Voor tweedehands boeken

Ook van deze schrijvers

Raban Internet Antiquariaat

Klik hier !

Gas

Gas wordt gewonnen door boringen in de aardkost.
Gaswinsten door boringen door onze neus.
De onbetaalbare know-how voor beide boormethoden berust bij dezelfde multinationals.
(Alexander Pola, Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 84)

Gaspeldoorn

Ik zit aan het boek gekluisterd
- ik bedoel dat ik eraan zit vastgeplakkt als een vlieg aan een kleefstrip.
Soms heb ik er geen vat op; maar ga toch stug door;
dan weer heb ik het gevoel dat ik door drastisch te werk te gaan
- alsof ik me door gaspeldoorn een weg baan -
uiteindelijk toch iets wezenlijks te pakken heb.
(Virginia Woolf, Schrijversdagboek 1, blz. 200, 26 januari 1930)

Gebit

... en een gebit alsof ze een piano had ingeslikt
en de vergeelde toetsen waren blijven steken.
(Frans Pointl, De kip die over de soep vloog, blz.106)

Geboorte

Ik voel me een beetje als de actrice over wie Alexander Woollcott schrijft,
in zijn stukje over Dorothy Parker,
die eindelijk, eindelijk haar kind dan ter wereld had gebracht
en van de schrijfster een gelukstelegram kreeg dat luidde:
"Well done, Mary, we all knew you had it in you."
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 305, 7-8-1978)

 

Een mooie Spaanse copla, vertaald door Hendrik de Vries:
De dokter, bij mijn geboorte,
Voelde mijn pols en besloot:
'Zolang dit kind maar blijft leven,
Gaat het in geen geval dood.'
(Dr. Marc Galle, Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 2, blz. 180)

 

Elke geboorte is een wonder, elk kind een godsgeschenk.
Maar het is nog niet ter wereld of het godsgeschenk begint te krijsen en te schijten.
Als ouder komt van nachtrust weinig meer; je carrière begint gevaar te lopen.
Krijsen en schijten gaan welliswaar over, maar dan volgen de bof en de mazelen.
(Midas Dekkers, De koe en de kanarie, blz. 36, De zuster)

 

In de verloskamer juichen ze bij het omge-
keerde doelpunt van de geboorte. Niemand
voorziet de wraak van de keeper die hoog
op de witte tafel ligt, met lege handen.

(Anna Enquist, Laatste zomer met de kinderen (fragm.), Een nieuw afscheid, blz.40)

 

De ware geboorte heeft niet plaats wanneer de moeder van het kind,
doch pas wanneer het kind van de moeder verlost wordt.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 170)

Gebouwen

Alle gebouwen die de laatste dertig jaar zijn neergezet,
zijn esthetisch alleen te genieten wanneer je er bovenop gaat staan:
omdat dát de enige plaats is van waaruit je ze niet kan zien.
(Gerrit Komrij, Heremijntijd)

 

Een schouwburg van twaalf miljoen (Eindhoven, MB)
waar we voor honderdtwintig jaar mee opgescheept zitten.
De stoep is hier het mooist, want dan weet je nog niet wat er komt.
(Wim Kan, De dagboeken van Wim Kan 1968 - 1983, 03-03-1969, blz. 24)

 

Openbare gebouwen kunnen aan de buitenkant de geschiedenis vasthouden,
als ze in gebruik blijven zal de binnenkant de kleur aannemen van het heden.
(Connie Palmen, De wetten, blz. 46)

Gedachten

Die gedachten ken ik.
Hebt u er zelf ook nog een paar?
(Gerrit Komrij, Heremijntijd)

 

Niets is gevaarlijker dan een grote gedachte in een leeg hoofd.
(Frans van Damme, Gedachten,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 113)

 

Gettovorming is slecht, lees ik altijd in de beschouwingen van weldenkende mensen.
En omdat ik de meeste gedachten aan andere mensen ontleen
(ik kan namelijk slechts een heel klein deel van de wereld overzien
en moet me door de rest laten leiden als een blinde,
in de hoop dat ik achter een verstandige hond aanloop),
heeft gettovorming een negatieve klank in mijn hoofd gekregen.
(A.L. Snijders, Dapperstraat'ta, Gelders Dagblad, 09-03-'96)

 

De gedachten kwamen nog wel, in overvloed zelfs,
maar ze hadden zo goed als niets meer met elkaar te maken,
en lieten zich niet meer in een betoog of rangschikking van enige geldigheid onderbrengen.
(G.K. van het Reve, Nader tot u, blz. 50, Brief door tranen uitgewist)

 

Wij spelen met gedachten.
Bij die gedachten zijn altijd een of meer lievelingsgedachten
waar we vaker mee spelen dan met de andere;
nu kunnen we met onze lievelingsgedachten zoveel spelen,
dat ze tenslotte met ons gaan spelen en dan zijn we gek.
Meestal begint krankzinnigheid met gekheid.
(Belcampo, Al zijn fantasieën, blz. 90, Het laatste getuigenis)

 

Waarnemingen kosten tijd, gedachten niet,
dat merk je 't beste als je droomt.
(Belcampo, Al zijn fantasieën, blz. 125, Het verhaal van Oosterhuis)

 

Het kluchtige bij mensen die van gedachten wisselen is dat ze er meestal geen hebben.
(Karel Jonckheere, Filter uw dag, blz. 9)

 

Maar soms kon hij afwezig voor zich uit staren,
of hij vond dat gedachten er zijn om ze te laten afdwalen.
(Marga Minco, Nagelaten dagen, blz. 79)

 

Die vrije gedachten van hem roeren zich danig in het potje van de geest,
of beter: er zijn geen gedachten, er is alleen het roeren.
(Robert Anker, Een soort Engeland, blz. 67)

 

Ik houd niet van gedachtenwisseling.
Ik weet niet wat ik met eens andermans gedachten moet aanvangen
en ik vind het onwaardig de mijne aan een ander op te dringen.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 38)

Geduld

'Geduld is het geheim van de overwinning, ongeduld een teken van zwakte.'
Ik wist dat hij hier Tjokroaminoto citeerde;
Moeljono had die uitspraak met striemende woorden gegeseld.
Maar hij hervatte: 'Haast is waardeloos.
Waar daar het gevolg van is, kan geen waarde hebben.
Dingen groeien uit zichzelf en wij groeien mee.
Als we geroepen worden, zullen we er zijn.
(Cornets de Groot, Tropische jaren, blz. 110)

Geheim

Geheim, zwaar woord voor één nachtje met een andere vrouw.
Er moest een woord bestaan voor iets dat je maar beter voor je kon houden,
een woord dat minder gewichtig was, niet zo met zeven sloten erop.
(Vonne van der Meer, Eilandgasten, blz. 19)

 

'Een geheim weegt niets,' zei de eekhoorn.
'Je hoeft het niet te verstoppen
en als je het vergeet bewaar je het juist goed'
(Toon Tellegen, Toen niemand iets te doen had, blz. 122)

Geheugen

Goed geheugen.
Om zoveel te kunnen onthouden moet hij weinig hebben geleefd.
(J.A. Emmens, Autobiografisch woordenboek, blz. 39)

 

'Mijn geheugen gaat achteruit'
'Dan heb ik nog honderd gulden van je te goed'
(VN, Terzijde, 10-05-97)

 

Geheugen is het pijnlijk onvermogen om te vergeten.
(Alexander Pola, Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 68)

 

De vergelijking van het geheugen met een zeef is nog niet zo gek.
Het is alleen niet te regelen wat door de zeef heen verloren gaat en wat blijft liggen.
Je onthoudt wat je mag vergeten en vergeet wat je zou moeten onthouden.
(Hans Warren, in Ik herinner mij, blz. 191)

 

Men spreekt wel van een fotografisch geheugen.
Mocht er inderdaad zoiets bestaan,
dan heb ik een fototoestel met nogal wat kuren in mijn kop zitten.
(Bob den Uyl, in Ik herinner mij, blz. 174)

 

Mijn geheugen is als het werk van een drankzuchtige archivaris:
het vertoont gaten en verdichtingen, de kaartenbakken zijn omgevallen, de fiches in haast weer bijeengeraapt.
Soms is er maandenlang niets verzameld, dan weer is er koortsachtig maar lukraak gewerkt.
Er is een ladenkast vol herinneringen, maar waar zijn de herinneringen
die mij kunnen helpen bij het beantwoorden van de vragen die mij nu uit mijn slaap houden?
(Karel Glastra van Loon, De passievrucht, blz. 22)

Geiten

Op een dag, dit verhaal speelt in de dagen dat rabbi's wijze mannen waren
en de mensen hun raad vroegen en opvolgden, kwam meneer Levi bij zijn rabbi.
Hij was wanhopig. Zijn vrouw was ziek, hijzelf was werkeloos,
met hun zes kinderen woonden ze in één kamer
en hadden niet te eten. Wat moest hij doen?
De rabbi dacht lang na en zei toen: 'Neem een geit.'
Een maand later kwam de heer Levi terug: de situatie was nu ondragelijk geworden,
met die zieke vrouw, die jengelende kinderen, dat ene kamertje
en een geit die overal kakten pieste.
'De stank, rabbi, dat is het ergste,' zei meneer Levi.
Wederom dacht de rabbi na en zei toen: 'Doe de geit weg.'
(Renate Rubinstein, Nee heb je (budget-boek), blz. 46)

Gek(ken)

Gekken vind je overal.
In tal van landen vormen zij zelfs de meerderheid van de regering.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 407, 3-3-1980)

 

Men dient te pogen overal het beste van te maken wat mogelijk is, anders wordt men gek.
Daarom ook was ik rooms-katholiek geworden, op eigen initiatief.
Op die manier werd ik niet gek, wat een voordeel was.
Gek zijn is op zichzelve wel goed, maar men zit er mede.
(Gerard Reve, Het boek van violet en dood, blz. 31)

 

De zgn. gek onderscheidt zich daardoor van de normale mens,
dat zijn gedachtegangen te sterk subjectief zijn,
dus niet voldoende bij de objectieve wereld en haar eisen aangepast.
In de droom en in het hiernamaals vervalt dit criterium,
zodat het rijk der geesten als het bestaat,
eigenlijk een rijk is van wat wij noemen - hopelijk zalige - waanzin.
(Louis Hoyack, Gedachten en aphorismen, blz. 37)

 

Het enige verschil tussen mij en een gek is, dat ik niet gek ben.
(Salvador Dali, Mijn leven als genie, blz. 6)

Geld

Mijn ongeluk is in Holland geboren te zijn,
het land waar slechts één gezag geldt,
één geloof, één god: geld!
(Multatuli, De raadselachtige Multatuli, W.F. Hermans, blz. 5)

 

Geld moet rollen;
vooral vlug, dan stinkt het minder.
(Jan G. Elburg, toch nog een morsig schip
- opgeruimde kanttekeningen, Maatstaf mmaart 1973, blz. 769)

 

Maar misschien was het eenvoudig een oefening in zuinigheid, die zij mij oplegde voor mijn eigen welzijn.
Was dat inderdaad haar bedoeling, dan heeft haar pedagogie jammerlijk gefaald,
want zodra ik later enig geld in handen heb gekregen,
heb ik het roekeloos door deuren en vensters gesmeten.
Pedagogie is ook niet alles.
(Marnix Gijsen, Klaaglied om Agnes, blz. 7)

Gelijk

U weet dat abbé D'ailly heeft gezegd,
dan men zich minder druk maakt om gelijk te hebben,
dan om de schijn te wekken dat men gelijk heeft.
(Dr. Marc Galle, Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 2, blz. 70)

 

Zij vragen alleen maar wat de vader doet.
Als hij zegt dat vader uit is gegaan om een krant te halen
vragen ze hoe lang geleden hij wegging.
Vijf minuten geleden antwoordt hij altijd.
Dat vinden ze niet leuk.
Gelijk krijgen dat vinden ze prachtig!
Zij vinden het fijner om gelijk te krijgen dan om de waarheid te weten.
(Stig Dagerman, Het verbrande kind, blz. 48)

 

Men vergeeft iemand zijn ongelijk,
maar men vergeeft hem niet de wijze waarop hij beweert gelijk te hebben.
(Multatuli, Liefdesbrieven, blz. 161, Brieven aan Everdine, 1 Februarij 1845)

 

Men kan geen gelijk krijgen,
want wie het krijgt gevoelt het als een sneeuwbal tussen zijn vingers versmelten.
(J. Greshoff, 444 aforismen, blz. 92)

 

Ga liever die brief niet schrijven,
Met de scherpe pen van gelijk
Op geschept papier van zo is het,
Want morgen zul je hem langzaam
In repen scheuren want het brandmerk
In de rug, van gelijk, is ondragelijk.

(J.B. Charles, Waarheen daarheen (fragm.), Poëtisch akkoord, blz. 66)

 

Het gebeurt mij vaak in een redetwist,
dat mijn tegenstander onmiskenbaar gelijk heeft,
doch op een wijze welke mij het ongelijk doet verkiezen.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 173)

 

Ik wéét dat ik geen gelijk heb.
Doch het troost mij, dat de heer X, mevrouw Y of mejuffrouw Z het óók niet hebben.
En dat zij het niet kunnen hebben, omdat het lekker niet bestaat.
(J. Greshoff, Volière, blz. 170)

Geloof

In de middeleeuwen viel de denkgrens met de geloofsgrens samen.
Geloven was weten.
(Godfried Bomans, Korte berichten)

 

Geloven en weten zijn twee rails,
die evenwijdig lopen en elkaar nooit ontmoeten,
behalve bij het kind.
(Godfried Bomans, Korte berichten)

 

De zekerheid dat God bestaat noemen wij geloof.
(Wim Kan, Soms denk ik wel eens bij mezelf..., blz. 21)

 

Het was een soort geloof dat Phiny en ik allebei hadden.
Niet aan een God
- want het was duidelijk dat die al lanng de handen van ons had afgetrokken,
of gewoon maar een weddenschap met Satan verloren had.
Het was de overtuiging dat iedere daad zijn eigen gevolgen heeft.
Wanneer je de tak waar je op zit, doorzaagt,
val je naar beneden zonder dat God daar de hand in heeft.
(Marten Toonder, Het geluid van bloemen, Autobiografie 1939-1940, blz. 260)

 

Geloof is het volhouden dat de waarheid datgene is,
wat je zou willen dat het was.
(Alan Watts)

 

Bijgeloof is ieder geloof dat men niet deelt.
(Maurits Mok, Cartons voor letterkunde,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 131)

 

Theorie en praktijk
Geloof niet op gezag, meneer.
Onthou dit wel terdegen,
Geloof alleen wat ik u leer
En spreek mij nimmer tegen.
(P.A. De Genestet, In: De wereld heeft twee aangezichten,
Proza en poëzie van 1700 tot 1880, blz. 166)

 

Ik heb dat rare geloof
als een jasje uitgedaan.
Ik was nog maar veertien jaar
en voelde me begenadigd,
als was er een wonder geschied.
(Jan Eijkelboom, Gedragen kleding (3), in Willem Wilmink, Kinderen, blz. 181)

 

Als ik ooit nog in God ga geloven, en die kans zit erin
is het omdat hij de kat, de vlieg, de pad en het zeepaardje heeft geschapen.
Wat me van het geloof afhoudt, is de mens.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 134, 19-01-1978)

 

Toevallig bracht de dominee die ook ter sprake, God dus,
maar hij wist mij niet mede te slepen.
Je moest iets geloven, begreep ik,
en als je dat geloofde dan was het daardoor waar.
Ik was geen schriftgeleerde, maar ik vond die voorstelling niet juist.
Iets was waar, en daarom geloofde je het, dacht ik,
en je moest het er mede eens zijn, maar zelfs dat was niet altijd nodig.
(Gerard Reve, Het boek van violet en dood, blz. 168/169)

 

Ik heb er niets op tegen dat eenvoudige mensen zich aan het geloof overgeven.
Mensen zijn armetierig en hebben iets armetierigs nodig
om zich uit hun armetierigheid te redden.
(Gerrit Komrij, God noch gebod, HP/De Tijd, 28-02-97, blz. 46)

 

De pest van 't geloof uitteroeien,
is de plicht van ieder die 't wel meent met de Mensheid.
(Multatuli, Ideeën Tweede bundel, blz. 334, idee 528 (ged.))

 

Het maakt kortom niets uit of je gelovig dan wel ongelovig bent.
Er verandert totaal niets in je leven.
Bij gelovigen staan er wat aminozuren in de hersenen de andere kant op gericht,
waardoor ze God, Jezus en eventueel de drijvende bijl voor waar aannemen,
maar dat is dan ook het enige verschil tussen gelovigen en ongelovigen.
(Maarten 't Hart, Wie God verlaat heeft niets te vrezen, blz. 100)

 

Predik het geloof totdat je het hebt, en dan zul je het prediken omdat je het hebt!
(Friedrich Nietzsche
, Morgenrood, blz. 199, Afzijdig leven en geloven)

 

Het geloof had voor haar altijd eerder een sociale verplichting dan een innerlijke behoefte geleken.
(Koos van Zomeren, Oom Adolf, blz. 83)

 

Het op het oog zo stijve geloof van Glerum
(hij is ouderling, ook uiterlijk het volmaakte type daarvan)
is enkel façade:
'De religie is geschikt om de mensen een beetje aan banden te houden
en daarmee basta!'
(Hans Warren, Geheim dagboek 1978-1980, blz. 71/72)

 

HET GELOOF
Zwart is wit
Koud is warm
God is liefde.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 7)

 

Onze moeder geloofde in God en de koningin.
Ze kon dus nooit gelijk hebben,
maar we lieten haar geduldig uitspreken.
(Nelly Heykamp in: Ik herinner mij, blz. 87)

 

Ik heb geen bezwaar tegen het geloof, maar wel tegen de rare dingen die men mij wil laten geloven.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 51)

 

Het geloof in de dood als het volstrekte einde is ook een geloof.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 52)

 

Er bestaan geen ongelovigen.
Slechts mensen die geloven dat zij geloven en mensen die geloven dat zij niet geloven.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 52)

 

Het regent, maar ik geloof het niet
en zo blijf ik droog, ook als het giet.
Ziet, wat het geloof vermag
Op zo'n natte najaarsdag:
Geen parpalu, maar ik blijf droog,
Ik steek mijn wandelstok omhoog.

(John O'Mill, Faith, Puure piffle, blz. 44)

Geloven

De mensen geloven nooit iets wat iemand zo maar zegt,
vooral niet op 't gebied van schoonheid.
Heb een Rembrandt, niemand zal 't geloven als er niet een attest bij is van een erkend deskundige.
De mensen willen eerst attesten zien
en dan pas kunnen ze rustig hun schilderij bezien.
(Belcampo, Al zijn fantasieën, blz. 290, Het hardnekkige verlangen)

Geluk

Geluk wordt pas zichtbaar, als het voorbij is.
(Godfried Bomans, Korte berichten)

 

Geluk is een toegift op iets, wat niet als geluk wordt gekocht.
Probeer het apart te kopen en het leven stopt u iets raars in de handen.
(Godfried Bomans, Korte berichten)

 

Iedereen ontdekt vroeg of minder vroeg in zijn leven dat het volmaakte geluk onbereikbaar is,
maar weinigen staan stil bij de tegenovergestelde gedachte:
datzelfde geldt voor het volmaakte ongeluk.
(uit Primo Levi: Is dit een mens,
Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, 2 november, blz. 308)

 

"Toon me een gelukkig mens
en ik zal u duidelijk maken dat zijn geluk bestaat uit zelfingenomenheid, egoïsme, kwaadaardigheid
- of anders uit volslagen onwetendheid.."
(Graham Greene, aangehaald door Ward Ruyslinck, Het reservaat)

 

Alles wat je méér hebt dan niks
is eigenlijk al meer dan je mocht verwachten.
(Gerrit Komrij, De buitenkant, blz. 49)

 

Heerlijk, de vogeltjes van boom tot boom zien fladderen.
En dan met je sigaartje in je hoofd op een tuinbankje zitten,
hondje bij je voeten, het snorren van hommels in de verte,
een klaproos die zacht open en dicht gaat - heerlijk.
Ach, geluk is goed, hoor, maar het moet wel voorbijgaan.
(Gerrit Komrij, De buitenkant, blz. 49)

 

Geluk zit in heel kleine dingen:
Een dammer, die fijn heeft gedamd,
Of een jongetje, dat door zijn vader
Nog nooit in elkaar is geramd.
(Herman Finkers, Geluk, 1987,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefste in een doosje willen doen, blz. 451)

 

Men mag het geluk aanvaarden.
Men mag het niet op zijn duurzaamheid beproeven.
(Bertus Aafjes, De Italiaanse postkoets, blz. 29, De Franse stoelenmatters)

 

Het gedicht van Virginie doet denken aan een anekdote,
toegeschreven aan (Paul Abraham,
componist van operettes als Viktoria und ihr Husar en Di Blume von Hawaii.
Hij had als jood naar Amerika moeten vluchten en toen ze hem daar vroegen:
'Are you happy here, mister Abraham?' was het antwoord:
'Yes, I'm happy here; aber nicht glücklich.'
((Willem Wilmink, Kinderen, blz. 112)

 

(Lodewijk van Deyssel noteerde op 18 november 1938 in zijn schrijfcassette:
"Terwijl het eigenlijke geluk maar voor weinigen ervaarbaar is,
is vrolijkheid het geluk in zijn algemeen-menselijke alledaagse verschijningsvorm."
(Jacques Klöters, Omdat ik zoveel van je hou, blz. 7)

 

Wanneer onze toestand werkelijk gelukkig was,
zouden we geen verstrooiing nodig hebben om er niet aan te denken.
(Blaise Pascal, Gedachten, HP/De Tijd, 18-04-1997, blz. 51)

 

gelukkige gezinnen lijken op elkaar,
elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.
(Lev Tolstoj, Anna Karenina,
geciteerd door Willem Kuipers in ISBN van de Wereldliteratuur, blz. 140)

 

Dort wo du nicht bist, dort ist das Glück.
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 791, Dagboek van Rottumerplaat, Vrijdag 16 juli 1971)

 

Want men moet nooit te lang verwijlen
In den warmen schoot van 't geluk:
De schoonste illusies verijlen
Onder een voortdurenden druk.
(Bertus Aafjes, Reizen (fragment), De muze op reis, blz. 7)

 

'Geluk is het verlangen naar herhaling.'
Milan Kundera - De ondraaglijke lichtheid van het bestaan.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 238, 16-09-1987)

 

Omdat het de bestemming van de mens niet is om gelukkig te zijn.
van geluk wordt je geen steek wijzer.
Je leert slechts van pijn en verdriet en leed;
je komt alleen maar verder door ongeluk.
(Maarten 't Hart, De kroongetuige, blz. 30)

 

Het echte geluk bestaat hooguit in de illusies daarover.
(Erasmus, Geciteerd door A. v.d. Glind, Erasmus, Europeaan, humanist, christen, blz. 25)

 

Ik staarde haar aan, en vraagde of zij gelukkig was,
hetgeen: 'ja' ten antwoord kreeg.
Bij nader gesprek bespeurde ik dat dit 'ja' zeggen wilde:
ik krijg genoeg te eten, mijn kinderen hebben geen rood haar, bogchels of kromme beenen,
en mijn man slaat mij niet!
(Multatuli, Liefdesbrieven, blz. 9, Brieven aan Everdine, 28 september 1845)

 

Geluk hebben is groter zijn dan je bent, even.
(Kees van Kooten, Heel even god, Omnibest, blz. 179, (Koot graaft zich autobio))

 

Ik herinner me het geluk.
Het was zo groot dat het pijn deed.
(Connie Palmen, I.M., blz. 41)

 

Het geluk was niet de vrijheid van ketenen,
maar de bevrijding van ketenen.
Ketenen waren onmisbaar voor het geluk!
(Harry Mulisch, De ontdekking van de hemel, blz. 33)

 

Het individu, in zoverre het op zijn geluk uit is,
dient men geen voorschriften te geven aangaande de weg tot het geluk:
want het individuele geluk ontspringt aan eigen, eenieder onbekende wetten,
het kan met voorschriften van buitenaf slechts verhinderd, afgeremd worden.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood, blz. 81, Enige thesen)

 

Mensen die maar blijven wachten op het geluk, die wachten op iets wat nooit komt.
Geluk ligt niet voor het oprapen.
Het is niet het grote, geheime geschenk dat het leven voor iedereen in petto heeft
en ergens voor jou verborgen houdt om op het juiste moment aan jou uit te reiken,
omdat je er recht op hebt.
Niemand heeft recht op geluk.
(Connie Palmen, De vriendschap, blz. 214)

 

Er zijn dus verschillende manieren om gelukkig te zijn, dacht ik.
Misschien zijn mijn vader en moeder ook wel gelukkig. Ik weet het niet.
Ze kijken vaak heel ernstig.
Misschien heb je een vrolijk soort geluk en een ernstig soort.
(Toon Tellegen, Mijn avonturen door V. Swchwrm, blz. 62)

 

Want wie weet dat hij sterfelijk is, kan niet gelukkig zijn;
met zo'n somber vooruitzicht valt niet te leven.
Het enige dat erop zit, is om dat wat je weet af en toe te vergeten.
(Midas Dekkers, De koe en de kanarie, blz. 104)

 

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.

(J.C. Bloem, De Dapperstraat (fragm.),
Domweg gelukkig in de Dapperstraat, C.J. Aarts en M.C. van Etten, blz. 192)

 

Ik geloof wel dat er gelukkige mensen zijn.
Er is natuurlijk een reusachtig verschil tussen een gelukkig mens,
een mens die niet voelbaar gelukkig is en een ongelukkig mens.
Ik ben sóms een gelukkig mens.
Gelukkig zijn zonder meer is een absurditeit,
het is gewoon een gebrek aan problematiek.
(Bertus Aafjes, in José de Ceulaer te gast bij Nederlandse auteurs, blz. 14)

 

De gierigaard zoekt zijn geluk in den groeienden goudhoop
En het jonge meisje in een feestbal;
Allen reppen zich haastig als rustlooze motoren,
Jagen blind door het leven als in zinlooze sneeuwjacht,
Maar ik ben terzijde getreden uit den razenden wedloop
En verheug me als een lichtstraal in de' eenzamen zang van de stilte.

(Margot Vos, Meditatie (fragm.), De windharp, blz. 58)

 

Lang geleden geloofde ik dat geluk iets was wat je alleen in herinnering proefde
of hoopte in de toekomst.
(Dick Hillenius, Eilanden bestaan niet, blz. 36)

 

Soms denk ik dat geluk is het besef dat je iets ontmoet dat groter is dan je zelf,
waartegen verzet of opbieden niet mogelijk is, waaraan je je dus gewonnen moet geven,
in vroeger terminologie een vrouwelijk gevoel dus.
(Dick Hillenius, Eilanden bestaan niet, blz. 37)

 

En beter is het niet tè schoon te zijn
En niet te machtig en vooral - vooral
Niet tè gelukkig; want geluk is nauw
Der goden deel, doch menschen voegt het niet.

(Geerten Gossaert, Euphorion (fragm.), Experimenten, blz., 42)

 

Een van de vreemde dingen van deze tijd is, dat het je kwalijk wordt genomen als je je gelukkig voelt.
(C. Buddingh', En in een mum is het avond, blz. 125, 09-03-1973)

 

Het woord gelukzoeker heeft terecht een ongunstige betekenis.
Het geluk is de beloning voor hem die niet zoekt.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 42)

 

Geluk, voorzover dat bestaat,
ligt in een volkomen onafhankelijkheid van lof of blaam,
van liefde en haat, van iedere medemenselijke gemeenschap.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 105)

 

Het geluk is de vrijheid krijgen om te blijven zoeken naar het geluk.
(Hugo Raes, Trapezewerk in het luchtledige, blz. 42)

 

Hoe dun is ons geluk, hoe klein
Grabbelen we aan ons ijl terrein
Als spreeuwen aan het raamkozijn.

(Leo Vroman, Jubileum (fragm.), Tirade 242, januari 1979, blz. 25)

 

Hij voelde hoe een glimlach over zijn gezicht trok,
hij was allerminst gelukkig
maar voelde zich opgenomen in een sfeer van welbehagen.
(Cola Debrot, Mijn zuster de negerin, blz. 44)

Gemeentebestuur

'Wie zie ik daar?' zeide de Rector, de handen tegen elkaar brengend om verrassing uit te drukken.
' Meneer Bas, de gemeente-secretaris! Wel, dat is een genoegen.
Non sunt minimi qui regunt civitatem!'
(Het zijn de minsten niet, die de stad regeeren! Cicero ad Verrem. Lib.4,3,1)
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 91, Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas)

Gemoedsrust

'Wat schort er aan, amice? Ge ziet er bewolkt uit.
Kwam uw spel patience niet uit?'
(Bewogen aanhalingen, een onthullende lijst citaten uit de verhalen van Marten Toonder, blz. 37)

Genie

Menschen als mijn arme vriend wekken in den dageraad van hun leven
de gegronde verwahting dat zij alles kunnen op elk gebied;
en zij eindigen niet zelden met op elk terrein niets te zijn.
Het schijnt dat aan den genialen mensch, wil hij waarlijk slagen,
eenige gerichtheid moet gegeven zijn,
een zekere beperking, die zijn krachten als vanzelf naar een bepaald punt doet convergeeren.
Het zeldzame voorrecht alles te kunnen brengt immers het nadeel mede voor niets aanleg te hebben.
Zulk een geaardheid kan soms door het evenwicht eener uitzonderlijke wilskracht
er toe gebracht worden om zich, met verzaking van alle ander mogelijkheden, op ééne daarvan te werpen.
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 426, Slavenroman)

 

Het genie slaat altijd een generatie over. Wij hadden allen verstandige grootouders.
(Karel Jonckheere, Filter uw dag, blz. 72)

 

'Genieën zijn als onweer,' citeert hij Kierkegaard,
'zij gaan tegen de wind in, verschrikken de mensen, reinigen de lucht.'
(Jan Brokken, Het laatste oordeel, in Goed gebundeld 1987, blz. 44)

Genieten

'Het beste,' zegt Frits, 'kun je maar nergens verstand van hebben
en gewoon om je heen kijken en genieten.'
(Koos van Zomeren, De bewoonde wereld, blz. 198, Verstand, Uit: Het eeuwige leven)

 

De aarde wordt het best genoten
met onze ogen half gesloten.

(Leo Vroman, De eenvoud van beuken (fragm.),
in De 100 beste gedichten van 1997, blz. 119)

Geraamte

Het verschil tussen huizen en mensen:
een huis begint als een geraamte,
een mens eindigt als een geraamte.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 378, 3-12-1979)

Gereformeerden

Wat zijn de mensen lelijk in Zuid-Afrika. Blank en zwart.
De aardigste blanken zien er uit als een soort dubbel-gereformeerden,
van onze Veluwe of zo, boers-blozend, vriendelijk, beperkt maar eerlijk.
(Dick Hillenius, Eilanden bestaan niet, blz. 27)

 

Ach, het gereformeerde geloof heeft altijd tot uitersten geleid.
In de oorlog waren er twee soorten gereformeerden: verzetslieden en NSB'ers.
(Rijk de Gooyer, geïnterviewd door Ischa Meijer, De interviewer, blz. 76)

Geruchten

Berichten die niet voor ieders oren bestemd zijn planten zich voort via grillige golflengtes.
(Tessa de Loo, Het rookoffer, blz. 25)

Geschiedenis

en hier moeten wij met nadruk een opmerking naar voren brengen.
Het is deze:
dat in zulke tijden van rust en inwendige groei, waarin de kroniekschrijver weinig van zijn gading vindt,
juist de eigenlijke geschiedenis van het klooster ligt.
Wat er dan gebeurt, onttrekt zich aan de waarneming van de historicus en het is niet vast te leggen:
en tocht: daar gaat het om, daarin vindt het klooster zijn grond en bestaansreden.
Onenigheid en verbanning zijn tenslotte,
evenals de grote feesten,
uitzonderingen in de geschiedenis van een klooster.
Zij vormen de hoogtepunten, duidelijk waarneembaar voor de buitenstaander en uitstekend te beschrijven;
doch het werkelijke leven speelt zich af in de vruchtbare valleien daartussen,
onzichtbaar, maar van beslissende betekenis.
Het gezegde: 'Gelukkige volkeren maken geen geschiedenis'
is ook op religieuze gemeenschappen van toepassing.
zodra gij van een klooster niets hoort,
wanneer er van zijn bewoners weinig of geen ruchtbaarheid uitgaat,
weet dan dat het er goed gaat.
Weet dan, dat er alle reden is om ook het geringste, wat daar gebeurt,
nauwkeurig op te schrijven.
En de paradox is, dat er dan niets te schrijven valt.
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 584/585, Trappistenleven)

 

De geschiedenis herhaalt zich. Maar zonder ons.
(Terzijde, VN, 05-08-2000)

Gesprek

En daar stond lady Colefax met haar hoed met groene linten.
Heb ik al gezegd dat ik vorige week met haar heb geluncht.
Dat was op Derby Day en het regende en het licht was bruin en kil
en ze ratelde aan een stuk door,
ze reeg haar zinnen aaneen als de krullen uit een vlakschaaf, kunstmatig, maar onafgebroken.
(Virginia Woolf, Schrijversdagboek 1, blz. 83, 13 juni 1923)

 

Zulk een praatje was voor mij geen kleinigheid,
want ik kan eigenlijk met niemand ergens over praten.
Iets zeggen kan ik wel,
maar ik kom altijd, rechtstreeks of langs een omweg, terecht bij het Lijden en de Dood,
en vele dingen die daarmede te maken hebben.
(Gerard Reve, Het boek van violet en dood, blz. 10)

 

Ik wilde iets zeggen dat precies op de situatie paste
maar, zoals bijna altijd, zoude ik iets anders gaan zeggen
dat geheel uit triviale gemeenplaatsen bestond.
(Gerard Reve, Het boek van violet en dood, blz. 17)

 

Hij kan behoorlijk rechts uit de hoek komen.
Ik heb wel eens gedacht dat hij dat doet om zich te laten overtuigen van zijn ongelijk.
Maar dan moest hij zich niet zo hardnekkig verzetten.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, 17-01-1987, blz. 22)

 

Bij ons thuis werd alleen gepraat als het echt niet anders kon...
Wij waren meesters in het interpreteren van wenkbrauwstanden...
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, 16-02-1987, blz. 52)

 

Al te vaak zijn gespreksgroepen communicerende holle vaten.
(Alexander Pola, Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 77)

 

Als het moest kon hij wel, net als een ander, praten over niets, maar vanzelf ging dat niet.
(Gerard Reve, Het hijgend hert, blz. 12)

Gevangenis

De eerste indruk waardoor men getroffen wordt als men een gevangenis binnen gaat,
is een gevoel van duisternis en bedomptheid,
alsof het ademhalen en het zien wordt bemoeilijkt,
een weerzinwekkende weeïgheid, die zich vermengt met de sombere, naargeestige sfeer.
De gevangenis heeft haar eigen geur en haar eigen halfduister.
De lucht is er niet meer gewoon de lucht, de dag is er niet meer gewoon de dag.
IJzeren tralies hebben dus wel degelijk macht over die twee goddelijke zaken
die voor iedereen vrij zijn, licht en lucht!
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 85, september 1846)

 

Ik gaf wat geld aan die arme kereltjes,
die misschien alleen maar hier waren omdat ze nooit op school hadden gezeten.
Alles wel beschouwd is de maatschappij schuldiger tegenover hen dan zij tegenover de maatschappij.
Goed, we konden hun vragen:
'Wat heb je met onze perziken gedaan?'
Maar zij konden daarop antwoorden:
'Wat heben jullie met onze intelligentie gedaan?'
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 95, 23 september 1846)

Geweten

Ik heb het ze steeds opnieuw gezegd:
"Ook al schop je 99 mensen op 100 een geweten,
er blijft dan nog een smeerlap over en die wordt president.
En als je naar die durft schoppen, vlieg je de gevangenis in."
(Louis Paul Boon, Verscheurd jeugdportret, blz. 181)

 

Veel mensen danken hun goed geweten aan hun slecht geheugen.
(Godfried Bomans, Korte berichten)

 

Want een geweten is iets moois, maar als je 't hebt
Dan ben je wel ontzettend zwaar gehandicapt.
(Guus Vleugel, De man die zelfmoord wilde plegen, (ged.),
1972, Jacques Klöters Kick van der Veer,
Ik zou je het liefste in een doosje willen doen, blz. 94)

 

Wie tegen zijn geweten in gaat, plaveit de weg naar de hel.
(Erasmus, Geciteerd door A. v.d. Glind, Erasmus, Europeaan, humanist, christen, blz. 21)



Gezelligheid

'Ik merk het altijd weer opnieuw in mijn leven,' sprak hij,
'als het bijzonder gezellig wordt, wees dan op je hoede;
want dan is het ongeluk nabij.'
(Godfried Bomans, Werken III, blz. 199, honderd avonturen van tante Pollewop)

Gezin

Je moet ook maar niet luist'ren als de mensen zich beklagen
Over de tegenwoordige bedreiging van 't gezin,
Omdat er vrouwen zomaar om abortus durven vragen,
Dat klinkt misschoen integer, maar geloof er maar niet in.
en laat de CDA-politici dan maar beweren,
Dat het in vroeger tijd zo zedig toeging allemaal,
Dat gold alleen voor hen, die het zich konden permitteren
En geld voldoende hadden voor een dubbele moraal

Maar vast niet voor de smalle bleke meissies uit die jaren,
Die zwanger werden van hun vader toen ze dertien waren
En niks meer te vertellen hadden dan het kind te baren
Om, als het tegenzat, aan de geboorte dood te gaan.
De goeie ouwe tijd heeft nooit bestaan.
(Jan Boerstoel, De goeie ouwe tijd heeft nooit bestaan, 1977,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefst in een doosje willen doen, blz. 188)

 

Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar,
elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.
(Lev Tolstoj, Anna Karenina,
geciteerd door Willem Kuipers in ISBN van de Wereldliteratuur, blz. 140)

Gezondheid

De gezondheid is geen afwezigheid,
maar een evenwicht van potenties.
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 756, Dagboek 1957, zaterdag 11 mei)

 

Gezondheid is meer dan afwezigheid van ziekte of gebrek.
Gezondheid is een evenwicht van lichamelijk, psychisch, en sociaal welbevinden.
Wanneer dit evenwicht wordt verstoord, is er sprake van een gezondheidsverstoring
die zich kan uiten als stoornis, als beperking en eventueel als handicap.
(Regionaal indicatieorgaan zuid Oost Utrecht Oost,
Health care consultancy group b.v., september 1997)

Gidsen

Ik houd niet van gidsen. Het zijn hooghartige hoeders van de domste kudde ter wereld: toeristen.
(Freek de Jonge, Neerlands bloed, in: het beste uit rainbow, blz. 56)

Glijbanen

.., maar ik vond vroeger een glijbaan al een treurige zaak.
Moest je eerst een levensgevaarlijke trap van 40 treden opklimmen.
En dan kon je twee seconden glijden.
Vervolgens moest je weer die ellendige trap op.
(Kees Fens, Waarom ik niet tennis, blz. 82, Breuk)

God

Reeds elders maakte ik de opmerking dat in de mond der gelovers,
het woord god, gewoonlijk de plaats bekleedt van niemand of niemendal
. 'God weet het' is: niemand weet het.
'Bij God alleen is genade,hulp'enz. beduidt: er is géén hoop op hulp of genade.
'God vergeve het u!' is synoniem met: uw misdaad is ónvergeeflijk.
'Om Godswil' heeft de betekenis van gratis, enz.
Die verraderlijke taal!
(Multatuli, Ideeën, eerste bundel, idee 166 (ged.), blz. 90-91)

 

Voor velen is het Godsbegrip niets anders dan een verlenging van het Sinterklaas-geloof.
(Godfried Bomans, Korte berichten)

 

God is gestorven nadat hij nooit heeft geleefd :
het is zijn enige wonder.
(Adriaan Morriën, Het gebruik van een wandspiegel,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 132)

 

Als God alle mogelijkheden is,
kan Hij er ook níet zijn.
(J.H. Donner, Na mijn dood geschreven, blz. 317, Symbolen, 7-11-1987)

 

Voor de één heet het jenever, voor de ander heet het God
En sommigen willen beide, maar die gaan toch ook kapot.
(Jaap Koopmans, De oude man, LP: De gelaatstrek van het lied, de jaren '65-'70)

 

Je kent dat verhaal van de gravin die Nietzsche had gelezen?
'Heb je het al gehoord?' zei ze. 'God is dood.
Als het personeel er maar niet achter komt.'
(Gerrit Komrij, Niet te geloven, blz. 51)

 

Misschien was ik te zwaartillend,
maar de weinige keren dat we elkander tegenkwamen en een praatje maakten,
vond ik zijn blijmoedig vertrouwen in schepping, mens, maatschappij en God stuitend, onkuis eigenlijk,
nu ja: godslasterlijk.
Want wat wist iemand van God?
Ik niets, al had ik natuurlijk mijn ideeën over het onderwerp.
Hij scheen alles over god te weten, maar zonder ideeën: zo kan het ook.
(Gerard Reve, Het boek van violet en dood, blz. 13)

 

God bestaat niet, is door ons gefantaseerd,
maar wordt toch gehoorzaamd.
(Willem Frederik Hermans, De raadselachtige Multatuli, blz. 94, uit Minnebrieven)

 

Had God een vrouw gehad, dan zaten we hier niet;
"Wat doe je?"
"Ik stuur de kinderen weg."
"Waarom? Wat hebben ze gedaan?"
"Ze hebben een appel van de boom gegeten, terwijl ik ze nog zo had gezegd..."
"Kom kinderen, kom even zitten. Ik weet niet wat jullie hebben uitgehaald,
maar je vader is behoorlijk van streek.
En jij, jij bent toch zo machtig?
Go kill the damn snake."
(Bill Cosby, geciteerd door Frank van Dixhoorn, Zes seconden eenzaamheid, Volkskrant, 4-7-97)

 

Maria is de moeder van God.
Christus is de zoon van God.
Conclusie: Maria is de oma van Christus.
(Herman Finkers, Ich bin ein Almeloër, blz. 106, Preek Martinikerk)

 

Het leven was een stuk simpeler toen ik nog in God geloofde.
Als u het zo wilt, geloof ik nog steeds in God,
maar Hij is niet meer wat Hij geweest is.
God verdraagt het niet om van alles te betekenen
en de grote stoplap te worden in een stuk waarvan je de zinnen niet meer kunt rijmen.
En dat is Hij nu, een stoplap voor het ongerijmde.
Ik weet dat ik dat ergens niet kan maken met Hem.
Hij heeft ook zijn trots, God.
(Connie Palmen, De wetten, blz. 231)

 

Om op de jongens terug te komen: kan een goede opvoeding buiten God?
Let wel, de vraag is niet of Hij bestaat, maar of we Hem nodig hebben.
Ik voor mij geloof niet dat God uit de lucht is komen vallen.
Kennelijk is het goede in de mens zo zwak
en tegelijkertijd zo noodzakelijk dat het een krachtige defenitie behoeft.
Helaas vertoont zo'n defenitie de neiging aan zichzelf te ontstijgen
en uit te groeien tot een legitimatie voor allerlei kwaad.
Hoeveel is er niet gemoord en gestolen en gehoereerd uit naam van God
(of het vaderland of de revolutie of wat dan ook)?
Terwijl moorden en stelen en hoereren toch echt slecht is.
We moeten dus maar zo dicht mogelijk bij huis blijven en bidden dat het goed gaat.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 124, 11-05-1987)

 

Religie is fascinerend, een van de mooiste uitvindingen die de mens heeft gedaan.
Het kost me (tegenwoordig) weinig moeite dat te erkennen.
Het gevaar dat ik zal terugkeren tot God lijkt me echter miniem.
Natuurlijk, ik gebruik zijn naam, soms vrijmoedig, soms ijdel.
God is een woord uit onze taal, net als wandkleed of fietswiel,
maar dramatischer en van een grotere poëtische kracht.
Als het gaat om onbegrip of machteloosheid of ontroering, komt God vaak goed van pas.
Maar betekent dat ook dat hij, in christelijke zin, bestáát?
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 281/282, 07-10-87)

 

Als je zoveel tobt als ik, is het erg prakties als je je een God hebt aangeschaft
aan Wie je alles wat je zelf niet verwerken kunt over laat.
(Gerard Reve, Brieven aan Matroos Vosch 1975-1992, blz. 12, 5 november 1975)

 

Neen, dat zit allemaal gebakken.
Er is een God en een warenwet.
(Gerard Reve, Brieven aan Matroos Vosch 1975 - 1992, 26 mei 1981, blz. 229)

 

Arago had een favoriete anekdote.
Toen Laplace zijn mécanique céleste had gepubliceerd,
vertelde hij, werd hij door de keizer ontboden.
De keizer was razend. 'Wat is dat!' riep hij uit zodra hij Laplace zag.
'U zet het hele wereldstelsel uiteen, u beschrijft de wetten van heel de schepping,
en u noemt in uw boek niet éénmaal het bestaan van God!'
'Sire,' antwoordde Laplace, 'dat was een hypothese die ik niet nodig had.'
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 123, Dingen van de dag 1847)

 

Ik moest vechten
- met God en mensen zou ik worstelen, een ik zou overwinnen, zag ik nu.
Neen, o neen, ik mocht nimmer de hoop opgeven dat ik eenmaal datgene zou schrijven
wat geschreven moest worden, maar dat nog niemand, ooit, op schrift had gesteld:
het boek, alweer, dat alle boeken overbodig zou maken,
en na welks voltooiing geen enkele schrijver zich meer zou behoeven af te tobben,
omdat gans het mensdom, ja zelfs de gehele, thans nog in haat en angst gekluisterde natuur, verlost zou zijn.
Dan zouden de kinderen der mensen een zonsopgang zien als nimmer gezien was,
en een muziek zou klinken, ruisend als van verre,
die ik nooit gehoord had, maar toch kende.
En God Zelf zou bij mij langs komen in de gedaante van een éénjarige, muisgrijze Ezel
en voor de deur staan en aanbellen en zeggen:
'Gerard, dat boek van je - weet je dat Ik bij sommige stukken gehuild heb?'
(G.K. van het Reve, Nader tot u, blz. 112, Brief uit het huis genaamd 'Het Gras')

 

'Mijne vrienden in CHRISTUS!'
Dat wil zeggen: in 't geheel geen vrienden.
Precies als 'God weet het' beduidt: niemand weet het.
'God alleen kan helpen: 'er is geen hulp'
(Multatuli, Ideeën Tweede bundel, blz. 180, idee 454 (ged.))

 

Wie 't eerst stelt, moet het eerst bewyzen.
Dit is een gulden regel,
en de ontkenner zou met de eenvoudige betuiging van z'n ongeloof kunnen volstaan,
tot op de ogenblik dat het bestaan der dingen die hy ontkent,
aangetoond ware door hen die 't vaststellen en voortplanten.
Men kan van de atheïst niet vorderen,
dat hy 't niet bestaan van een god bewyze.
(Multatuli, Ideeën Tweede bundel, blz. 345, idee 531 (ged.))

 

Elk mens en elke tijd heeft zijn eigen God.
En in deze, zo psychologisch bepaalde historiciteit, ligt zijn ware aard.
(Ischa Meijer, geciteerd door Connie Palmen, in: I.M., blz. 238)

 

'Veel van wat de bijbel zegt over God is zelden onderwerp van prediking omdat het,
te precies geanalyseerd,
een schandaal blijkt'
(Jack Miles, geciteerd door Maarten 't Hart, Wie God verlaat heeft niets te vrezen, blz. 70)

 

Mijn tegenstanders, de aanbidders van de God van Nederland,
hebben nu eenmaal een andere God, die ik niet ken, noch wens te kennen:
de toornige, onberekenbare, maar allerminst om de tuin te leiden oude huistiran,
tegenover wie zij zich gedragen als kinderen, die zich koest houden
omdat straks, aan het eind van de dag, 'vader thuis komt'.
Ik heb al vaker gezegd, dat ik niemand dat Godsbeeld misgun,
maar erop blijf staan, desgewenst uitbeelding te geven van het mijne.
(Gerard Reve, Een eigen huis, blz. 185, Pleitrede voor het hof)

 

Ben jarenlang op zoek geweest naar god.
Heb met zeer gerenommeerde detektivebureaus
samengewerkt.

Maar als god bestaat doet
hij geweldig zijn best om dat
voor ons verborgen te houden.

(Herman van Veen, Wilminks keus II, blz. 66)

 

De vader zwygt… o God, er is geen God!
(Multatuli, Het gebed van den onwetende (fragm.) in: Voor de bijl, blz. 144)

 

Als schepper was God een genie, als manager een totale mislukking.
(Terzijde, VN, 15-05-1999)

 

Elk geloof in God is 'n zwakheid,
't is leunen op iets dat er niet is.
(Remco Campert , Luister goed naar wat ik verzwijg, blz. 39)

 

Ik vertelde dat ik een jaar theologie had gestudeerd.
'Geloof je in God?' vroeg hij meteen.
'Ik hoop Hem een keer tegen te komen.'
'Volgens mij is het net zo'n geval als dat van de Eenhoorn, dat is ook een woord dat naar iets verwijst wat niet bestaat.'
Ik lachte. 'Wie zal het zeggen? Misschien hebben ze zich wel samen verstopt.'
(Rosita Steenbeek, De laatste vrouw, blz. 153)

Godsdienst

De roeping van de mens is mens te zijn.
Daarheen moeten leiden: opvoeding, onderwijs, beroepskeuze, zedeleer, wetgeving, godsdienst.
(Multatuli, Ideeën, eerste bundel, idee 136 (ged), blz. 65)

 

In de zogenaamde godsdienst gaat het even zo.
De vromen maken 'n god, takelen die bespottelijk toe,
en als 'k dan spot met die bespottelijkheid, zeggen ze dat ik iets heiligs aantast.
(Multatuli, Ideeën, eerste bundel, idee 373(ged.), blz. 258)

 

'Lukas de Wilde, op de godsdienst.
De godsdienst is een goede zaak,
En geeft het mensdom veel vermaak.'
(Multatuli, Ideeën, eerste bundel, idee 385(ged.), blz. 281)

 

Elke Godsdienst is als ketterij begonnen.
(Alexander Pola, Mengvoer)

 

Lichtenberg schreef het tweehonderd jaar en het is nog precies zo,
alleen moeten de groepsaanduidende bijvoeglijke naamwoorden nu vaak door andere worden vervangen:
"Da sie sahen, daß sie ihm keinen katholischen Kopf aufsetzen konnten,
so schlugen sie ihm wenigstens seinen protestantischen ab."
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 182, 18-02-'78)

 

Een goed theoloog weet alles.
Daarom leert hij nooit iets.
(Henri Bruning, Roeping, nov. 1951,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 106)

 

Theoloog: iemand die alles kan bewijzen op voorwaarde dat het onzichtbaar is.
(Fons Jansen, goeden avond, dames en heren,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 125)

 

Een schim, diagonaal tot in de nokken.
Godsdienst hing zwaar tegen de hanebalken.
Zijn aderen begonnen te verkalken.
(Gerrit Achterberg, Eben Haëzer, in Willem Wilmink, Kinderen, blz. 179)

 

Ik heb altijd een hekel gehad aan georganiseerde godsdienstigheid.
Het is niet alleen de weerzin jegens de collectieve beleving van zoiets persoonlijks als religiositeit,
maar ook de holle roomsigheid waarmee ik ben opgegroeid.
Verklede mannen die lege rituelen opvoeren voor een toonloos meemummelend publiek.
Als God echt bestaat, dan woont hij in ieder geval niet hier, dacht ik als jongen,
En als het wel zo is, dan moet ik 'M niet.
Want dan is Hij de chef van die verklede mannen
die je in enge hokjes willen uithoren over slechtigheid die ze zelf bedacht hebben.
(Hans Righart, Een God van Niks, HP/De Tijd, 31-05-1996, blz. 20)

 

Zij die in de meest bespottelijke onzin geloven,
doen graag een beroep op het gezonde verstand.
(J.H. Donner, Na mijn dood geschreven, blz. 394, Euthanasie, 2-7-1988)

 

Ik dacht dat een beetje intelligent mens zich er inmiddels bij had neergelegd
godsdienst als een ziekte en afwijking te beschouwen.
(Gerrit Komrij, Niet te geloven, blz. 7)

 

Waarom dat voortdurend beroep op de eigen nederigheid
en tegelijk die arrogantie?
(Gerrit Komrij, Niet te geloven, blz. 47)

 

Op de wegen
des Heren
is het moelijk
parkeren
(Ischa Meijer, De dikke man voor altijd, blz. 222, Blijde boodschap)

 

De moraal alleen is niet voldoende voor het stichten van een godsdienst.
Er is ook een dogma nodig, een cultus.
Wat nodig is om de cultus en het dogma een grondslag te geven, zijn mysteries.
Wat nodig is om in de mysteries te doen geloven, zijn wonderen.
Doet dus wonderen.
Weest profeten, weest goden om te beginnen,
als ge kunt, en pas daarna priesters, als ge wilt.
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 8, oktober 1830)

 

Tot en met de vorige eeuw werden de aartshertoginnen van Oostenrijk
tot de huwbare leeftijd zonder enige vorm van godsdienst grootgebracht,
zodat zij gemakkelijker het geloof konden aannemen van de vorst met wie zij in het huwelijk zouden treden.
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 98, 25 november 1846)

 

Ik loer op het bezit van de ander,
maar zeg dat het me om de godsdienst gaat;
ik volg mijn haatgevoelens en verberg me achter het recht van de kerk.
(Erasmus, Geciteerd door A. v.d. Glind, Erasmus, Europeaan, humanist, christen, blz. 26)

 

Ik ben zeer liberaal op het punt van godsvereering
(let wel dat ik niet zeg godsdienst).
(Multatuli, Liefdesbrieven, blz. 127, Brieven aan Everdine, 17 December 1845)

 

We kunnen de grote wereldgodsdiensten pas weer serieus nemen
als ze de handen ineenslaan
en gezamenlijk proberen een drastische oplossing te vinden voor de overbevolking op deze planeet.
(Herman Philipse, auteur van het Atheïstisch Manifest,
Trouw, 24-12-97, Bezwaren tegen den geest der eeuw)

 

Negers mogen van de EO best negers zijn,
als ze het zwartzijn maar niet praktizeren.
(Alexander Pola, Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 62)

 

Het is nu eenmaal zo: deze door theologisch fanatisme doorwoekerde moerasdelta gonst en zwermt van godsdienst,
maar volwassen religiositeit is er nog heel ver te zoeken:
men weet in dit land, om het wat populair te zeggen, van God geen zure peren.
Ware dit wel het geval, dan zou men toch mijn vermeend vergrijp niet zwaarder doen wegen
dan dat van de Amerikaanse ruimtevaarder, die, uit de kosmos op aarde teruggekeerd,
beweert in de ruimte God te hebben ontmoet,
en die op de vraag, hoe God er dan wel uitziet, antwoordt: 'She is black.'
Niemand heeft ooit god gezien, dat is de lering van deze ontroerende anekdote,
die ons deemoedig zou moeten stemmen.
(Gerard Reve, Een eigen huis, blz. 175, Slotwoord voor de rechtbank)

 

Als de godsdienst de mensen niet verbetert,
maakt zij hen ongetwijfeld slechter dan ze zonder godsdienst zouden zijn geweest.
(Louis Hoyack, Gedachten en aphorismen, blz. 1)

 

De ketterij van gisteren is de waarheid van vandaag
en de waarheid van vandaag kan op haar beurt morgen reeds bijgeloof zijn.
(Bertus Aafjes, De sneeuw van weleer, blz. 36)

 

Wat de godsdienst betreft, God moge dood zijn, maar de godsdienst niet,
zolang de Wet van Vique niet weerlegd is, die stelt:
'Een mens zonder godsdienst, is als een vis zonder fiets.'
(W.F. Hermans, Houten leeuwen en leeuwen van goud, blz. 12, Een woordje vooraf)

"Mijn religieuze opvoeding is vroeg gestopt,
maar ik prijs me gelukkig dat ik die heb gehad,
want dat is een toegangsweg naar het onzichtbare, of als u wilt het 'innerlijke'.
Mensen die geen religieuze opvoeding hebben gehad,
of een al te kille protestantse,
zijn gesloten gebleven voor de mythische waarheden of het heilige van het alledaagse.
Het is een pluspunt voor de katholieke godsdienst en voor enkele andere,
dat zij het contact daarmee hebben bewaard."
(M. Yourcenar, Met open ogen)

Goed (en kwaad)

Jan wil weten wie goed is, Bouterse of Brunswijk.
het komt hem uiterst onwaarschijnlijk voor dat ze allebei slecht zijn.
Waar gevochten wordt moet sprake zijn van goed en kwaad
- ik geloof dat dat idee is aangeboren..
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 123, 10-05-1987)

 

Hier en daar ontstaat een situatie die de voorkeur verdient boven de voorgaande.
Soms wint het kleinste kwaad - maar wie loopt er nou warm voor het kleinste kwaad?
Je wilt niet weer een situatie met haken en ogen, je wilt het paradijs.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 231, 03-09-1987)

 

Wie zal de waarde der dingen op de juiste wijze afwegen?
Wie het goede op de ene schaal legt en het slechte op de andere, begrijpt het wezen der dingen niet.
Want wat goed is, bevat ook het slechte en wat slecht is, ook het goede.
Op de juiste wijze gewogen hangen mens en mens daarom in evenwicht.
(Johan W. Schotman, De tijger, in: Moderne Nederlandse verhalen, blz. 183)

 

Goede lieden zijn lieden die hun slechtheid met meer zorg en succes weten te verbergen dan slechte lieden.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 119)

Goedheid

De mens is alleen goed uit berekening, krankzinnigheid of lafheid.
(Willem Frederik Hermans, Hellebaarden,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 124)

 

De meeste mensen hebben alleen iets voor een ander over als ze iets over hebben.
(Alexander Pola, Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 55)

Gokverslaving

'Hoe is het met je?'
'Het gaat niet goed Youp.'
'Wat dan?'
'Ik ben gokverslaafd.'
'Dat is heel erg voor je.'
'Ja, maar ik kom er weer van af.'
'Dat schijnt niet zo makkelijk te zijn.'
'Nee, maar mij lukt het. Wedden?'
(Youp van 't Hek, Ergens in de verte, blz. 11)

Golfen

Golfen is knikkeren voor jongens die niet willen bukken.
Of, zoals mijn oude vader altijd zei: "Hoe kleiner de bal, hoe groter de kwal."
(Youp van 't Hek, Ergens in de verte, blz. 51)

Goochelaars

Deze oude truc had de goochelaar
nog van zijn betover-grootvader geleerd.
(Wim Meyles, Spelen met woorden, blz. 63)

Goudvissen

Zondag
Dat een goudvis wit kan sterven
kan je hele week bederven
(Wiel Kusters, Een beroemde drummer)

Goulash

Ik hou niet van vreemde kostjes in restaurants,
want ge weet nooit of het rot is dan wel een specialiteit.
Daarom nam ik Hongaarse goulache, want dat is gewoon Vlaamse stoverij in tomatensaus.
(Louis Paul Boon, 16 van Louis Paul Boon, blz. 31, Posthoorn)

Greenpeace

Die jongens en meisjes van Greenpeace.
Dat zijn de eerste echte evangelisten.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 355, 9-10-1979)

Grenzen

We zijn naar Ahaus gereden.
Verbazingwekkend wat een verschil een grens maakt, ook in deze tijd nog.
Koren in plaats van mais, huizen met pothoeden van leisteen,
de afstanden tussen de stadjes vier, vijf keer zo groot.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz 211, 15-08-1987)

Groei

Het leuke van groeien is dat je meer complexiteit aankunt.
Niks zo radicaal en beperkt als een puber of adolescent.
(Connie Palmen, De erfenis, blz. 27)

Grondwet

Een grondwet heeft altijd twee aspecten:
het is de oplossing van een bepaald volk in een bepaalde tijd,
en het is een blaadje papier.
Het hele geheim om de politieke vooruitgang van een natie goed te sturen,
bestaat hierin dat men de maatschapppelijke oplossing weet te onderscheiden van het blaadje papier.
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 10, 15 september 1830)

Groot(heid)

Wij willen ons groot maken,
door al wat uitsteekt neer te halen tot onze laagte.
(Willem Frederik Hermans, De raadselachtige Multatuli,
blz. 127, Een en ander naar aanleiding van J. Bosscha's Pruisen en Nederland)

Gymnasium

Maar intussen heb ik een droevige jeugd gehad.
Mislukt op school, te weten het gymnasium, wat overigens geen sportschool is.
In sport en balspel was ik trouwens ook niets waard.
Het besef van mislukt te zijn, is mij heel lang blijven achtervolgen.
Pas heel laat zag ik in, dat een academische carrière mijn ondergang zoude hebben betekend.
Ik ben niet mislukt, geloof ik, maar ontsnapt.
(Gerard Reve, Het boek van violet en dood, blz. 19)

This page hosted by
geocities.com
Get your own Free Homepage


Terug naar de eerste pagina /homepage
Citaten zoeken op trefwoord
Overzicht van trefwoorden
Citaten zoeken op auteur
Overzicht van auteurs
Overzicht van bibliografieën
Andere interessante internet-bladzijden
Schrijf in het gastenboek / Lees het gastenboek


Vanaf 17-10-1998


©2004 Mats Beek, Veenendaal

Schrijf Webmaster


1