op
uitbreken. Daarbovenop is er in September vanuit Tartu een nieuwe aflevering van Fenno-Ugristica gekomen: Keelekontaktidest
keelevahetuseni. Een bundel van heel serieuze artikelen naast science-fiction. In een van zijn artikelen (On the critique of
Traditionalists in Uralistics against the Innovative Trend, p. 135-144) laat Künnap zien nog steeds een beetje in de war te zijn
over mijn precieze geslacht (hij refereert afwisselend aan he en her).
De meest interessante nieuwe uitgave in het subgenre fantasy & science fiction is echter Angela Marcantonio's The Uralic
Language Family: facts, myths and statistics (Cambridge 2002). Marcantonio probeert hard te maken dat de Oeraalse talen
onderling niet verwant zijn, nl. dat we te maken hebben met een aantal 'ondiepere' taalfamilies (Laps, Oostzeefins, Oboegrisch) die
onderling lange tijd in contact zijn geweest. Mij moet van het hart dat Marcantonio tenminste probeert taalkundige argumenten aan
te dragen, desondanks vind ik ze niet bijzonder overtuigend. Ik bewaar mijn redenen daarvoor voor de buitengemeen giftige
recensie die momenteel op mijn harde schijf naar zwavel en salpeterzuur ligt te ruiken, maar mocht iemand willen weten waarom
Marcantonio ongelijk heeft, dan ben ik altijd per e-mail bereikbaar.
Goed, een tipje van de sluier dan. Marcantonio's belangrijkste bewering (o.a. p. 72-73) is dat er, met betrekking tot het proto-Oeraals, meer klankwetten dan goede Proto-Oeraalse etymologieën zijn, nl., volgens Marcantonio, 71 klankwetten en 65 goede etymologieën in Juha Janhunen's reconstructie (Suomalais-Ugrilaisen Seuran Aikakauskirja 77 p. 219-274). Ik tel echter 30 klankwetten, nl. ontwikkelingen van Proto-Oeraalse fonemen naar de Permisch-Finse en Samojeedse oertaal. Hoe komt dat? Marcantonio ziet de door Janhunen aangevoerdecorrespondenties van Permisch en Samojeeds vocalisme (dat het gehele woord omvat!) als klankwetten. Bovendien sluit ze uitstekende etymologieën uit: die van Fins sataa wordt afgewezen omdat er volgens Marcantonio 'semantische moeilijkheden' zijn. Wat is er aan de hand? Een Oostzeefinse bijbetekenis 'vallen', naast 'regenen', is misschien wel, misschien niet Proto-Oeraals. Zo blijven er inderdaad weinig 'goede' etymologieën over!
Nog een voorbeeldje. Ik begin er plezier in te krijgen. Marcantonio probeert de argumenten voor de ouderdom van de Oeraalse
oertaal (ong. 6 millennia) te ontkrachten. Een argument dat ze aanvoert: men moet aannemen (waarom begrijp ik niet helemaal) dat
Proto-Oeraals en andere Aziatische oertalen min of meer even oud zijn, en, ta-daa!, er komt een verwijzing naar Janhunen met de
bewering dat de Altaische talen niet meer dan tweeduizend jaar oud zijn (p. 183). In het artikel waarnaar verwezen wordt
(Euraasian alkukodit in M. Fogelberg (red.) Pohjan Poluilla, Helsinki 1999) heeft Janhunen het niet over proto-Altaisch, hoewel
Marcantonio's woordkeuze het zo doet blijken, maar over proto-Turks, proto-Toengoezisch enzovoort, daar Janhunen de Altaische
theorie afwijst. In een eerdere publicatie (Manchuria: An ethnic history, Suomalais-Ugr. Seuran Toimituksia 222 Helsinki 1996,
p. 238) maakt Janhunen duidelijk dat, als proto-Altaisch zou bestaan, het wellicht verbonden zou kunnen worden met de
Hongshan-cultuur, die in het uiterste oosten van Azië bestond ongeveer... 4000 à 3000 voor Christus.
In een recent artikel in het tijdschrift Kaltio (4/2002) prijst de geschiedkundige Kyösti Julku Marcantonio's boek de hemel in met
de volgende woorden: "de hypothese van de Oeraalse grondtaal is gevallen op haar eigen onmogelijkheid", "De reactie (van
Finoegristen, MdS) is natuurlijk het volgen van Marcantonio's lijn, of anders zwijgen." "Maar over het algemeen is het zo, dat er na
een aardbeving een aantal nabevingen volgt. Als die nabevingen gekomen zijn zullen er enkel flarden van de traditionele opvattingen
over zijn, als zelfs dat mogelijk is na de beving die Marcantonio veroorzaakt heeft." U ziet het, grof geschut. Ook Ago Künnap is
met een recensie gekomen, onder de briljante titel An orthodoxes' horror dream (hij bedoelt nightmare) als los blaadje bij
eerdergenoemde Fenno-Ugristica gevoegd.
Dit bedoel ik met "hete herfst". De voorstanders van de Urheimat-van-Kamtsjatka-tot-Schotland-Oeralistiek zijn een stevig
PR-offensief begonnen in Finse cultuurtijdschriften als Kanava en Kaltio en Wiik's boek gaat zelfs van een reclamecampagne in
Helsingin Sanomat vergezeld. De nabije toekomst:
De veelbekeken soap-serie Salatut Elämät wordt onderbroken voor de reclame. Nadat de kijkers is verteld dat
Perjantai-margarine beter bakt en dat de Citymarket interessante kerstaanbiedingen heeft, verschijnt een grote kaart van Eurazië in
beeld. Een welklinkende mannenstem - denk G.B.J. Hilterman in het fins - vertelt: "Vroeger dacht men dat wij afkomstig waren uit
de Wolgaknie..." (één zielig klein Fins vlaggetje verschijnt in de buurt van de Wolga) "En dat wij familie waren van de Ostjaken..."
(beelden van de Ostjaken in hun door lekkende oliepijpen verpeste land) "Maar nu weten wij niet alleen dat wij de oerbewoners
van Finland zijn..." (Finland vult zich langzaam met Finse vlaggetjes) "Maar ook van heel Noord-Europa..." (De vlaggetjes spreiden
zich langzaam uit over het Scandinavische schiereiland en Noord-Duitsland) "De Britse Eilanden! Polen! Duitsland!" (En uiteindelijk
vervaagt de kaart om te worden vervangen door een compilatie van de vogels van Ultima Thule, de wilde zwanen, die rond de
Eiffeltoren vliegen, dan onder de bogen van de Brandenburger Tor en over de Karelsbrug in Praag, om uiteindelijk te landen op het
Senaatsplein van Helsinki. Dit alles begeleid door de strenge, trage tonen van Sibelius' Finlandia). Een koortsdroom? Wacht maar af...
Finoegristen, vakgenoten, broeders en zusters: het slagveld van het Urheimat-onderzoek wacht op jullie! Lees Ravila's Kantakieli
historiallisen kielitieteen peruskäsitteenä tot je de tekst uit je hoofd kent, schilder talenstambomen op de muren en in de toiletten
van de Universiteit, vertel je moeder, je grootmoeder en je hond over de principes van de linguistische paleontologie, spuw op de
grond zodra je de woorden 'postmoderniteit', 'relativisme' en 'er is meer dan een wetenschappelijke waarheid' hoort, en misschien
zullen komende generaties Finoegristen jullie prijzen als bewaarders van het wetenschappelijke karakter van de Finoegristiek.
Merlijn de Smit, herfst 2002