De winter ploetert door zijn slaap. Zijn schoenen
knellen.
De koster bergt de kerststal weg in kelderslik.
Zelfs voor de lijf bij lijf gekropen bedgezellen
rest slechts de waakvlam van een binnenwaartse blik. (Okke Jager,
Januari in Zell am See, Meulenhoffs Dagkalender Nederlandse poëzie
1993, 5 januari)
Rookt u alweer? Of houdt u het nog dapper vol?
En, zeg eens, heeft u nou uw moeder al gebeld?
Steeds in gesprek? Dat is een argument dat telt...
Oh, hoe bevalt het leven zonder alcohol?
Enfin... Nog éénenvijftig weekjes
wachten maar,
dan krijgen wij opnieuw de kans met Oudejaar. (Jan Boerstoel,
Goede voornemens in Meulenhoffs Dagkalender Nederlandse Poëzie,
13 januari)
Jehovah's
Getuigen
Er waren twee mannen aan de deur met Gods koninkrijk.
Ik heb maar niet gezegd dat ik republikein ben.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 45)
Jenever
Ik drink het zelf niet, maar verbruik een fles jenever
per jaar
om mijn hond en poezen te verlossen van deze weerzinwekkendste
aller schepselen.
Met behulp van een in de bols gedrenkte tissue
de teek lichtjes rillend tussen duim en wijsvinger nemen
en met een venijnig rukje uit de huid van het huisdier trekken.
(Kees van Kooten,
Levensnevel, blz. 10/11)
Jeugd
Wie nog jeugd heeft, heeft nog toekomst.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1967-1972, blz. 202)
Jeugd: dat gedeelte van de samenleving
dat nog geen tijd heeft gehad zijn ongelijk te bewijzen.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1967-1972, blz. 307)
Gelijk hebben is het voorrecht
van de jeugd,
Gelijk krijgen is de troost van de ouderdom.
(Alexander Pola,
Woorddansen)
Jeugd is een bedrieglijke aangelegenheid.
in je jeugd lijkt het leven een tam dier dat zich aan je voeten
uitstrekt
en genoeg heeft aan wat armzalige strelingen om jou voor eeuwig
trouw te blijven.
(Connie Palmen,
De wetten, blz. 25)
Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst,
zegt men.
Het zou eerlijker zijn die toekomst aan de jeugd te geven.
(Alexander Pola,
Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 72)
De jongeman is de redacteur van
mijn Amerikaanse uitgever, George Braziller,
en vanaf het moment dat ik hem zie staan,
vraag ik me af waarover ik het in godsnaam met hem moet hebben
tijdens de rit naar Manhattan.
Het is me van meet af aan duidelijk dat ik het gesprek moet leiden,
omdat deze jongen nog niks ergers heeft meegemaakt dan zijn jeugd,
maar dat hij daar voorlopig nog niets over te melden heeft,
want die duurt levendig voort tot op de dag van vandaag.
(Connie Palmen, I.M., blz.
209/210)
Oh come grato occore
Nel tempo giovanil, quando ancor lungo
La speme e breve ha la memoria il corso,
Hoe aangenaam toch is ons,
Wanneer wij nog jong zijn en onze verwachting
Nog lang te gaan heeft en 't geheugen kort is,
(Giacomo Leopardi, Alla luna
(fragm.), Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren,
blz. 212/213, vertaling: Peter
Verstegen)
Wie naar zijn jeugd terugverlangt,
heeft geen slecht leven maar een slecht geheugen.
(Midas Dekkers,
De koe en de kanarie, blz. 157)
Jeugd zou een ideale toestand
zijn,
indien zij wat later in ons leven kwam.
(Asquith, geciteerd door Simon Carmiggelt, Allemaal
onzin, blz. 103)
Hoe lang duurt de jeugd van een
mens? De mijne duurde ongewoon lang.
Omdat het ongewoon lang duurde voor ik volwassen was.
Wanneer kan men zijn eigen jeugd als beëindigd beschouwen?
Ik denk op dat moment waarop men bewust het eigen leven boetseren
gaat.
(Bertus Aafjes, De sneeuw van
weleer, blz. 119)
Wij leven 't heerlikst in
ons vèrst verleden:
de rand van het domein van ons geheugen,
de leugen van de kindertijd, de leugen
van wat wij zouden doen en nimmer deden.
(E. du Perron, Het kind dat
wij waren (fragm.),
in: Hand in hand in hand, samenst. Ernst van Altena, blz. 64)
Jeugd heeft een groot talent
dat bij het volwassen worden verloren gaat;
soepelheid, speelsheid, aanpassingsvermogen.
(Midas Dekkers, Mens annex
dier, blz. 17)
De jeugd leeft van verlangen
en stelt zich een ouderdom voor,
oneindig rijker en wijzer dan die welke de ouders hem toonden.
De ouderdom leeft van herdenking
en verbeeldt zich dat zijn jeugd oneindig schoner en heftiger
was
dan die, welke zijn kinderen hem tonen.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 46)
De verheerlijkers van de jeugd zijn lieden die dol
zijn op rupsen en geen oog voor vlinders hebben.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 170)
En ten slotte acht ik de verafgoding
van de jeugd een bedenkelijk, ja, verachtelijk verschijnsel.
Men moet om mens te worden, zo het ons gegeven is ooit die staat
te bereiken,
het kind in ons met wortel en tak uitroeien.
Het kind is wreed, arglistig, zelfzuchtig, wellustig, beperkt
en leeft alleen in het heden.
Opvoeding, zelfopvoeding, is dus het zich bewust en doeltreffend
ontworstelen
aan alle verschrikkingen, onherroepelijk met het kind-zijn verbonden.
Alle hrote misdadigers waren kinderen tot de galg.
(J. Greshoff, Volière,
blz. 164)
Jezus
Die Jezus begon met visscherlui!
't Is waar, zonder Constantijn hadden we nooit van hem gehoord.
(Multatuli, Liefdesbrieven,
blz. 235, Brieven aan Mimi, 20 Maart 1863)
'Zouden die twaalf vissers geen vader of moeder hebben
gehad,
die hun verbood mee te gaan met den vreemde man?'
vraagde ik mijzelf met bitterheid.
(Multatuli, Liefdesbrieven,
blz. 268, Brieven aan Mimi, 27 Julij 1863)
Joggen
De jogger is ongeveer zo groot als een mens.
Hij loopt ook op twee poten, maar dan héél anders.
De drang tot overleven die elke soort kenmerkt
heeft bij de jogger namelijk een bizarre vorm aangenomen.
Op de hielen gezeten door de angst
probeert de jogger op een sukkeldrafje de dood voor te blijven.
Ondertussen ziet hij ruimschoots kans andere bosgebruikers
door plotseling opduiken vanachter boom en struik de stuipen op
het lijf te jagen.
(Midas Dekkers, Mens annex
dier, blz. 64)
Journalisten
Argus haalde de schouders op.
Als goed krantenman had hij geleerd dat het niet geeft wat men
schrijft,
zolang men maar schrijft.
(Bewogen aanhalingen, een onthullende lijst citaten uit de verhalen
van Marten Toonder, blz. 16)
Persvrijheid: de vrijheid om overal nieuws uit te persen.
(Marc Callewaert, Waarom
al die moeite?,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz.
106)
Drukfout
Toen God het niet meer wist
schiep Hij de journalist (Lévi
Weemoedt, Van harte beterschap, blz. 125)
Journalisten: de goeie hebben geen leven
en de slechten hebben geen werk.
(Wim Kan, De dagboeken van Wim
Kan 1968 - 1983, 05-10-1971, blz. 75)
Joviaal
De Dikke Man kromp even ineen,
De Joviale Figuur - van dat soort had je nogal wat te Amsterdam-Centrum;
mannen van over de veertig, die een op niets maar dan ook niets
gestoelde geestdrift
als een hopeloos vrolijke luchtballon permanent met zich meevoeren,
aan een uiterst iel draadje zelfvertrouwen.
(Ischa Meijer, De dikke man
voor altijd, blz. 13/14, Eierprikker)
Jubileum
Kroonjaar
Leeg en gehuldigd
kwam hij thuis,
vermenigvuldigd
tot een muis. (A. Roland
Holst, Hier ligt Poot Hij is dood, blz. 121)
Talloze mensen boden de jubilaris een cadeau aan.
Hij stond bekend als iemand die van aanpakken wist.
(Wim Meyles, Spelen met woorden,
blz. 59)
Juni
Nieuw: Houtskoolsaus! (geeft uw voorgegrilde vlees
die unieke 'buitensmaak')
(Koot & Bie, Het groot bescheurboek,
blz. 261, 1983)
't Is juni, en de vijver in't plantsoen
Ademt over het gras zijn blauwe droomen.
De jonge twijgen huivren in de boomen,
Water en hemel zijn van weerschijn groen. (M. Nijhoff,
Het tuinfeest, Meulenhoffs dagkalender 1993, 14 juni)
This page hosted by geocities.com
Get your own Free Homepage