Of zo'n Johma-salade, die tot juni 2004 goed blijft.
Daar krijg je enorme jeuk van.
Het heet dan ook krabsalade.
(Youp van 't Hek,
Scherven, blz. 37)
Satire
Vervloekt, dat verontwaardiging en droefheid zo vaak
zich moeten kleden in 't lappenpak van de satire!
Vervloekt dat een traan, om begrepen te worden, moet verzeld gaan
van gegrijns!
(Multatuli,
Max Havelaar, blz. 202)
Schaamte
Eigenlijk moest hij (van der Hucht) zich schamen,
maar na alles wat ik nu van hem gezien heb,
geloof ik niet dat hij zich met schaamte veel ophoudt.
(Multatuli,
Liefdesbrieven, blz. 184, Brieven aan Everdine, 1 April 1846)
Schaatsen
Mijn zoon was zeven jaar; zijn schaatsen
waren veel te groot. wij zagen vissen en
een kikker onder ijs, suisden langs riet,
langs elf verzonnen steden, aten bevroren
chocola en zaten op de wal. Wij vonden
in het veen een potscherf. Heel de wereld
lag helder en droog aan onze voeten.
(Anna Enquist, Winterdag,
Een nieuw afscheid, blz.42)
En vrienden zeilen schaterend voorbij.
Het is in hartje winter volop mei.
We schaatsen op een vloer van porselein.
(Gerrit Komrij, In dit ondermaanse
(fragm.), in: Rook zonder vuur, blz. 19)
Schelden maskeert, op zeer doorzichtige wijze, een
tekort
en schiet, als uiting in doeltreffendheid ook zelf tekort.
Het 'doet niet zeer',
terwijl het er juist op gericht is te striemen, te kwetsen, te
bezeren.
(A. Marja, Voor de bijl (inleiding),
blz. 5)
Schemering
En toen ik eindlijk opzag uit mijn dromen
Stond aan de woudzoom dier geheimenis,
Hoog voor het diepe donker van de bomen,
Uw vreemde zuster die de Schemering is. (A. Roland
Holst, V (fragm.), De belijdenis van de stilte, blz.236)
Schenken
De inwoners van Veenendaal waren in mei 1940 een week
lang geëvacueerd naar Ammerstol.
Ze schonken hun gastheren kerkramen.
De inwoners van Wageningen waren het laatste oorlogshalfjaar geëvacueerd
naar Veenendaal.
Toen de Wageningse cafés weer opengingen, stond daar:
AAN VEENENDALERS WORDT NIET GESCHONKEN.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 10)
Schepen
Dit zijn charterschepen, ze zeilen met gezelschappen.
Daarbij is het opmerkelijke van de Verwisseling dat ze door vrouwen
gevaren wordt
en uitsluitend vrouwen aan boord neemt.
dus dan zeggen andere schippers: een schip vol scheuren,
je snapt niet dat het blijft drijven.
(Koos van Zomeren,
De bewoonde wereld, blz. 19/20, Stoomcursus Engelsmanplaat)
Een schip is als een vrouw,
men leert het eerst kennen met de tijd, in stormen en tegenspoed.
(Bertus Aafjes,
ik ga naar amerika, blz. 48)
Schepen zijn schelpen voor
het schaaldier mens,
Water verdraagt ons wel, maar node.
(Van der Graft, z.t. (fragm.),
De 100 beste gedichten van 2001, blz. 59)
Schepping
Al wat leeft is geschapen
Al wat groeit heeft een zin
Maar een schepping als Jan van der Hoeve
Daar zie ik het nut niet van in
Daar zij licht dat kan ik nog volgen
Want het was donker in het begin
Maar daar zij Jan van der Hoeve
Dat gaat er bij mij niet in
En als de wereld opnieuw wordt geschapen
Als alles dan nog eens over gaat
Als Jan van der Hoeve er dan weer is
Dan zeg ik dat God niet bestaat (Liselore
Gerritsen, Jan van der Hoeve, 1973,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefst in een doosje willen doen, blz. 286)
en je hoort bij de wereld,
het universum verdunt je.
Na God schept je misschien een lijnbus
En wil men weten wat dit voorstelt,
Vrouw en ouders op de hoogte brengen. (Rob Schouten,
Blokje om (fragm.), De 100 beste gedichten van 1996, blz. 103)
"Na God schept je misschien
een lijnbus", heet het in 'Blokje om',
en de ironie van de dubbelzinnigheid is hier om meer dan één
reden op zijn plaats,
want 'scheppen' staat voor creëren èn vernietigen.
(Jaap Goedegebuure
over Rob Schoutens bundel
"Bij bewustzijn"
in HP/De Tijd, 12-04-96, blz. 70)
Of God de mensch schiep, staat
te bezien.
Dat de mensch God schiep, staat vast.
(A. Roland Holst, Kort,
blz. 12)
Een radiotoestel of een blikopener
zijn dingen die niet zomaar bestaan,
iemand moet ze gemaakt hebben.
Zo is het ook met citroenen, sinasappels en tomaten:
iemand moet ze gemaakt hebben.
Bij een voorijstijdelijke produktie zijn ze in elkaar gezet,
en wel zo goed, dat ze zichzelf bleven voortplanten.
De fraaie bloemen die we bij veel vruchten aantreffen waren natuurlijk
bedoeld als reclame.
(Raoul Chapkis, Zes
dagen onbedachtzaamheid kan maken dat men eeuwig schreit, blz.
11)
Scheren
De zich in proza uitdrukkende dichter Hans van Straten
schreef eens
- ik meen in De omgevallen boekenkast --
dat hij een hekel aan het scheermes had;
hij schoor zich liever elektrisch,
want dan hoefde hij niet in de spiegel te kijken.
(Hans Heesen,
Vanmorgen keek ik in de spiegel, voorwoord, blz. 5)
In de scheerspiegel
De man die ik heb ingezeept
zit lelijk met mij opgescheept. (Simon
Carmiggelt, Vanmorgen keek ik in de spiegel, Zelfportretten
van Nederlandse dichters, blz. 23)
Schijn
Schijn bedriegt niet. Integendeel, alles
ontkiemt en bloeit door schijn.
Alleen maneschijn bedriegt een beetje.
(Kadé Bruin,
Uitsmijters van scharreleieren, blz. 10)
Schiedam
Schiedam is de bron van de zeer oude jenever,
de stad is als een geweldige drankscheutige zeug
en haar tepels zijn de havenkroegjes.
(Bertus Aafjes,
ik ga naar amerika, blz. 11)
Schikken
'Nee. Ik kan niet tegen deze hitte.
Ik laat het over me komen. Ik schik me erin.'
'Naar het weer moet men zich schikken, net als naar de mensen,'
zei Royer-Collard.
'Dat is de kern van de zaak, dat men zich weet te schikken.'
'Als je dat niet kon,' ging Royer-Collard verder, 'zou je van
woede doodgaan.'
(Victor Hugo,
Zelf gezien, blz. 8, 16 juni 1843)
Schilderen
'Als je dit kon schilderen,' zegt Soof verlangend.
'Waarom?' fluister ik. 'Het is mooi. Waarom zou je het schilderen?
het is er al.'
(Lydia Rood, Een mond vol dons,
blz. 86)
Schilderijen
Goede schilderijen, ook al noemt men ze landschap of
stilleven, zijn immer zelfportretten.
(J. Greshoff,
Nachtschade, blz. 62)
Schildpadden
Schildpadden leven niet lang, ze gaan langzaam dood.
(Midas Dekkers, De koe en
de kanarie, blz. 155)
Schoonheid
Schoonheid is niet wezenlijk,
Zij vergaat heel snel.
Blijvend is de lelijkheid,
dus onderhoud haar wel. (Hans Dorrestijn,
De lelijkheid, Mooi van lelijkheid,
gezongen door Adèle Bloemendaal, Adèle's keus)
Ik wist niet dat dit alles
was zo mooi. (Herman Gorter,
Mei, blz. 60)
Het is een straf als je
zo mooi moet zijn als ik.
De hele dag staan ze te fluiten van de steigers.
Als er gebeld wordt, zijn het altijd enge hijgers.
En aan de deur staat meestal ook een viezerik.
Ik kom alleen maar mensen tegen met een tic.
Het is een straf als je zo mooi moet zijn als ik.
(Ted van Lieshout, het is
een straf (fragm.), Het is een straf als je zo mooi moet zijn
als ik, blz. 9)
'Ik wil aantonen,' zei ze
ferm, 'dat schoonheid niet meer dan schijn is.
De natuur creëert haar alleen om haar weer te vernietigen.'
(Tessa de Loo, Isabelle, blz.
29)
De schoonheid van mijn vader
was een heel andere schoonheid dan die van mijn moeder.
De meeste schoonheid van mijn moeder lag in het boenen en schrobben.
Later begreep ik dat dit de schoonheid van vertraagd sterven is.
Dus geen schoonheid is.
(Boudewijn Büch,
De Bocht van Berkhey, blz. 91/92)
Schoonmakers
Toen ze 65 werd
legde de schoonmaakster het dweiltje er bij neer.
(Wim Meyles,
Stof genoeg, blz. 38, Spelen met spreekwoorden)
Schouders
Er ging een schouder door de laan.
Daar zaten rug noch armen aan.
Hij had geen mond om mee te praten,
Geen buik of borst of ledematen.
En ieder die de schouder zag,
Zei medelijdend: 'Goedendag.'
(Daan Zonderland, Redeloze
Rijmen en alle andere verzen, blz. 17, (fragm.))
Schrijfmachines
Machine, die het lied bevat,
Dat aan mijn vingers moet ontvallen
Kleine piano van mijn ziel
(Gerrit Achterberg, in
Wilminks Keus II, blz. 19)
Schrijven
Er zijn weinig boeken waaruit men niet leren kan hoe
men niet schrijven moet.
(Multatuli,
Ideeën, eerste bundel, idee 58, blz. 20)
Ik had wat meer recht op wat
lof over mijn zwijgen.
Ik zeg dit in volle ernst.
In veel geschrijf is veel dwaasheid.
't Is lichter honderd boekdelen te vullen
dan de aandoeningen die honderd boekdelen vullen zouden,
te bewaren tot het juiste ogenblik.
(Multatuli,
Over vrije arbeid, in De wereld heeft twee aangezichten, blz.
152)
Schrijven is vooral:
iets zo uitdrukken dat het memorabel wordt
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 235, 21-04-1978)
Schrijven is zoiets als gewichtheffen.
Ik heb van gewichtheffen weinig sjoege,
maar je ziet weleens zo'n mannetjesputter op de tv,
een tenenwippend en handenwringend gedrocht, vol haat en angst,
gefixeerd op het dode gewicht
dat als het wordt aangevat de spieren scheurt en de bloedvaten
doet barsten.
Dat gewichtheffen als sport wordt beschouwd bevalt me aan deze
vergelijking het best.
Je doet het jezelf aan
En als er een inzinking is om moed te verzamelen voor de volgende
krachtsinspanning
doe je jezelf een inzinking aan.
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, blz. 89, Het tweelingboek)
't Zal mij makkelijker vallen
dan schrijverij voor vreemde mensen
die mij huren voor 1/280 cent per bladzijde per dag,
en daarvoor 't regt koopen te zeggen dat 't beroerd is wat ik
schrijf
of erger nog dat het zoo 'bijzonder mooi' is,
en dat ik zoo'n slecht mensch ben.
Onlangs zei me een dominé (Roorda van Eysinga uit Zeeland)
dat-i den Max Havelaar 'met zooveel genoegen had gelezen.'
'Dan ben je een ellendige kerel,' zei ik.
En daar blijf ik bij, schoon ik in een kwade bui was toen ik 't
zei.
(Multatuli,
liefdebrieven, blz. 224, brieven aan Mimi, 20 maart 1863)
Hoe doe-je om 'n werk te schrijven
van 37 deelen?
Wel, je begint met één letter.
(Multatuli,
Liefdesbrieven, blz. 235, Brieven aan Mimi, 20 Maart 1863)
Over 't geheel is schrijven
voor publiek iets indécents.
Gij zoudt uw knie, uw enkel zelfs bedekken voor 'n voorbijganger,
en ik geef m'n ziel te koop 't is infaam!
Schrijven is ontucht; want of men schrijft wat men meent en gevoelt,
en dan is die intimiteit te fijn voor vreemden,
of men schrijft anders dan men gevoelt,
en 't wordt een laffe flauwe kunstmakerij,
als van een gemeene meid die voor geld zich in lokkend postuur
stelt of glimlacht.
Maar 't publiek is zoo gewoon aan gekochte, en dus nagemaakte,
aandoeningen,
dat het er niets van begrijpt als iemand zich geeft zooals hij
is:
De Venus wordt voor vreemd aangezien omdat ze niet gekleed is
door 'n modiste, enz.
(Multatuli,
Liefdesbrieven, blz. 270, Brieven aan Mimi, 29 Julij 1863)
Nog hoor ik hem (Piet Paaltjens)
zeggen
- 't was in het Gangetje naast Hoogensttraten -:
"de gestalten, die mijn muze schiep,
zijn louter tot menschelijke gedaanten gestremde onregelmatigheden
in mijn spijsvertering."
(Piet Paaltjens,
Snikken en grimlachjes, blz. 11, Levensschets, F.H.)
Als je het opschrijft, staat
het meteen op papier ook.
(G.K. van het Reve,
Nader tot u, blz. 86, Brief in de nacht geschreven)
Notaris van Dalen zat op
zijn kantoor als een spin in zijn web
en spon lange draden van inkt op een vel papier.
(Belcampo,
Al zijn fantasieën, blz. 101, Het olografisch testament)
Schrijven komt voort uit
zwijgen, angst, verlegenheid
en uit een misschien wel bovenmatige ontwikkelde afkeer van onechtheid,
vooral de eigen onechtheid.
Fictie komt voort uit het verlangen naar de waarheid.
(Connie Palmen,
I.M., blz. 30)
Schrijven voor kinderen is
moeilijker dan schrijven voor volwassenen
kinderen hebben niet de concentratie van volwassenen
en als je ze niet vanaf de eerste bladzijde weet te boeien,
zullen ze weglopen en tv gaan kijken of iets anders doen.
Ze lezen alleen maar voor hun plezier; je moet hun aandacht vasthouden.
(Roald Dahl, geciteerd in: Chris
Powling, Roald Dahl, een biografie, blz. 65/66)
En het boek natuurlijk.
Dat is als een berg houthakken, fijn als het klaar is.
Het is ook een beetje opruimen. Dit bij dit en dit bij dat.
Schrijven heeft ook iets met orde scheppen te maken.
(Hugo Claus, in: H.U. Jesserun
d'Oliveira, Scheppen riep hij gaat van Au!, blz. 129)
The only thing a writer has
to do, is to keep his bum on a chair.
(P.J. Woodhouse, geciteerd
in Vrij Nederland, 09-10-1999)
Wie schrijft die blijft
graag hangen in cafés
(Hugo Matthysen, titel van
gedicht, Reisgenoten op dit narrenschip, blz. 41)
Als ik zeg dat ik aan de
schrijverij ben, klinkt het als een ziekte
en misschien is het dat ook wel.
(Robert Vernooy, 100 gezichten
op een houding, geciteerd in HP/De Tijd, 22-09-2000)
Schrijvers
Je hebt hoe-schrijvers en wat-schrijvers.
Bij hoe-schrijvers gaat het vooral om de stijl
- je hoeft het verhaal niet eens na te kunnen vertellen.
Voor hen ben ik het meest geporteerd.
Ik ben allergisch voor kromme zinnen.
Ik hou van een kale stijl.
F.B. Hotz vind ik bijvoorbeeld geweldig.
En A. Alberts.
(Peter van Straaten,
Gesloten boek, HP/De Tijd, 15-11-1996, blz. 87)
Wat me benauwt: dit land
zit vol werklozen, daklozen, verslaafden, misdadigers en AIDS-lijders
- en ik ken er niet één vvan.
Terwijl ik toch echt vind dat een schrijver met beide benen in
zijn tijd moet staan.
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, 16-01-1987, blz. 21)
Een schrijver heeft zelden
bekwaamheid genoeg,
om zich te verplaatsen op de laagte zyner lezers.
(Multatuli,
Ideeën van Multatuli, Tweede bundel, blz. 74, idee 451 (fragm.))
Veel schrijvers hebben niets
te zeggen maar ze zeggen het zo slecht.
(Karel Jonckheere, Filter
uw dag, blz. 12)
Zo hebben mijn kinderen mij
altijd een groot schrijver gevonden
omdat ik de schrijfmachine heel hard kan laten ratelen
en keurig nette stapels kan maken van de papieren die uit de machine
komen.
De lust van het ambacht zit hem in het doen, niet in het produkt.
En dat bezig zijn maakt een nobele indruk op al wie het ziet of
hoort
of (bij een boer die aan het gieren is) ruikt.
(Willem Wilmink, In de keuken
van de muze, blz. 54/55)
De schrijver vermomt zich
zo nu en dan:
als familievader, als feestganger, als maatschappelijk wezen,
als statsburger, als keurige buur,
maar achter ieder schijnbeeld is en blijft hij uitsluitend schrijver.
(J. Greshoff, Volière,
blz. 166)
Schuld(gevoel)
Het voordeel van een schuldgevoel is
dat men nooit gaat proberen zijn onschuld te bewijzen,
wat zeer tijdrovend kan zijn.
(Gerard Reve,
Het boek van violet en dood, blz. 31)
En wie krijgt
er dan de schuld
Die debiele homofiele joodse neger met een bult
(Kabaret Ivo de Wijs)
Sentiment
'Ik krijg nu last van uw proletarisch sentiment,
maar dat sentiment dat bewonder ik.'
(Troelstra
in 1913 tegen congres, geciteerd in Willem Drees,
Wethouder van Nederland, blz. 31, John
Jansen v. Galen en Herman
Vuijsje)
September
'For it's a long, long way
From May to December,
And the days grow short,
When you reach September' Het eerste coupletje uit 'September Song'
(muziek nog van Kurt Weill, gezongen door Sarah Vaughan:..)
(C. Buddingh', Dagboeknotities
1977-1985, blz. 40/41, 26-09-1977)
Aldus getooid begaf ik mij
naar het schoolgebouw.
Ieder kent die gevoelens van den eersten September;
het is droefheid, vreugde, verwachting, vrees, een eigenaardige
beklemdheid.
Het nieuwe beangstigt en trekt aan.
Ge weet het niet meer, ge kent U zelve niet.
plotseling komt het groote verlangen over U klein te zijn
en in de zon te spelen op het grint, zooals vroeger,
met geen andere zorgen dan witte steentjes op een hoopje te leggen.
(Godfried Bomans,
Werken 1, Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas, blz. 93)
Vreemde, grootse dagen zijn
het in september,
ze beginnen kil, ze eindigen warm,
alsof zo'n dag zijn eigen jeugd en afkomst verloochent.
(Maarten 't Hart,
De kroongetuige, blz. 95)
September voert de geur
van appelstroop
En heeft de klank van ongedane vragen. (Guillaume van
der Graft, Nazomer (fragm.), Meulenhoffs dagkalender Nederlandse
poëzie 1994, 9 september)
Nog is het geen herfst.
De weemoed kan wachten.
Hij kent ons vanouds. Hij zal het verstaan.
En eenzaam in een oud nest gaan vernachten.
Wij hebben recht op een zachter vergaan. (Karel
Jonckheere, Oude snaar (fragm.), Meulenhoffs dagkalender Nederlandse
poëzie 1994, 12 september)
September, en het wordt al
koud.
De tuinman heeft de grasvelden gemaaid,
het gras kleurt onnatuurlijk groen in het strijklicht van de ondergaande
zon.
(Hans Warren, Geheim dagboek
1977-1978, blz. 98, 16-09-1977)
Serieus
Ik word zo serieus genomen door allerlei mensen.
Daar moet ik toch eens wat aan gaan doen.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 292, 17-7-1978)
Sex
Ik ben geen homo, ik ben ook geen hetero.
Ik ben een Hubo: ik doe het zelf.
(Youp van 't Hek,
Makkelijk praten, blz. 118, uit Verlopen en verlaten)
Hij was niet het soort jongen dat
onmiddellijk de brute lust van het bloed opriep,
maar hij 'mocht er zijn' ,
waarmede ik bedoel dat men beter met hem onder de dekens kon liggen
dan met een hoge koorts.
(Gerard Reve,
Het boek van violet en dood, blz. 12/13)
Seks is het enige menselijk bedrijf
waarbij professionals lager worden aangeslagen dan amateurs.
(Midas Dekkers, De koe en
de kanarie, blz. 48, De reageermuis)
Orgieën bestaan dan ook niet.
Wij zijn er niet op gebouwd.
Zelfs niet op de liefde.
Ook de meest hartstochtelijke minnaar wordt op een gegeven moment
op de verkeerde plaatsen stijf.
(Midas Dekkers, Mens annex
dier, blz. 30)
Wat ook heel vreemd is, vind ik,
is dat zoveel mensen seksueel plezier beschouwen als het mooiste,
leukste, verrukkelijkste wat deze wereld te bieden heeft,
terwijl het al moeilijk is om je precies te herinneren
hoe het orgasme van de vorige dag zich voltrok.
(Maarten 't Hart in: Ik herinner
mij, blz. 66)
Het gaat met die sextechniekboeken
als met kookboeken,
je leest er enthousiast in,
maar na die ene keer inktvis met knoflook,
val je vanzelf weer terug in de boterhammenworstroutine.
(Simon Carmiggelt, gecitieerd
door Renate Rubinstein, Mijn beter ik, blz. 13)
Shit
Wanneer het even tegenzit
gebruikt men vaak het woordje 'shit',
dat hierdoor - zeg ik nu maar kort -
van uit - tot tussenwerpsel wordt.
(Theo van de Leur, DichtErbij)
Sigaretten
'Dank u wel. Ik rook alleen sigaretten.'
'Ach ja, dat vergeet ik telkens.
Nu goed, rook dan maar uw doodkistspijkers.'
(Remarque,
De boog der sterken, blz. 129)
Sinterklaas
'Pas op je gaat in de zak'
Vreemd, dat het meerijden op een wit paard naar Spanje,
beschut door de wind in een linnen omhulsel en omringd door lekkernijen,
als dreigement bedoeld is.
(Godfried Bomans,
Korte berichten)
Sinterklaas is een feest
dat wordt gevierd in het hele Dietse taalgebied.
Volgens het Oera Linda Boek wordt hiermee het feit gevierd dat
het alfabet hier is uitgevonden.
Daarom geven we elkaar letters met Sinterklaas.
Daarom zongen wij ooit: "Strooi dan wat letters"
wat weer verbasterde tot "Strooi dan wat lekkers".
En Nicolaas dan? Die verklaring staat ook in het Oera Linda Boek,
Nicolaas komt van Niklaas en dat betekent gewoon 'en-ik-lees'.
Niklaas: 'en-ik-lees',
kijk maar naar het grote boek dat hij altijd bij zich heeft.
(Willem Hietbrink
/ Ronald Lagendijk, Kwispelen
met taal, blz. 154)
Voor hij de huiskamer binnen
durfde,
gaf Sinterklaas zich, op het toilet,
nog even snel een shot; dwars door zijn tabberd heen.
(Koot & Bie,
Bescheurkalender)
De oude vrijster bleef hardnekkig
in Sinterklaas geloven,
omdat zij zich niet de kans wilde laten ontnemen
één keer per jaar bij een man op schoot te kruipen.
(Koot & Bie,
Het groot bescheurboek, blz. 41, 1976)
Zeeland [groente-affaire]
- Overal in Zeeland zijn gisteren bankeetbakkers gearresteerd
die misbruik hebben gemaakt van de hoge aardappelprijzen
door de overvloedige regenval van dit najaar.
De bakkers verkochten nu sinterklaas nadert aardappels vervaardigd
uit marsepein.
Ze waren niet te onderscheiden van de echte.
De politie van Goes spreekt van 'ronduit meesterlijke vervalsingen'.
De bakkers verkochten de namaakaardappelen
ver onder de prijs van de normale Zeeuwse klei-aardappel.
(Hans Dorrestijn,
Dorrestijns Pers Agenstschap, blz. 62)
Ino Bos, de zoon van de
fietsenmaker aan de Bussumse Stationsweg,
vertelde mij dat Sinterklaas niet bestond en ik geloofde hem niet.
Ik kwam thuis, vertelde aan mijn moeder wat Ino gezegd had
en zij zei dat ik maar eens even rustig moest gaan zitten.
Toen vertelde ze dat Ino gelijk had. Sinterklaas bestaat niet.
Woedend was ik.
Vol kokende tranen verdween ik naar mijn kamer.
Al die jaren was ik dus belazerd, bedot, bedonderd en bedrogen
en dat nog wel door mijn eigen ouders, broers en zusjes.
Schoften waren het.
Maar mijn moeder had gelijk.
Ik was inmiddels twintig en het was mooi geweest.
(Youp van 't Hek,
Ik Schreeuwlelijk, Ino Bos, blz. 40)
Vroeger wist je van je kinderen
dat het Sinterklaas werd,
nu van de folders.
(Terzijde,
VN, 16-11-96)
'Ik was met mijn dochtertjes
naar de intocht van Sinterklaas,'
vervolgde De Baas Van Het Koffiehuis, verdrietig.
'En wat zagen we voorbijkomen?
Alleen maar reclameborden van allerlei sponsors.
Dat is toch geen ponum voor die kleintjes.
De Sponsors Van Sinterklaas - mijn hemel - wat een armoe.
En het aller-, allerergste vind ik nog dat ze het snoep vergeten
waren.
Daar stond ik met die meiden van mij.
Geen pepernoot te bekennen.
Dan schaam je je toch rot als ouder zijnde.'
En hij boog het hoofd als een schuldige.
'Het verschuift allemaal naar Kerstmis,' zei hij, een beetje schor.
'Want wij weten ons geen raad meer met al die weelde.
Daar moet kennelijk een grote scheut godsdienst bij
- pas dán schijnen we er enigsziins van te mogen genieten.
Sinterklaas is zo goed als dood.
Alleen zijn sponsors leven nog.'
(Ischa Meijer,
De Dikke Man voor altijd, blz. 62, Leegte)
't Was vyf december
ST. NIKOLAAS!
De moeder strooide zoetigheid,
en zorgde dat de 'kleintjes' niet zagen waar al dat lekkers van-daan
kwam,
om de pret van 't grabbelen te verhogen
- naar ze meende - door 't prikkelen vaan de nieuwsgierigheid.
De moeder meende 't goed.
Maar ze had ongelyk in haar veronderstelling,
dat de kinderen zich zouden bezighouden met onderzoek
naar de wyze waarop SINT-NIKOLAAS suikergoed kon werpen door de
muren,
die dik waren, of door 't venster, dat gesloten was.
Want kinderen houden meer van ulevellen dan van wetenschap.
(Multatuli,
Ideeën Tweede bundel, blz. 196, idee455 (ged.))
Het verbaasde me niet,
als mijn moeder mijn schoen zette,
dat het paard van Sinterklaas behalve een wortel ook graag een
spekbokking lustte.
Net als mijn vader.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 40)
Trippel, trappel, trip:
't is de Horse van Sinterklaasje.
Of bent u nooit high genoeg geweest om op de hoogte te zijn gekomen.
(Jan G. Elburg, toch nog een
morsig schip
- opgeruimde kanttekeningen, Maatstaf mmaart 1973)
De najaarslucht is van
gehinnik zwanger:
Daar komt de Sint weer in zijn soepgewaad.
Zijn lange baard wordt alle jaren langer,
Die sleept vandaag of morgen over straat.
Want geen van zijn dienstwillige consorten
Verstout zich het gevaarte in te korten,
Behalve als de schimmel er op staat.
(Simon Knepper, Sinterklaasversje,
De geur van Zeeuwse meisjes, blz. 18)
Een vriend van mij, die
als kind hoorde dat Sinterklaas niet bestond,
concludeerde dat datzelfde dan natuurlijk gold voor God.
' Nee,' haastten zijn ouders zich hem op het hart te binden,
'God bestaat wél. Sinterklaas is verzonnen, maar God is
echt.'
Tot hun ontsteltenis was hij daar niet meer van te overtuigen.
(Pauline Slot, Tegenpool, blz.
111)
Slaapliedjes
Mammie, laat me slapen
en zing niet steeds dat lied.
De meeste moeders zingen mooi
maar mammie, mammie niet.
(Hans Dorrestijn,
Slaapliedje, Ik geef je niet voor een kaperschip , blz. 19)
Slagers
Waarom fluiten slagersjongens
steeds zo'n hoog en vals refrein?
Het is hoog omdat zij jongens,
vals omdat zij slagers zijn.
(Eric van der Steen, in Midas
Dekkers, De koe en de kanarie, blz. 106)
Slakken
Naar een slak kun je alleen kijken.
Als het pas geregend heeft, komen ze uit hun huisje.
Maar anders blijven ze het liefst binnen.
Dan ga je op je knieën liggen.
vlak bij de opening van het huisje, en zingt: 'Slak, slak, kom
eens uit je huisje!'
Eerst komt er niets, en kun je wel een half uur zingen;
want een slak is een langzaam dier.
En dan eindelijk dan komt ze.
Langzaam, oh zoo langzaam,
en naar alle kanten in den blinde rond tastend, glijdt zij den
drempel over;
Soms gaat een van de horentjes op haar hoofd al een eindje omhoog
staan,
nu 't een, dan 't andere.
En eindelijk rolt zij ze beide in volle lengte omhoog:
zij loopen spits toe, met op het eind een bolletje.
Dat is haar oog. Daar kijkt zij nu mee.
Je denkt: zou ze me zien?
Je zwaait met je arm, je steekt je tong uit,
je kijkt dreigend met groote oogen; maar dat ziet ze blijkbaar
niet.
Maar nu moet je eens - al is het nog zo voorzichtig -
met den top van je vinger op een van de horentjes tikken... rts!
snel rolt zij haar oog naar binnen;
het ander blijft staan, besluiteloos rondzwaaiend.
Daar geef je ook een tikje op: weg is 't.
En daar komen ze al weer terug! Wat een heerlijkheid!
Maar je moet 't niet te veel doen,
Want dan pakt zij haar oogen kwaad in en gaat zelf ook naar binnen.
Een slak loopt niet. Een slak kruipt ook niet, als een rups.
Een slak glijdt, gestadig aan voorwaarts,
zonder dat zij pooten heeft, geheel vanzelf.
Van achter loopt zij in een puntje uit.
En achter dat puntje laat zij een zilveren streep achte.
om den weg later weer terug te vinden.
Men moet medelijden hebben met een slak.
Nooit eens hollen, nooit eens krijgertje spelen!
Want hoe wil je krijgertje spelen,
as je in een heel uur van hier tot aan den bloempot komt?
En altijd dat zware huis op je rug
Je bent eigenlijk nooit eens echt buiten;
en je kunt ook nooit eens bij een ander logeeren.
Ik ben blij dat ik een jongetje ben.
(Godfried Bomans,
Werken 1, Memoires van Pieter Bas: Kinderjaren, blz. 21)
Ik lag in mijn tuintje en
sliep,
toen kwam er een engel, die riep:
'Neem me niet kwalijk, dat ik U stoor,
maar d'r kruipt 'n tuinslak in Uw oor.'
(John O'Mill, Noonday dreams,
Puure piffle, blz. 38)
Slangen
Een slang baart altijd een slang.
(Bertus Aafjes,
Morgen bloeien de abrikozen, Een slang baart altijd een slang,
blz. 80)
Slapen
Gut ist der Schlaf, der Tod ist besser - freilich
Das beste wäre, nie geboren sein.
Slapen is goed, dood zijn is beter - maar
Het beste is toch nooit geboren worden.
(Heinrich Heine, Morphine (fragm.),
vert. Peter Verstegen,
Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren, blz. 26/27)
Slavernij
De afschaffing van de slavernij werd in Guadeloupe
plechtig afgekondigd.
... Op het moment dat de gouverneur de gelijkheid afkondigde
van het blanke ras, het gekleurde ras en het zwarte ras,
bevonden zich op het podium slechts drie mannen,
die samen om zo te zeggen de drie rassen vertegenwoordigden:
een blanke, de gouverneur;
een mulat die de parasol boven zijn hoofd hield;
en een neger die zijn hoed voor hem droeg.
(Victor Hugo,
Zelf gezien, blz. 176, 19 mei 1848)
Sleutels
Als hij 's avonds thuiskwam,
floot hij buiten op straat altijd een wijsje op zijn huissleutel.
Dan rende mijn moeder naar de voordeur om die voor hem open te
doen.
Da's wel een heel bijzondere manier om je huissleutel te gebruiken
om de voordeur open te krijgen.
(Maarten 't Hart,
Het woeden der gehele wereld, blz. 145)
Slijten
Slijt is iets van vroeger, tegenwoordig gaat alles
kapot.
(Terzijde, VN 15-08-1998,
blz. 16)
Slordigheid
Slordigheid heeft met grenzen te maken.
Nette mensen eerbiedigen grenzen, bewaken grenzen;
slordige mensen zien de grenzen niet altijd.
Het is duidelijk dat ik mijn heil wat betreft synthesen verwacht
van slordige mensen.
Slordigheid leidt al of niet gedwongen tot creativiteit,
en creativiteit - het opvreten van wat vreemd is en omzetten tot
wat eigen is -
is de metafoor voor leven.
(Dick Hillenius, Eilanden
bestaan niet, blz. 72)
Sluwheid
Sluwheid: het substituut voor hersenen in een dwaas.
(Ambrose Bierce,
The Devil's Dictionary, 1911,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz.
48)
Smaak
Over smaak valt niet te twisten.
Er wordt dan ook over niets zo getwist als over smaak.
Ieder gaat voor zijn eigen smaak op de degen,
want vrijwel een ieder vereenzelvigt zijn smaak met zijn ganse
persoonlijkheid.
Gij bewondert iets van harte.
Maar hoe kunt gij zoiets mooi vinden! roept uw nabuur uit.
En onmiddellijk trekt ge de degen.
Niet om het voorwerp van uw bewondering te verdedigen maar om
uzelf te verdedigen.
Gij zijt uitgedaagd tot een duel, een ouderwets duel, met dodelijke
wapens.
Alleen is het geen lijfelijk duel maar een geestelijk duel
en de geest van de tegenstander valt nu eenmaal niet te doden.
moe van het duel zoekt ge een compromis en zegt:
Ik heb gelijk, gij hebt gelijk,
de kat heeft gelijk en de keukenmeid heeft gelijk,
want over smaak valt niet te twisten.
Zulks zegt ge nadat ge uren over smaak getwist hebt
en ge u alleen nog maar ongekwetst uit het strijdperk kunt terugtrekken
door ook uw tegenstander ongekwetst te laten heengaan.
(Bertus Aafjes,
De Italiaanse postkoets, blz. 88,
Othello in de thermen van Garacalla)
Sneeuw
Een dun laagje poedersneeuw bedekte de kale boomkruinen
langs de weg.
Het leek of God de wereld nog maar net had geschapen
en erover dubde of het wel goed gelukt was.
'Te wit,' hoorde ik Hem mompelen, 'het is te wit',
en Zijn Zoon zei: 'Dat wit kan weg, Vader, dat laten we gewoon
smelten.'
'Jij hebt altijd goede ideeën, jongen,' zei de Vader.
(Maarten 't Hart,
Het woeden der gehele wereld, blz. 243)
De grond is wit, de nevel
wit,
De wolken, waar nog sneeuw in zit,
Zijn wit, dat zacht vergrijzelt.
Het fijngetakt geboomte zit
Met witten rijp beijzeld. (Jacqueline
E. van der Waals, winterstilte (fragm.),
Ons poëtisch Nederland, blz. 81)
Alleen als de sneeuwvlokken uren
en uren achtereen zwijgend waren neergezegen,
zodat de twijgen bogen onder het aangroeiende dons,
liep Johannes graag in de violette schemering van het sneeuwbeschaduwd
bos.
Dat was stilte, maar geen dood.
En het was bijna schoner dan zomergroen,
als het blinkend wit der gekruiste takjes tegen de helderblauwe
hemel afstak,
of als een te zwaar beladen struik het sneeuwloof van zich af
liet glijden,
zodat het, tot een schitterend wolkje verstuivend, daalde.
(Frederik van Eeden, De kleine
Johannes, blz. 61)
Te wit alles, vindt de kraai.
Hij krast
bits tegen de kerstkaart die hem omringt.
Of zelfs geen kaart: leegte waarop zijn zwart
nu nog een stip is, maar begin
van schrift wordt bij de eerste vleugelslag.
(Willem van Toorn, In wit 4
(fragm.), De aardse republiek, blz. 12)
Deze nacht was de bol weer
omgekeerd,
zodat het traag ging sneeuwen in het donker.
Als op de kast bij oma, waar hij stond in
de mooie kamer, als geheim beheerd.
(Willem van Toorn, In wit 5
(fragm.), De aardse republiek, blz. 13)
Vroeger viel de sneeuw anders
dan vandaag.
Vandaag is sneeuw meestal iets hinderlijks. Een sneeuwpak is een
lastpak.
Nauwelijks ligt de sneeuwen deken of men gaat hem te lijf met
sneeuwruimers en dooimachines,
ploegt hem om tot een nare, grauwe slinkende brij.
Vroeger viel de sneeuw in volle aandacht,
grote vlokken daalden als plukken uit de wollige pels van een
poolbeer,
de witte vederen uit een zwanevleugel.
De eerste sneeuw die liggen bleef genoot een bijna religieuze
aandacht.
Ze was drager en symbool van het kerstfeest, van het snel verouderende
jaar,
van sproken, van hoge verwachtingen maar ook van diepe angst en
vrezen.
Ze was een onmisbaar ingrediënt in ons hopen en geloven,
in onze dromen en verwachtingen.
Vandaag beklaagt men zich nog slechts over de sneeuw.
(Bertus Aafjes, De sneeuw van
weleer, blz. 130)
Zwanedons, duivedons, dons
van de meeuwen:
Ziet het eens sneeuwen, eens sneeuwen, eens sneeuwen!
Bove' in de wolken, wat scheren, wat leven!
Daar zit de sneeuwwitte wever te weven.
(Margot Vos, De sneeuwwitte wever
(fragm.), De windharp, blz. 66)
sneeuw maakt op mij weinig
indruk
dat doen de vogels
kraaiepoten in de sneeuw
(Jan de Zanger, Signalen (fragm.),
kraaiepoten, blz. 49)
De sneeuw heeft onze voetstappen
niet nodig.
Ze verdwijnen vanzelf weer, en weldra is er niemand die er nog
naar zoekt.
(Koos van Zomeren, Sneeuw
van Hem, blz. 27)
Chioon, Grieks voor sneeuw.
Chionofiel, iemand die midden in de zomer langs de Veluwezoom
wandelt en denkt:
wat zal het hier mooi zijn als er sneeuw ligt.
(Koos van Zomeren, Sneeuw
van Hem, blz. 29)
En de sneeuw viel neder lijk
kersebloesem
En de wegen werden wit;
En de stilte nam als een blanke vogel
D'aarde in bezit.
(Margot Vos, Sneeuw (fragm.),
Intermezzo, blz. 35)
Van de winter
Krijg je een cadeautje.
Wat zeg ik?
Je krijgt een pak!
Op een morgen,
Helemaal onverwacht,
Valt het zacht
Koud op je dak.
(Bas Rompa, Cadeautje (fragm.),
Binnenste buiten, blz. 28)
Snurken
Het onverklaarbare van snurken is:
hoe kan iemand slapen met zóveel gedonder aan zijn hoofd?
(Eric van der Steen , Alfabêtises
, blz. 34)
Socialisme
Kort na God is ook het socialisme overleden.
(J.J.
v. Galen, Willem Drees Wethouder van Nederland, Vooraf, blz.
10)
Er is het socialisme dat
een eind maak aan armoede,
onwetendheid, prostitutie, belastingwetten, een wrekende justitie,
ongelijkheid die in tegenspraak is met het recht of met de natuur,
alle knellende banden, van het onontbindbare huwelijk tot de onherroepelijke
straf.
Dát socialisme vernietigt de samenleving niet;
het geeft haar een ander gezicht.
(Victor Hugo,
Zelf gezien, blz. 207/208, 1848)
Het socialisme is een reactionaire
middenstandspartij geworden.
(Rudy Kousbroek, Mit brennender
Sorge (uit Podium 1954!), in Voor de bijl, blz. 13)
Sociologen
Van sociologen zegt men dat ze dingen onderzoeken die
iedereen al weet
en het dan zo formuleren dat niemand het meer begrijpt.
(Anil Ramdas,
grote geesten, Volkskrant, 17-05-1997)
Soldaten
Want het looden-soldaten-spel bezit deze eigenaardigheid
dat het afgeloopen is op het oogenblik, dat het eigenlijk beginnen
moet.
als het excerceeren, het opstellen en het paradeeren voorbij is
en het gevecht een aanvang behoort te nemen,
is de aardigheid er af.
Ik heb later opgemerkt dat dit ook bij de andere soldaten het
geval is.
(Godfried Bomans,
Werken I, blz. 59, Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas)
In de oorlog heeft men dikke,
goed gevoede soldaten nodig,
met een maximum aan lef en een minimum aan hersens.
(Erasmus,
Geciteerd door A. v.d. Glind, Erasmus, Europeaan, humanist, christen,
blz. 12)
Helaas stroomt er bij de meeste
soldaten meer heldenbloed UIT dan IN de aderen.
(Alexander Pola,
Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 20)
Want, zoals Frederik de Grote
al wist,
'een soldaat moet banger zijn voor zijn eigen officieren dan voor
de vijand.'
(Midas Dekkers, De baviaan
en andere beesten, blz. 80, De legerhond)
Solidariteit
,in veel gezinnen evenaarde de kindersterfte die in
een nest koolmezen.
In dit licht krijgt solidariteit inderdaad een bijna dierlijke
betekenis,
en met dierlijke is uiteraard niets negatiefs bedoeld, niet in
dít boek.
Wie bereid is iedereen te helpen,
kan als het tij keert aanspraak maken op ieders hulp.
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, blz. 299/300, Bieten en modder)
Sorry
wat een lelijk woord, sorry, lijkt op smurrie, ik beloof
je het niet meer te gebruiken.
(Wim de Bie,
De liefste van de buis, blz. 104)
Sparen
Zoals de meeste middenstanders van haar tijd geloofde
mijn moeder in het sparen
en in de soliditeit van staatsfondsen.
Dat geld door toedoen van de staat aan koopkracht kon inboeten,
was haar onbekend.
IJverig droeg zij haar spaarpenningen naar de staatskas en met
verbazing vernam zij jaren nadien,
dat zij haar spaargeld even goed in het water had kunnen werpen
of, zoals zij zelf, in een zeldzame bevlieging van scepticisme,
zei:
'In een offerblok der parochiekerk had kunnen steken,
want dan kon het nog iets opbrengen, hier of hiernamaals'.
(Marnix Gijsen, Klaaglied om
Agnes, blz. 7/8)
Specialisten
Als de dood een mens niet te pakken kan krijgen,
stuurt hij een specialist.
(Cor de Back,
Kentering, aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974,
blz. 105)
Het is een eigenaardig
verschijnsel
- wellicht voortspruitende uit een soorrt van traagheid die de
moeite van 't zelf oordelen schuwt -
hoe licht men vertrouwen schenkt aan personen
die zich den schijn weten te geven van meerdere kennis,
zodra slechts die kennis kan geput wezen uit bronnen die niet
voor ieder toegankelijk zijn.
De oorzaak ligt misschien hierin,
dat de eigenliefde minder gekwetst wordt door 't erkennen van
zodanig overwicht,
dan 't geval wezen zou wanneer men van dezelfde hulpmiddelen had
kunnen gebruik maken,
waardoor iets als wedijver ontstaan zou.
Het valt den Volksvertegenwoordiger gemakkelijker zijn gevoelen
op te geven,
zodra 't bestreden wordt door iemand die geacht kan worden een
juister oordeel te vellen dan het zijne,
wanneer slechts zulke veronderstelde meerdere juistheid
niet behoeft te worden toegeschreven aan persoonlijke meerderheid
- waarvan de erkenning moeilijker valleen zou -
doch alleen aan de bijzondere omstandigheden waarin zodanige tegenstander
verkeerd heeft.
(Multatuli,
Max Havelaar, blz. 208/209)
The specialist
has his function,
but, to him, we are merely banal examples of
what he knows all about
De specialist heeft zijn functie,
maar voor hem zijn wij enkel banale voorbeelden van wat hij
allemaal weet.
(Wystan Hugh Auden, Lines to
Dr. Walter Birk on his retiring from general practice (fragm.),
vertaling Peter Verstegen,
in Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren, 122/123)
Spelen
Als jongens met elkaar spelen gaat het om winnen of
verliezen.
Bij de meisjes gaat het erom, wie het beste kan veinzen.
(Connie Palmen,
De vriendschap, blz. 27)
Spelling
bij het spelle hoeve de mense geen n-ne meer te gebruike,
behalve midde in pannenkoeke.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 83)
De spellingveranderaars prutsen
aan symptomen en niet aan oorzaken.
Het zijn visverkopers die denken dat mensen meer geld betalen
voor zalm dan voor kabeljauw,
omdat zalm een rode kleur heeft, en die daarom de kabeljauw in
rode inkt leggen.
Ze verwerven hun aanhang met bedrog.
(W.F. Hermans, Houten leeuwen
en leeuwen van goud, blz. 163, Kabeljauw in rode inkt)
Deel uit te maken van een taalgebied,
een cultuur, waar de dollemannen zoveel in te brengen hebben,
dat ze erin slagen om de vijftien jaar nieuwe dolle denkbeelden
door te drijven,
geeft te denken en deze gedachten zijn niet van de vrolijkste
aard.
(W.F. Hermans, Houten leeuwen
en leeuwen van goud, blz. 129, De spelling van verspilling)
Spiegel
Spiegeltje, spiegeltje...
hoe ik mijn haar ook kam, bij kaars- of neon-licht:
wat er ontstaat is nooit een eigentijds gezicht. (Lévi
Weemoedt, Van harte beterschap, blz. 38)
Spijsvertering
Voltaire schreef dat het lot van een natie dikwijls
heeft afgehangen
van de goede of slechte spijsvertering van haar eerste minister.
(Dr. Marc Galle,
Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 2, blz. 168)
Sport
Bij een volleybalwedstrijd heeft het weinig zin
de bal in de ploeg te houden.
(Koot & Bie,
Bescheurkalender)
Proletariërs aller landen,
verlenigt u.
(Marc de Bie,
Sport en bondig, 1973, aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch
bestek 1944-1974, blz. 107)
Van mijn moeder mocht ik niet
slaan of schoppen.
Boksen, voetbal, handbal en mandjebal vielen dus af.
Hockey gaat nog wel omdat schoppen bij die tak van sport verboden
is,
maar het gaat te snel.
Je kunt dat gemene balletje nauwelijks zien en het vliegt toch
harder dan een mens kan lopen,
dus wat heeft het voor nut er achter aan te hollen.
Daarbij wisselt het doel na de rust,
en daar heb ik ernstige ethische bezwaren tegen.
(J.P. Guépin,
Vara TV-magazine, 28-2-1996)
Toen men Winston
Churchill vroeg
hoe hij na een leven vol spanningen, alcohol en dikke sigaren
zo oud had kunnen worden,
luidde zijn antwoord eenvoudigweg: "No sports."
(Willem Wilmink,
Column 'Een goede conditie'
in Bonus (blad van Oostnederland zorgverzekeraar) febr.96, blz.
8)
De concurrentie wordt steeds
feller
En de trainer wordt een kweller
Maar de Heere is mijn troef
En de rondjes gaan al sneller
Maar de Heer is mijn propeller
Ja, de Heere is mijn schroef
Om lauweren te oogsten
Zink ik neder in gebed...
En de Hand des Allerhoogsten
Geeft mij net
Die extra zet (Jaap Bakker,
De Hand des Allerhoogsten, 1988,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefst in een doosje willen doen, blz. 250)
Nederland begint lelijk in de
gaten te lopen de laatste tijd.
Op het gebied van het georganiseerd voordringen, de sport, kunnen
wij nauwelijks mee
en ook op het gebied van de cultuur is het huilen met de pet op.
(J.H. Donner,
Na mijn dood geschreven, blz. 187, Nederland, 4-10-1986)
Windsurfen, mountainbiken, skateboarden,
hockey -
je kunt geen afwijking bedenken of er wordt wel een 'sport' omheen
gebouwd.
Achteruitzwemmen zal net zo moeilijk zijn als achteruithardlopen
en de vlinderslag laat zich natuurlijk makkelijk met zaklopen
vergelijken,
maar op de Olympische spelen hoort het allemaal niet thuis.
Net zomin als sporten die van een jury afhankelijk zijn
of sporters die zich voor de prestatie van hun paard laten belonen.
Natuurlijk is een vijfvoudige salto op de turnmat mooi om te zien,
net als een op muziek huppelend paard,
maar daar is het circus voor.
en om gratie en perfecte lichaamsbeheersing te bewonderen,
kun je een kaartje voor een balletvoorstelling kopen.
(Raymond
de Vries, Zaklopen in Atlanta, HP/De Tijd, 09-08-1996, blz.
10)
en daar zijn er heel wat
onder die aandacht voor sport beschouwen
als een modderig begin van cultuur bij onderontwikkelden.
(Kees Fens, Waarom ik niet tennis,
blz. 14, Sportief)
Sport wordt beoefend op grond
van misverstanden die al meer dan een eeuw oud zijn,
afkomstig zijn uit de betere kringen
en in wat vulgaire vorm over de hele wereld zijn verspreid.
Het is allemaal begonnen op de Engelse kostscholen,
waar jongens wier vaders niet werkten,
een zo goed mogelijke vorming kregen om later ook niet te hoeven
werken.
(Kees Fens, Waarom ik niet tennis,
blz. 17, Erfenis)
Elk jaar loopt een half miljoen
sporters letsel op.
Dat gehobbel in zo'n onsmakelijk pak, dat kan toch ook niet goed
zijn, dat ziet een kind.
Kijk naar de chimpansees, die hebben genoeg aan de beweging die
ze krijgen bij het voedselzoeken.
De rest van hun tijd zitten ze op hun krent, uren lang, lui en
gezond.
(Midas Dekkers, Mens annex
dier, blz. 64)
Sport diende, meende hij, om
de leegheid van geest te verdoezelen en te compenseren,
en om de aangeboren mannelijke agressie die anders zou ontaarden
in oorlog af te reageren.
Hij haatte het mannelijkheidsvertoon, het patriottisme, de heldenverering,
het gespeculeer, de valse verbroedering die de sport schiep.
(Tessa de Loo, Isabelle, blz.
11)
Ik heb altijd een afkeer gehad
van hen die prat gaan op hun lichamelijke verrichtingen.
Bicepsblaffers en bedsteebluffers zijn verachtelijk.
Bovendien geloof ik hun verhalen niet.
De ervaring heeft mij geleerd dat praten altijd dient er vervanging
van doen.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 39)
Spreekwoorden
Jong gemanipuleerd, oud gedaan....
(Alexander Pola,
Mengvoer)
Wat gij niet wilt, dat
u geschiedt,
vindt een ander vaak juist heerlijk.
(Alexander Pola,
Mengvoer)
Na regen komt er weer
een bui.
(Alexander Pola,
Mengvoer)
Als ik een hooiberg zie,
heb ik altijd zin om er een speld in te gooien.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 248, 10-05-'78)
Een gegeven paard, dat
men niet in de bek mag kijken,
kan men maar beter niet ontvangen.
(Henk Kooijman,
Overdenkingen van een polderzwerver, aangehaald in Gerd de Ley,
Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 128)
Beter keer op keer de
mond gebrand
dan een heel leven lang alleen maar hard geblazen.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 201, 21-03-1978)
kind, spreekwoorden zeggen
zelden waarheid
maar als ze dat doen zijn ze altijd omkeerbaar.
Je kunt ook zeggen: kleren maken de man niet
of kleren maken de vrouw of kleren breken de man af,
't is allemaal goed.
Trouwens alles wat er gezegd wordt
is altijd het antwoord op iemand die het omgekeerde gezegd heeft
en waarom zou die geen gelijk hebben!'
(Belcampo,
Al zijn fantasieën, blz. 259, De dingen de baas)
Ja, de taal van Wessels
kleine vaderland aan de zee was zeer rijk aan woorden, zegswijzen
en rijmpjes
die nood en dood en alles wat misging op passende wijze bezongen.
(Gerard Reve, Het hijgend hert,
blz. 22)
Spreken
Guizot en Dufaure verstonden inderdaad beiden,
hoe verschillend en hoe ongelijkwaardig ze ook waren,
de zeldzame kunst als staatsman te spreken, een groot spreker
te zijn,
weinig benijdenswaardige eigenschap voor een oprecht gemoed,
maar misschien wel de nuttigste van alle;
een kunst die hierin bestaat
dat men kwesties ingewikkeld weet te maken door een serie ophelderingen.
Ze leggen de dingen zo goed uit dat men er niets meer van begrijpt.
Ze hebben een helderheid die alles versluiert.
Ze zijn zo duidelijk, zo scherpzinnig dat men elk ogenblik uitroept:
"volkomen waar! Volkomen terecht! Volkomen helder!"
Ze laten hun licht over iets schijnen,
en als ze hun licht goed hebben laten schijnen tast iedereen in
het duister.
Een zeldzame eigenschap, ik herhaal het, en een trieste,
maar noodzakelijke in parlementen,
want die logge massa's laten zich veeleer leiden door de duisternis
die men er verspreidt
dan door het inzicht dat men hen verschaft.
Wilt ge een volksvertegenwoordiger in de hand houden?
Lieg nergens over, bedrieg niemand,
dat is grof; maak alles verwarrend ingewikkeld.
(Victor Hugo,
Zelf gezien, blz. 202, 26 december 1848)
Vivien is een van de mensen
die slechts de helft zeggen van wat ze denken,
en slechts voor de helft overnemen wat anderen denken,
die nooit helemaal vóór iets zijn en nooit helemaal
tégen,
die ongeveer gelijkelijk bestaan uit ja en uit nee.
Dat zijn de mensen die slagen.
Door filosofen worden zij wijs verklaard; door politici gematigd
genoemd;
door denkers middelmatig gevonden.
Welnu, zijn dat niet juist de drie voorwaarden voor geluk:
wijsheid, gematigdheid, middelmatigheid?
(Victor Hugo,
Zelf gezien, blz. 204, Politieke portretten 1848)
Het gebruik van de traditionele
Nederlandse zin,
beginnend met een hoofdletter en eindigend in een punt, was hem
ten enen male vreemd.
In de duisternis van zijn gemompel
scharrelde hij als een mol van het ene woord naar het andere.
(Koos van Zomeren,
Het requiem van Verdamme, blz. 5)
Wanneer men een jaar lang zwijgt,
verleert men het zwetsen en leert het spreken.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood,
blz. 204, Een sprekersschool)
Toen bij de rondvraag na een
vergadering
één van zijn kennissen wat heel lang van stof was,
zei Holst na afloop:
'Zijn spreken in het openbaar is voor mij een bewijs dat de eeuwigheid
een begin heeft.'
(Clara Eggink over A.
Roland Holst, in: Jeroen Brouwers, Zachtjes knetteren de letteren,
blz. 96)
Sprookjes
Wat ik nog altijd eens een keer schrijven wil:
een bundel sprookjes.
Ik had er, zo'n twintig jaar geleden, toen ik het ook al wilde,
een aardige titel voor: Prinsessen zijn ook meisjes.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 267, 06-06-'78)
Laten we zacht zijn voor elkander kind
- wat zou er van sneeuwwitje geworden zzijn zonder toevallig passerende
necrofiel?
(Jan-Willem Overeem,
Kentering, okt. 1974,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz.
134)
Staat
Er is geen individu die niet zou worden gehouden voor
misdadig,
indien hij zich veroorloofde wat de staat zich veroorlooft.
(Multatuli,
Ideeën, eerste bundel, idee 326(ged.), blz. 227)
Staatshoofden
Nixon sprak de mannen op de maan toe.
Een historisch moment voor Nixon.
Staatshoofden zijn altijd op hun best als ze in de ruimte lullen.
(Wim Kan, De dagboeken
van Wim Kan 1968 - 1983, 22-06-1969, blz. 30)
Stad (en land)
Hoewel hij aan de stad het land had
Bewoonde hij een fluttig flatje
In het drukke hart van Hollands randstad
Ter wille van een vaste baan (Jules de Corte,
Het feest dat nooit gevierd werd (ged.),
1963, Jacques Klöters Kick van der Veer,
Ik zou je het liefste in een doosje willen doen, blz.77)
De stad kun je leren, het platteland
moet je leven.
Na enkele maanden heeft een jongemann van buiten alles door, wat
de stad te bieden heeft.
Maar het duurt jaren voor iemand uit de stad zich heeft ingeleefd
op het platteland.
En dan moet hij nog van goede wille zijn, anders blijft hij eeuwig
een buitenstaander.
(Aar van de Werfhorst, geïnterviewd
door Clare Lennart, Op schrijversvoeten
door Nederland, blz. 40)
Staken
Bij een staking van de PTT
hoeft er niet gepost te worden.
(Wim Meyles,
Spelen met woorden, blz. 102)
Standpunt
Geen standpunt is ook een standpunt.
(Wim Kan, Soms
denk ik wel eens bij mezelf..., blz. 16)
Dat is een standpunt,
een weinig steekhoudend standpunt,
maar een standpunt.
(J.H. Donner,
Na mijn dood geschreven, blz. 276,
Het probleem van het kanariepietje, 18-7-1987)
Statistieken
Een statisticus waadde vol vertrouwen door een rivier,
die gemiddeld één meter diep was.
Hij verdronk.
(Godfried Bomans,
Korte berichten)
Steenbok
De steenbokskeerkring is in feite
een snelverkeerkring voor steengeiten (Kees Stip
in: Herman Pleij, ea., Wat een taal, De dagen, blz. 7, Steenbok)
Stemmingen
Hoe je stemming is weet je pas op het moment dat je
alleen bent,
na in gezelschap te zijn geweest, en zelfs dan niet eens altijd.
Een stemming moet rijpen, zichzelf bevestigen en verdiepen.
En bovendien moet je stemming om als stemming op te vallen
contrasteren met de stemming van anderen.
(Maarten 't Hart,
Laatste zomernacht, blz. 55)
Stenen
In sommige gebieden strekten de moordpartijen zich
uit tot gewone landeigenaren,
die 'stenen' werden genoemd - obstakels op de weg van de revolutie.
Het beleid ten aanzien van de 'stenen' luidde:
'in geval van twijfel doden'.
(Jung Chang,
Wilde zwanen, blz. 160)
Sterren
Ik kijk omhoog. Er zijn sterren. Ze flikkeren als de
restanten verkoold hout in een vuur dat bijna is gedoofd.
(Pauline Slot,
Tegenpool, blz. 38)
Sterven
Het is nu ruim dertig jaar geleden, maar ik zal het
mijn vader nooit vergeven.
Helaas kan ik het hem ook niet meer vergeven.
Hij is, zoals hij zelf zo vaak vergenoegd over anderen verkondigde,
door de grote Voddenman weggeraapt.
(Maarten 't Hart,
Het woeden der gehele wereld, blz. 105)
Een fatsoenlijk mens sterft
als een kat in stilte.
Hij trekt de dekens over zijn hoofd, blaast zijn laatste adem
uit
en laat de rest aan God over.
(Koos van Zomeren,
Het requiem van Verdamme, blz. 32)
Sterven zonder nageslacht is
al een dubbel sterven,
maar een wereld achterlaten waarin je taal wordt uitgeroeid is
het bitterste van alles.
(Belcampo, Al zijn fantasieën,
blz. 440, Uitvaart)
Stilte
Stilte om je heen is alleen maar zo vredig
met zijn beiden. Alleen is het doods.
(Kadé Bruin,
Uitsmijters van scharreleieren, blz. 9)
Hoe diep je ook
In het bos gaat
Je hoort een vliegtuig of een trein
Dan weet je ook
Wat het betekent
Dat het nooit meer stil zal zijn
Stilte die je al verbreekt
Door er iets van te zeggen (Freek de Jonge,
Iets rijmt op niets, blz. 266, Stilte)
De componist Cage
zegt:
stilte bestaat niet
want je hoort altijd
het ruisen van je eigen bloed.
(Hans Andreus, Cage (fragm.),
Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten deel II, blz. 44)
stilte op aarde
in mensen geen behagen
(Jan de Zanger, Jotunheimen
(fragm.), kraaiepoten, blz. 11)
De stilte is een harmonie waarin
de geluiden zonder verloren te gaan elkaar volledig opheffen.
(J. Greshoff, 444 aforismen,
blz. 98)
Rondom ons sloot de eenzaamheid.
Alleen
Een rauwe bergbeek, buldrend in t ravijn,
Bekende nors de sombre heerschappij
Der stilte, ontzagwekkend als de dood. (Geerten
Gossaert, Helena in Ægypte (fragm.), Experimenten, blz.
35)
Stilte is het verschil tussen
niks zeggen, en alles al gezegd hebben.
Tussen gewone stilte, en de stilte
na de laatste regel van een gedicht
over de stilte.
(Herman de Coninck, Luxe
is het verschil tussen (fragm.), Tirade234, blz.157)
Strafport
De "katterige stemming" waarin gij, naar
gij zelf op 2 Oktober jl. schriftelijk hebt meegedeeld,
uw missive geconcipieerd hebt, deelde zich ook aan de postbode
mede,
die op enigszins geprikkelde toon de somma van twintig cents eiste,
daar gij verzuimd had de omslag van uw schrijven met de beeltenis
van Hare Majesteit te sieren.
(Godfried Bomans,
Brieven van Godfried Bomans, blz. 55, Haarlem, 3 Oktober 1956.)
Strand
Ga maar fijn met vader zwemmen
Gehoorzaam ging ik met hem mee
Ergens diep de hoop nog koesterend
Dat hij te ver zou gaan in zee
Dat deed hij niet ik had het kunnen weten
Daar is hij veel te schijterig voor
Hij liep tot aan zijn enkels in het water
En riep toen heel sportief ik ben erdoor (Freek de Jonge,
Iets rijmt op niets, blz. 176, Ik voel me eenzaam op de camping
(fragm.))
Een kwal werkt beter dan een
kuil.
Het best gaat het met een emmer vol kwallen.
Baken het zand om je heen af met kwallen en elk stuk strand wordt
een privé-strand.
(Midas Dekkers, De koe en
de kanarie, blz. 43, De kwal)
Devies van een badplaats:
pluk de dagjesmens.
(Jan G. Elburg, toch nog een
morsig schip
- opgeruimde kanttekeningen, Maatstaf mmaart 1973, blz. 766)
Mijn vader ontroerde mij ooit
door iets heel eenvoudigs.
Samen met moeder bezocht hij ons gezin op een prachtige dag aan
het strand.
Op een gegeven moment zei ik tegen hem: 'Man, doe je bloes uit.'
En toen legde hij heel simpel uit
dat er een dag in je leven komt en dan doe je dat niet meer.
En hij had die leeftijd bereikt.
'Wie trekt die grens?' vroeg ik.
'Die trek je zelf,' zei mijn moeder en glimlachte wijs.
(Youp van 't Hek, Fax, blz. 36,
Fax aan bloot Nederland)
Ik hoorde een Vlaamse vader op
het strand tegen zijn vrouw zeggen:
'Ik ga een kuil voor de kinderen graven.'
En dat klinkt zeker in dat land heel erg luguber.
(Youp van 't Hek, Fax, blz. 37,
Fax aan bloot Nederland)
Voor wij het weten heeft het
duinpad
ons door dun helm
de onbegroeide vlakte ingeleid.
Niets dat meer naar ons haakt,
Braam noch brem.
Zee voegt zich aan het land,
Lucht schikt zich in de zee.
Maar waar wij wandelen
Is nog geen zinsverband.
(Ed Leeflang, Bezoek aan
het vrachtschip, blz. 18)
Stropdassen
Buiten dacht ik aan wat Hillenius had geschreven.
De stropdas is een overblijfsel uit de tijd van de invallen van
de Denen en de Noormannen.
Door die invallers werden alle mannen ertoe verplicht een stropdas
te dragen
zodat ze direkt konden worden opgeknoopt als het nodig bleek.
(Maarten 't Hart,
De kroongetuige, blz. 42/43)
Vermunt, een dertiger met
de buik van een vijftiger,
droeg een stropdas die Corneille moet hebben beschilderd toen
hij stomdronken was.
(Wim de Bie, De liefste van
de buis, blz. 28)
Studie
Hoe geleerder hoe verkeerder.
(Mensje van Keulen,
Engelbert, blz. 170)
Ziende dat de studie wel iets
voor mij was, maar ik niet voor de studie,
heb ik er in mijn jeugdige overmoed de brui aan gegeven
en ben ik als vagebond van taveerne naar taveerne getrokken.
(Gerrit Komrij,
De buitenkant, blz. 162)
Je hebt ook nog studentikoze
figuren die nooit hebben gestudeerd.
Dat zijn de allerergsten.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 92, 23-12-1977)
Het was de Latijnsche School.
Sla slechts ten bewijze hiervan uwe oogen opwaarts naar den driehoekigen
gevel
en de gulden letters daarin aangebracht:
Quam dilectatem ex studio capimus!
(Welk een behagen scheppen wij in de studie!)
(Godfried Bomans,
Werken I, blz. 89, Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas)
O, meent ge, studie schaadt niet,
studie is nodig,
zonder studie ware er niets goeds voorttebrengen toegestaan!
Maar met studie ook niet.
Zonder studie zyt ge slordig en dom.
Met studie, gemaakt en toneelachtig.
(Multatuli,
Ideeën Tweede bundel, blz. 310, idee 527 (ged.))
Subsidie
Subsidie is kunstmest.
(Wim Kan, Soms
denk ik wel eens bij mezelf..., blz. 40)
Succes
Succes is een taart waarvan iedereen mee wil eten.
Maar als-ie op is zie je niemand meer...
(Wim Kan, Soms
denk ik wel eens bij mezelf..., blz. 13)
Succes is mooi,
maar voor je eigen bestwil kan het beter beperkt blijven.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 491(ged.), 22-6-1985)
De dichters zijn jaloers op mij.
Daarom heb ik het ver gebracht.
Maar wat heb ik dan ver gebracht?
En wat waarheen?
(Leonard Nolens, Zelfportret
van Hugo Claus 65 (4) fragm.,
in De 100 beste gedichten van 1996, blz. 85)
Supermarkt
Mevrouw in de supermarkt:
Hebt u dat nou ook, dat je in zo'n supermarkt staat
en dat je opeens moet denken:
en dit moet allemaal nog poep worden?
(Fons Jansen,
Wat ik zeggen wilde, blz. 278)
Symbolen
Als u een zin met gegniffel wilt afsluiten om aan te
geven dat de zin humoristisch bedoeld is,
kunt u dat doen door er een dubbele punt, een streepje en een
haakje achter te zetten.
Dit samengestelde symbool, :-), lijkt op de gekantelde voorstelling
van een lachend gezicht.
U kunt bijvoorbeeld schrijven:
"Ik weet niet zeker of dat wel zo'n goed idee is:-)"
- en het lachende gezicht moet aangevenn dat uw woorden goed bedoeld
zijn.
Door het tegengestelde haakje te gebruiken wordt de glimlach een
frons, :-(
een uitdrukking van teleurstelling.
Deze 'emoticons', die achterneefjes zijn van het uitroepteken.......
(Bill Gates,
De weg die voor ons ligt, blz. 160)
Ik keek naar de vloer, die
glinsterde in het lamplicht, en een afschuwelijke waarheid drong
tot me door:
een kapotgemaakt symbool was een nieuw symbool.
(Benno Barnard, Ik herinner
mij, blz. 11)