De hele stad (Buenos Aires) is verdeeld in vierkanten,
cuad-ro's.
Dit is de enige regelmaat die er heerst, en die maakt het lopen
tot een obsessie.
Telkens moet men zich rekenschap geven. Drie cuadro's rechtuit,
dan vijf links, dan weer voor-uit.
Soms heeft men ook het gevoel, dat men solitair schaak speelt
met zichzelf
op een reusachtig groot bord, paard loper, en vooral pion, alles
tegelijk is
en elk ogenblik mat wordt gezet, zonder dat het spel daarom uit
is.
(Slauerhoff,
Reisbeschrijvingen, Blz. 63)
Het schaakbord en de vrouw zijn
de voornaamste rivalen van de revolutie.
(Frans Vermaere, Aan de haak,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz.
147)
Fons Oltheten was er ook, ditmaal
met zijn vriendin Yolanda, en zijn zuster Tiki eveneens, nu met
haar vriend.
Ze komen over een dag of veertien nog eens naar Dordt om een schaakbordcollage
te kopen.
(C. Buddingh', Dagboeknotities
1977-1985, blz. 67, 11-11-1977)
Maar dat schaakbord bleef toch
verdacht. Hij was toch geen intellectueel of iets dergelijks?
(Gerard Reve,
Het boek van violet en dood, blz. 25)
Een foto van hem bemachtigen
door er gewoon om te vragen, hoe zoude dat gewaardeerd worden?
Een mooie foto en liefst, als het kon, bij het voetballen,
of met alleen een nat zwembroekje aan tussen strandvogels.
Dus niet aan een tafel zittend voor een schaakbord
met alleen zijn geklede bovenlichaam zichtbaar, want daar had
ik niet veel aan,
al kon ik het ontbrekende gedeelte wel voor mijn geestesoog oproepen.
(Gerard Reve,
Het boek van violet en dood, blz. 247)
De leraar rangschikte de klassen
op de renbaan, als ijzeren schaakstukken op een magnetisch schaakbord.
(Lulu Wang, Het Lelietheater,
Een jeugd in China, blz. 311)
Ik schaak, en redelijk goed.
In plaats van mijne zetten te beantwoorden, gooit men gedurig
het bord om,
en dwingt mij de stukken optezoeken.
(Multatuli, Liefdesbrieven,
blz. 258, Brieven aan Mimi, 27 Julij 1863)
Zooals ik reeds zeide, men beantwoordde
mijn zetten niet, maar wierp 't bord om,
zoodat de stukken wegrolde in den modder van de dagelijksheid
waarin ik niet thuis ben.
Ik apprecieer die taktiek als doeltreffend, hoe onedel dan ook,
want ik erken dat het rondspartelen in 't slijk der gewone dingen
mij afmat en ontmoedigt.
Zonder hart ben ik niets waard, en daarvoor heb ik geen hart.
Wat zijn ze slim die domme mensen op hun terrein!
(Multatuli, Liefdesbrieven,
blz. 281, Brieven aan Mimi, 30 Julij 1863)
Het oudst bekende schaakbord in de Nederlandse literatuur
is ongetwijfeld het zwevende schaakbord in de ridderroman 'Walewein'.
Deze ridder Walewein belooft koning Arthur dat hij voor hem het
zwevende schaakbord
(van zilver en ivoor) zal veroveren.
In deze queeste (speurtocht) brengt die belofte hem van het ene
avontuur in het andere,
maar uiteindelijk komt het allemaal voor elkaar.
De dichters van 'Walewein' waren Penninc en Vostaert.
Hieronder ziet u een tekening van Walewein en het schaakbord
uit een Vlaams handschrift van 1350.
Dit verhaal inspireerde later Louis Couperus tot zijn roman 'Het
Zwevende Schaakbord' (1917).
Heeft u goed gekeken? Het bord telt 7x8 velden!
Een dergelijk onzorgvuldig gebruik van schaakborden en stukken
in boeken, films, advertenties e.d. is dus niet alleen van deze
tijd.
China
Tijdens de lunchpauzes in de zomer zat ik op een trommelvormige
stenen kruk
onder een pergola van blauweregen met mijn ellebogen op een stenen
tafel te lezen of te schaken.
(Jung Chang,
Wilde zwanen:blz. 311/312)
De klanten, voor het grootste deel mannen,
keken op van hun schaakborden toen we aan kwamen lopen over de
ruwe keien waarmee de oever was bestraat.
Onder de boom bleven we staan. Een paar mensen in onze groep begonnen
te schreeuwen:
'Inpakken! Wegwezen! Hang hier niet zo rond in deze bourgeoistent!'
Een jongen uit mijn klas greep de hoek van het papieren schaakbord
op de dichtstbijzijnde tafel en rukte het weg.
De houten schaakstukken kletterden op de grond.
De mannen die hadden zitten schaken waren tamelijk jong.
Een van hen sprong met gebalde vuisten naar voren,
maar zijn vriend ging snel aan de zoom van zijn jasje hangen.
De jongen die hun bord had weggerukt, schreeuwde: 'Afgelopen met
dat geschaak!
Weet je niet dat dat een bourgeoisgewoonte is?'
Hij bukte zich, raapte een handvol schaakstukken op en smeet ze
in de rivier
(Jung Chang,
Wilde zwanen, blz. 372)
Dit theehuis bleef, net als alle andere in
Sichuan, vijftien jaar lang gesloten
- tot 1981, toen de hervormingspolitiekk van Deng Xiaoping voorschreef
dat het weer open mocht.
In 1985 keerde ik er terug in het gezelschap van een Engelse vriend.
We gingen onder de wijsgerenboom zitten. Een oude dienster vulde
van een halve meter afstand onze kopjes.
Om ons heen zaten mensen te schaken. Het was een van de gelukkigste
momenten van die reis.
(Jung Chang,
Wilde zwanen, blz. 374)
Mijn ouders konden ook niet de deur uit om
zich even te ontspannen.
'Ontspanning' was een achterhaald begrip:
boeken, schilderijen, muziekinstrumenten, speelkaarten,
schaakborden, theehuizen, café's - dat alles was verdwenen.
(Jung Chang,
Wilde zwanen, blz. 427)
Aan het ene uiteinde van de tuin bevond zich
een grote recreatieruimte,
waar de patiënten kaartten en schaakten
en de nieuwe kranten en goedgekeurde boeken doorbladerden.
(Jung Chang,
Wilde zwanen, blz. 615/616)
De eerste kamer aan de linkerkant
heette Schakershuis.
Het was er bomvol, maar muisstil.
De twaalf tafels waren stuk voor stuk bezet.
Jongens van tien tot achttien jaar keken ernstig op hun schaakbord,
alsof hun leven ervan afhing.
Weer zoiets waarom Lian het niet zo op de jongens had.
Ze waren zo snel geobsedeerd door at hen bezighield;
op het nu leren, sporten of spelen was,
als ze eenmaal in hun bezigheid verdiept waren, vergaten ze al
het andere,
zelfs hun vrienden.
(Lulu Wang, Het Lelietheater,
Een jeugd in China, blz. 277)
Dame
Trouw nimmer met een schaker,
want
daar kan gevaar in schuilen.
Ze willen tijdens een toernooi
wel eens hun dames ruilen. (Wim Meyles,
Stof genoeg, blz. 14)
Denken
Sonny haalde zijn schouders op.
"Ik wil ontzettend graag weten of er een oplossing is.
Is er een soort oplossing?"
"Er is geen oplossing, jong.
De psychiaters raden ons aan om te gaan schaken of postzegels
verzamelen of biljarten.
Alles liever dan nadenken over belangrijke zaken."
"Schaken is oervervelend."
"Alles is oervervelend. Er is geen ontkomen aan".
(Charles Bukowski,
Warmwatermuziek, blz. 189)
Hij leest nooit, omdat zijn geest
geheel geabsorbeerd is door zijn bureauwerk;
hij schaakt niet omdat hij niet voor zijn plezier en zonder bezoldiging
wil gaan zitten denken,
(Multatuli, Liefdesbrieven, blz.19, Brieven aan Everdine, 8 October
1845)
Toen was het zover. Ik dacht:
ik doe het maar weer eens.
Maar voor de rest heb ik er niet bij stilgestaan.
Jij geeft me het gevoel dat ik over elk ding moet nadenken,
maar dan had ik beter schaker kunnen worden. Die kan de hele dag
nadenken.
(Wim van Hanegem, HP/De Tijd,
19-12-1997, blz. 140, Een onverstoorbaar mens in de Alkmaarder
Hout, Bas Barkman)
Maar schaken, zal men zeggen,
dat duurt toch ook heel lang,
terwijl een grootmeester als Donner pas nummer honderd is op de
wereldranglijst?
Wat schrijft H. Brandt Corstius in zijn genoemde boekbespreking?
'Rekenen en schaken zijn uitgedroogde gestyleerde vormen van menselijk
denken.'
Schaken is puur vorm geworden, een wedstrijd, een opvoering van
wat eens inhoud had.
(Kees Fens, Waarom ik niet tennis,
blz. 22, Prilheid)
Een verstandsmens was hij niet,
daar speelde hij veel te graag schaak voor.
Verstand benutte hij uitsluitend om het te wetten, niet om er
te zijner tijd ook mee te snijden.
In dat opzicht trok hij me aan.
Maar au fond zijn moslims vooral gevoels- en wilsmensen, romantici
en moralsten.
schakers dus, die hun intelligentie uitleveren aan het spel.
(Cornets de Groot, Tropische
jaren, blz. 30/31)
Diversen
TOEN DE GROTE VUIST VAN DE WET.
Beng! bEnG! BENG!
'he, wat is er aan de hand daar binnen?'
'noppes.'
'niks? wat is al dat gekreun en gekrijs en geschreeuw dan? het
is half 4 in de morgen.
vier verdiepingen vol klaarwakkere mensen willen nou wel 's weten
wat je aan het uitspoken bent'
'd'r is niks hoor. ik ben aan 't schaken met me moeder en me zuster.'
'ga alsjeblieft weg. m'n moeder heeft 't aan d'r hart.
je jaagt d'r de stuipen op d'r lijf, en ze heeft nog maar een
pion.'
'en JIJ ook, maat! voor 't geval je 't niet weet, dit is de Los
Angeles Politie...'
'jezus, dat zou ik nooit geraaien hebben...'
'nou heb je 't geraden. o.k. doe open of anders trappen we de
deur in!
(Charles Bukowski,
m'n moeder met d'r dikke reet, in Verhalen van alledaagse waanzin,
blz. 109)
Bij Margaret Mead kon hij zich
echter evenmin iets voorstellen,
projectiebeelden deden hem uitsluitend aan de bioscoop denken
en Rorschach was volgens hem een schaakterm.
(Gerrit Jan Zwier,
Allemaal projectie, blz. 84)
En of ik het weet. Huisvriend
Fleurbaay van Gasteren is een dikke ouwe nicht die het niet wil
weten.
Al jaren komt 'ie over huis, om, vooral met mijn moeder,
over Zen en Tao en Fritjof Capra en zo te teuten.
Eens per week speelt hij een potje schaak met mijn vader.
Ze zitten dan in de studeerkamer, en als Fleurbaay op verliezen
staat,
begint 'ie altijd met zijn pink in zijn oor te wroeten.
(Joost Zwagerman, Gimmick!,
blz. 165)
Het feest is leuk. Ik ontmoet
Hans Kombrink.
We zonderen ons af om de voorstellen voor de paragraaf Volkshuisvesting
door te nemen,
maar mijn hoofd staat er toch niet helemaal naar.
In het hoekje, waar we ons hebben teruggetrokken, staat een schaakbord.
Hans wint. Ook dat nog.
(Ed v. Thijn, Dagboek van een
onderhandelaar, blz. 141)
De weldadige invloed kroop
als gas door de Row ...
Het ging zelfs tot aan de gevangenis in Salinas,
waar Gay, die zich daar goed gedragen had
door bij het schaken steeds te verliezen van de directeur,
plotseling brutaal werd en nooit meer een ander spel verloor.
Hierdoor raakte hij natuurlijk alle privileges kwijt,
maar hij voelde zich weer helemaal man.
(J. Steinbeck, Een blik
in Cannery Row, blz. 154)
Mijn Venezolaanse oom werd
geobsedeerd door twee dingen: het evangelie en het schaakspel.
Ik ken nu nog een heleboel bijbelpassages uit mijn hoofd
en door zijn toedoen leerde ik ook in korte tijd vrij goed schaken,
zo goed zelfs dat ik, wanneer ik om de een of andere reden boos
op hem was,
hem in minder dan dertig zetten kon verslaan.
(Tip Marugg, De morgen loeit
weer aan, blz. 74)
De dokter zegt, er moet nu
tien pond af.
Hij zegt: als de vijand komt moet je de benen kunnen nemen.
Hij zegt: kerel, ga eens iets aan sport doen.
Ben ik gaan schaken.
Ik krijg er wel de zenuwen van.
Ik speel net als die Fischer.
Open altijd met E4 en sluit met S5.
(Fons Jansen, Wat ik zeggen
wilde, blz. 178)
`Back to Methuselah' verscheen
in 1921. Shaw schreef dus nog in de dagen voor Fisher.
Wie nu als literator over de evolutie-theorie schrijft,
zou op z'n minst Fishers boek grondig bestudeerd moeten hebben.
Wanneer literatoren zich vandaag de dag uiten over de evolutietheorie,
blijkt dat nooit het geval te zijn.
Daardoor is het moeilijk hen te bestrijden. Stel dat een literator
het schaakspel zou willen bestrijden.
Hij kent de gang der stukken, weet iets van openingstheorie,
maar de fijne finesses van het eindspel zijn hem onbekend.
Wie zo'n aanval zou willen pareren,
zou niet kunnen verwijzen naar schaakboeken over eindspeltheorie.
Zo, als half verlamde schaker, heb ik mij gevoeld
toen ik, in het `Hollands Maandblad' van mei 1979 Van het Reves
aanval op de evolutietheorie pareerde...
(Maarten 't Hart, Een dasspeld
uit Toela, blz. 140)
Het argument dat Van het Reve
hier ten aanzien van de giftand gebruikt, kan voor elk orgaan
gebruikt worden.
Hoe moet je je voorstellen dat zoiets gecompliceerds en doelmatigs
als het oor ontstaan is?
Bij stukjes en beetjes?
Maar je hebt toch alleen iets aan een oor als je er scherp mee
kunt horen?
Geldt hetzelfde niet ook - zie Montefiore - voor het oog?
Geldt hetzelfde overigens ook niet voor verschijnselen als het
kaart- of schaakspel?
Wat heb je aan een kaartspel als schoppenvrouw, hartenaas, klavervier,
ruitenzeven ontbreken?
Daarmee kun je niet klaverjassen, bridgen of pandoeren.
Toch is het kaartspel niet kant en klaar uit de hemel komen vallen.
Wat heb je aan een schaakspel waaraan de lopers ontbreken?
Daarmee kun je de zusjes Polger niet verslaan.
Toch is ook het schaakspel niet in de vorm zoals wij die nu kennen
aan ons overgeleverd.
Ook kaart- en schaakspel zijn geleidelijk ontwikkeld.
(Maarten 't Hart, Een dasspeld
uit Toela. blz. 148/149)
'Hoeveel hebt u er nu al?'
'Met de Ierse whisky en de bourbon mee, precies honderd. En zesenzeventig
Schotse merken.'
'En wanneer gaat u ze opdrinken?'
'Als ik er tweehonderd heb misschien.'
'Weet u wat ik ermee zou doen, als ik u was?' zei Hasselbacher.'Een
partijtje schaak spelen.
En iedere keer als je een stuk van je tegenspeler wegneemt, moet
je een flesje leegdrinken.'
'Dat is geen gek idee.'
'Een soort van natuurlijke handicap,' zei Hasselbacher.
'Dat is juist het mooie van de zaak. De beste speler moet het
meeste drinken.
Stel je eens even voor, wat een mooie regeling. Nog een whisky?'
(Graham Greene, Onze man in
Havana, blz. 36)
Pas nadat ik mij erbij neergelegd
had dat Leonie onvruchtbaar bleek, was ik over hem gaan dromen.
Nachten lang had ik met hem geschaakt,
en altijd weer had ik met hem langs havens gewandeld......
(Maarten 't Hart, De kroongetuige,
blz. 30)
Terwijl we nog wat hoognodige
gebruiksvoorwerpen (een zaklantaren, een kurkentrekker, een schaakcomputertje,
een pak met kaarsen, koffiezakjes, een wereldontvanger) proberen
te verstouwen,
horen we een daverende klap. Precies tegenover ons huis is een
boom omgewaaid.
(Ed van Thijn, Stemmingen in
Sarajevo, Dagboek van een waarnemer, blz. 52)
Er zijn verschillende definities
te geven van leiderschap,
maar net zo min als enkel de definitie van het schaakspel
een buitenstaander duidelijk kan maken waarin nu de lol en het
venijn van het spel zitten,
zo zullen die definities schoolleiders in het basisonderwijs ook
niet erg tot de verbeelding spreken.
(Drs. P.H.W. van Agten e.a.,
Schoolleider: een vak apart, blz. 39)
Zo kon ik niet werken.
Ik bedacht dat het heel gezond zou zijn als ze iets anders kregen
om zich over op te winden.
Een afleidingsmanoeuvre.
Veelgebruikt tactisch middel in veldslagen, schaakpartijen, intermenselijke
verhoudingen
en andere vormen van oorlog.
(Koos van Zomeren, Oom Adolf,
blz. 130)
Ik praat met moeder, schaak
met vader.
Is alles niet als 't vroeger was?
Zij komen mij, ik kom hun nader.
Onbreekbaar blijft dat fotoglas.
(Han G. Hoekstra, Bij een
portret (fragm.),
in: Hand in hand in hand, smenst. Ernst van Altena, blz. 97)
Zo te lezen heeft Fischer
een enorme blunder gemaakt.
Ja, al laat je zeshonderd keer een ander schaakbord timmeren
en achtentachtig keer het licht veranderen
en tien of twintig of honderd rijen toeschouwers verwijderen:
het moet toch uit dat kleine bolletje komen dat daar boven op
je schouders staat.
(C. Buddingh', En in een
mum is het avond, blz. 35, 13-07-1972)
De politiek is als een soort doorlopend gambietspel
op het schaakbord:
er wordt telkens wat weggegeven: een pion, nog een pion, een kwaliteit,
soms zelfs een vol stuk - in de hoop daardoor voordeel te behalen.
Maar schakers weten dat niet alle gambietspelen gunstig aflopen.
Er zijn er zelfs die als 'ongezond' of 'zeer ongezond' te boek
staan.
(C. Buddingh', En in een
mum is het avond, blz. 136, 08-05-1973)
Toen heb ik zelf mijn eigen
ros bestegen,
En dichtte: 'Onze Schaakclub is niet slecht,
En goed voor de overwinning vecht,'
waarna de dichter tien jaar heeft gezwegen.
(Jan Kal, Het schrijvershuis,
blz. 11)
Een lichaam is een schaakspel,
wit tegen wit.
Koninginnen winnen
en buigen minzaam.
(Remco Campert, Luister goed
naar wat ik verzwijg, blz. 11)
Eindspel
De moeder van Erna was de eigenlijke Leopold van deze
jonge Wolfgang Amadeus,
en wat Erna geworden is, dankt zij voor een groot deel aan deze
bijzondere vrouw.
Schakers weten, dat het moeilijkste deel van het schaakspel is:
een gewonnen stand ook in winst om te zetten en deze taak viel
aan mevrouw Spoorenberg te beurt.
Zij deed dit met omzichtige en tegelijk doortastende zetten
en ik vind het steeds weer een verheugende gedachte,
dat zij nog leeft en de verbluffende eindstand dagelijks onder
ogen krijgt.
(Godfried Bomans, The first
edition, in Zomers van toen, blz. 103)
Leven
Alles komt terug, de tijd is niet lineair, maar circulair.
Elke sterveling verliest het schaakspel tegen de Dood,
omdat deze het strijdplan van zijn slachtoffer altijd doorziet.
(Gerrit Jan Zwier,
Allemaal projectie, blz. 140)
Wij die weten wat we doen zijn
net schaakspelers.
Wij vragen de stukken niet waar wij ze moeten neerzetten.
Zelfs voor koninginnen hebben wij geen respect.
(Stig Dagerman,
Het verbrande kind, blz. 175)
...weet je...ik vind het leven
zo ongelofelijk bizar,
het is net een schaakspel met verkeerde stukken en veel te veel
velden,
het is net of je moet schaken op een dambord.
(Maarten 't Hart, Het woeden
der gehele wereld, blz. 82)
Mat
Een schaker herkent u aan de matte blik in zijn ogen.
(Wim Meyles,
Spelen met woorden, blz. 106)
Intussen verroerden beide partijen
zich niet,
omdat degene die de eerste zet zou doen schaakmat zou komen te
staan.
(Umberto Eco, Het eiland van de
vorige dag, blz. 141)
Voor Jan Timman
Wie mat speelt bij het schaken
kan nooit remise maken
(Theo van de Leur, DichtErbij)
Voelde zij zich, staande op een
grote, zwarte tegel,
in deze strategische positie gewoonlijk als een zwarte koningin
die samen met haar twee lopers de witte koningin schaakmat had
gezet,
vandaag werd haar zelfvertrouwen ondermijnd door allerlei rondwarrelende
gedachten.
(Tessa de Loo, Isabelle, blz.
35)
Even tijd voor een schaakje.
U start onbezwaard
Op g3. Mijn e5 slaat een bres
In het centrum. A3 wordt bezet door uw paard,
Maar ik antwoord met dame f6.
Het gevolg is h4; zwarte loper c5;
Uw b3 schenkt mij louter vermaak.
Df2 velt de schurk in het laatste bedrijf:
Herdersmat. Speelt u eigenlijk vaak?
(Simon Knepper, Heer, bewaar
de kattemepper, blz. 56)
Offer
Ik ben wel een speler
- er zijn weinig spelletjes die me niett interesseren -
maar beslist geen gokker.
Zelfs achter het schaakbord zeg ik, met Tarrasch:
'Opfern ist gut; nicht opfern ist besser.'
(C. Buddingh', in Kerstmis
zal ik eenzaam vieren, Dagboekenbladen & brieven, blz. 43,
26-12-1968)
Openingen
"Is deze plaats vrij?"
Dirk knikte. Jona ging zitten, wit pak, wit hemd met hemels-blauwe
zijden choker om de hals.
"Ik ken u. We hebben elkaar al eens eerder ontmoet."
Dirk trok zijn wenkbrauwen op. Dat was een eeuwenoud gambiet om
contact te leggen.
...
"Bent u alleen hier?"
Dat was de tweede opening van het aloude schaakspel.
"Ja, helemaal alleen."
(Jan Willem Hofstra,
Tafel van twee, blz. 138)
Ik ben een speels iemand.
Het is leuk en ik kan het ook niet laten om het leven uit te proberen
in verschillende varianten,
net als in het schaakspel, en niet met één opening
te volstaan.
Er is zelden iets wat ik zeg of denk,
of het tegenovergestelde gaat ook door mijn gedachten.
(Godfried Bomans,
Werken I, blz. 776, Dagboek van Rottumerplaat, Maandag 12 juli
1971)
Paarden
Montpellier [Schaken, paardesprong] -
Onze landgenoot Jan Timman heeft zich gisteren door een overwinning
op Mikhael Tal
geplaatst voor de halve finales van het kandidatentoernooi,
dat moet leiden tot de uitdager van de wereldkampioen schaken.
Timman verraste Tal in de zondagavond gespeelde partij
door met zijn paard eensklaps van E4 naar A2 te gaan,
een afstand die de meeste paarden in het schaakspel niet kunnen
overbruggen
door gebrek aan sprongkracht.
Timman overweegt zich nu ook met dit paard te laten inschrijven
voor de NCRV-springtrofee.
(Hans Dorrestijn,
Dorrestijns Pers Agenstschap, blz. 21)
In elke paardemop wordt een
logica opgebouwd
en dan op zijn onverwachts met het gezonde verstand geconfronteerd.
Een man zit met zijn paard te schaken.
Een voorbijganger blijft stomverbaasd stilstaan en vraagt: 'Kan
dat paard schaken?!'
Waarop de baas van het paard antwoordt: 'Of hij schaken kan?
Hij kan er niks van. Hij moet de eerste partij nog van me winnen.'
(W.A.C. Whitlau en H.
van Praag, Het argument van Solimon, blz. 92/93)
Partijen
Alsof hij een briljante partij schaak zag spelen,
waarin geest en vernuft een prachtstrijd leverden.
(Olaf J. de Landell,
Kantelende kantelen, blz. 17)
Voor de krant: 'Droogte in
Nederland.' Een probleem van dezelfde orde als zure regen en mestoverschot.
De observatie van een Groninger hydrobioloog: 'Het lijkt alsof
er een partijtje schaak gaande is.
Het ontgaat mij wie het speelt en wie het moet winnen,
maar er verdwijnen ongemerkt steeds meer stukken van het bord.'
Achter deze metafoor: de tragedie van dieren die nooit geboren
zullen worden.
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, 12-02-1987, blz. 48)
'Omdat het vandaag de laatste
dag is, zal ik je sparen.'
Van Deinum, die met zijn paard Lodewijk's koningin gemakkelijk
had kunnen slaan,
nam daarentegen met zijn loper een kasteel, tegelijkertijd schaak
gevend.
Lodewijk deed nog één zet, gaf toen de partij gewonnen
en liep weg.
(Willem Frederik Hermans,
Ik heb altijd gelijk, blz. 9)
Zeer korte schaakpartij:
Narren of gekkenmat
f3,e5,(eerste zet,
Wit begint),
g4, en zwart doet de
Apocalyptische
Meesterzet: Dh4.Mat.
Zwart wint.
Noot ter verheldering: dit type
opening
wordt door zwarts antwoord afdoende ontkracht,
zodat het tijdens het 'Hoogovenschaaktoernooi'
zelden of nooit in praktijk wordt gebracht.
(Pieter Nieuwint, in Vic
van de Reijt, Ik wou dat ik twee hondjes was, blz. 135)
Nadat hij zes maanden lang
alle partijen verloren had
zonder zelfs een remise te boeken, gebeurde er iets merkwaardigs.
Thijm legde voor de zoveelste keer zijn koning om
en bleef toen met de handen op de knieën en met neergeslagen
ogen roerloos zitten.
Toen sprak hij, op zijn langzame en nadrukkelijke manier,
of hij zijn woorden in een grafzerk kerfde: 'Je kunt evengoed
met een hond schaken.'
Ik zweeg. Wat viel daarop te zeggen? Bevestigen is ongepast, tegenspreken
leek mij flauw.
Bovendien was het, schaaktechnisch gesproken, waar
en vatte het de krachtsverhouding beeldend samen. Ik zei dus niets.
Zo ging er een minuut voorbij.
Toen zei Thijm, mijn dilemma radend, met een zachte glimlach en
zonder de ogen op te heffen:
'Men wordt geacht dit te ontkennen.'
(Godfried Bomans over Lodewijk
van Deyssel, in: Jeroen Brouwers, Zachtjes knetteren de letteren,
blz. 44)
Wie ooit in het gedenkboek
dat aan Godfried Bomans is gewijd,
de foto van de schakende Van Deyssel heeft gezien,
hem moet veel geopenbaard zijn:
met een dergelijke intensiteit en diepheid van gedachten
schaakt alleen een heer die zich een held op het bord weet,
hoe slecht hij verder ook moge schaken.
De heer maakt het spel tot een ritueel.
(Kees Fens, Volkskrant,
10-07-1976)
Het klinkt onwaarschijnlijk,
maar zij slagen er in om zelfs het schaakspel,
dat strengste van alle spelen, tot een uitermate hitsige bezigheid
op te voeren.
Dit gebeurt door de tijdslimiet op vier, drie of zelfs twee minuten
te stellen.
Men speelt dan niet alleen tegen het intellect van de tegenstander,
maar ook, en vooral, tegen de 'klok'.
In Florence, waar ik gedurende twee weken gast mocht zijn ener
plaatselijke schaakvereniging,
zag ik vrijwel alle leden dit slopende tik-tak spel beoefenen.
Mij ondermijnde het.
Maar op uw beurt kunt u een Italiaanse speler niet doeltreffender
in de grond boren
dan door hem een normale partij voor te stellen
en dan op uw gemak te gaan zitten nadenken.
Dat breekt de man.
(Godfried Bomans, Gedachten
achter een bord spaghetti, blz. 84, Gedachten achter een bord
spaghetti)
Pat
Vreemd onder 9 wordt een 'schaakterm' verlangd, te
beginnen met de p.
Het antwoord luidt meestal 'mat',
maar dit keer kalligrafeert hij 'pat' in de hokjes.
Pat is trouwens een betere omschrijving van zijn positie dan mat:
hij is niet verslagen, maar ingesloten,
hij is de roerloze koning van een schimmenrijk.
Over vijf maanden, wanneer het veldwerk achter de rug is,
moet blijken dat de patstelling slechts schijn was en dat hij
alsnog kan triomferen.
(Gerrit Jan Zwier,
Allemaal projectie, blz. 87)
Hij wist niet wat hij zonder sigaretten
Of wat hij zonder schaken moest beginnen
Hij schaakte om de zinnen te verzetten
En rookte om de zetten te verzinnen
(Kees Torn, Pat, Inkijkexemplaar,
blz. 78)
Pionnen
Vrijdag 29 maart. De hele ochtend Kees Verwey hier.
Zijn egocentriciteit is van dien aard,
dat hij alles in Haarlem ziet als bewegingen om hèm mat
te zetten.
Ik ben ook een pion op dat bord, zij het dat ik bij zijn stukken
sta.
(Gofried Bomans,
werken I, Dagboek 1957, blz. 742)
Schakers
Hoor net op het nieuws van zeven uur,
speciaal aangezet om te vernemen hoe de achttiende partij Kortsnoj-Spasski,
in heel onduidelijke stand afgebroken, geëindigd is,
dat Kortsnoj heeft gewonnen en daarmee ook de match (10½-7½).
Hij komt dus tegen Karpov.
Ik geloof dat Spasski eigenlijk een aardiger man is,
maar Kortsnoj is op het ogenblik de betere schaker.
Een match Karpov-Spasski was absoluut door Karpov gewonnen.
Maar tegen Kortsnoj kan het nog weleens heel spannend worden.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 122, 12-1-1978)
Negentien over twaalf: in het
laatste nieuwsbulletin op Nederland II vertelt Fred Emmer,
dat Jan Timman (in het Hoogoventoernooi, tweede ronde) zijn afgebroken
partij gewonnen heeft van Miles.
Dat is weer een perfecte prestatie en toch wordt Jan nooit wereldkampioen.
Ik ken hem niet goed, maar goed genoeg.
Hij is veel te aardig, te beschaafd, te minzaam, te creatief zelfs.
Om vandaag de dag wereldkampioen schaken te worden
moet je een op een computer aangesloten androïde zijn.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 138, 21-1-1978)
Maandag 7 januari, Later voorstel,
telefonisch:
om met dr. Euwe in dit gebouw te schaken, opbrengst entree voor
het jeugdwerk.
Dit aangenomen, doch wel wetend dat Euwe
zal weigeren.
(Gofried Bomans,
werken I, Dagboek 1957, blz. 720)
Ook wedstrijdsport is een pelgrimage.
In het Sanskriet is het woord voor schaker hetzelfde als dat voor
pelgrim,
'hij die de overkant bereikt'.
(Bruce Chatwin, Anatomie van
de rusteloosheid, blz. 121)
Simultaan
'It never rains but it pours,' wilde ik juist kregel
schrijven,
toen- na drie dagen van bronchitismalaise - ik net weer een half
uurtje bezig was
en de wagen van mijn schrijfmachine vastliep: geen verwikken of
verwegen aan.
Maar zie: nog geen vijf minuten later belt Wim Klootwijk:
of ik Dinsdag over een week mede aantreden wil tegen Kortsjnoi,
die ter gelegenheid van het tachtigjarig bestaan van onze schaakclub
een klokseance aan twaalf borden komt geven.
dat is nog eens een gezellig verzoek.
Het zal een genot zijn door deze Victor,
van wie een van de allermooiste sportfoto's bestaat die ik ooit
gezien heb
(in het toernooiboek van de schaakolympiade in Leipzig)
van het bord geveegd te worden. Want daar zal het wel op uitdraaien.
In elk geval:
dit wordt de komende avonden mijn openingsrepetoire met zwart
nog eens stevig van a tot z doornemen
. En dan maar op complicaties zien te spelen.
Anders word je, al heb je zeeën meer bedenktijd, toch geruisloos
afgeslacht.
(C. Buddingh'
, Dagboeknotities 1967-1972, blz. 49-02-02-1968)
Vanavond de strijd tegen Kortsjnoi.
zoals ik al had gevreesd is er niets meer gekomen van een enigszins
grondige voorbereiding.
Vanmiddag heb ik de Russische analyses die ik van de Tsjigorin-verdediging
heb nog eens doorgenomen,
die speel ik maar als hij d4 opent.
Op c4 ook Pc6 en op c4 maar Siciliaans, met e6 en a6, dat ik ook
redelijk goed ken.
Mocht hij met nog iets anders op de proppen komen, dan zie ik
wel.
Het is overigens wel spannend en ik heb er geweldig veel zin in.
(C. Buddingh'
, Dagboeknotities 1967-1972, blz. 54-13-02-1968)
Victor Kortsjnoi. Kleiner
dan ik me hem voorgesteld had.
Vriendelijk, maar weinig spraakzaam en zeer in zichzelf gekeerd.
Als hij langs de borden loopt ook niet het flauwste glimlachje,
wel, af en toe,
zijn befaamde spiedende blik tussen zijn zwarte, half neergeslagen
wimpers door.
Vanaf zijn slapen twee kalende plekken,
zodat zijn donkere kuif als een kroezog schiereilandje naar voren
steekt.
Van achteren een kaal kruintje. Vrij grote handen, heel kleine
voeten in zwarte schoenen.
een dofzwart pak. Grijs overhemd met ingeweven dessin, donkere
das.
Aan zijn rechterhand een ingekartelde gouden ring.
aan zijn linkerpols een goud horloge mety vaalgrijs leren bandje.
Rookt bijna aan één stuk door (Peter Stuyvesant),
de sigaret in zijn linkerhand.
Voor de borden blijft hij even staan,
zet soms meteen en legt zijn rechterhand plat op tafel en bestudeert,
zijn hoofd op de linker gesteunt, de stelling.
Zelf heb ik verloren, maar het is geen inmaakpartij geworden.
Ik won zelfs een pion en kwam in het volgende eindspel:
Wit: Ke4,Lf4,pi.a3,e5,f5,g2,h2; Zwart: Kg8,Pc6,pi.a7,b6,c7,f7,g7,h7,
een eindspel dat ik volgens Kortsjnoi,
met wie ik later nog even over de partij heb staan praten,
nooit had mogen verliezen.
Maar ik had al ontzettend veel tijd verbruikt,
zag geen kans te verhinderen dat zijn koning binnendrong, en toen
was het gebeurd.
Het is trouwens fabelachtig zoals deze grootmeesters het eindspel
behandelen.
Withuis, die aan 34 borden simultaan speelde, gaf later op de
avond een toreneindspel remise
en Kortsjnoi liet Withuis' dolgelukkige tegenstander vliegensvlug
zien,
hoe hij de ogenschijnlijk inderdaad potremise stelling achter
elkaar had moeten verliezen.
Withuis was nog bijna anderhalf uur lang bezig nadat Kortsjnoi
zijn partijen beëindigd had
(negen gewonnen, één verloren, twee remise)
en deze dwaalde al die tijd langs de borden,
zelfs toen hij een broodje kaas zat te eten met een glas melk
erbij
(hij schijnt last van zijn maag te hebben)
zat hij met argusogen de stelling op het bord naast hem te analyseren.
Ik moest denken aan het antwoord dat Tal eens gaf
toen men hem vroeg of hij nog wel eens iets anders deed dan schaken,
-'Ja.'-'Wat dan?'-'Denken aan schaken.''-
Die bezetenheid heb ik nooit kunnen opbrengen, zelfs niet voor
de poëzie.
(C. Buddingh', Dagboeknotities
1967-1972, blz. 56/57/58-14-02-1968)
Op het Leidseplein spelen
drie magere meisjes viool.
Op de Dam wordt een of ander grappig schaaktoernooi gehouden.
Simultaan schaken door een Hollandse grootmeester,
een man met dikke lippen en de haardracht van een vrouw van veertig.
(Joost Zwagerman, Gimmick!,
blz. 185)
De barman liep weg en deed
een eindje verderop een paar nieuwe zetten in de simultaanpartij
tegen de dorst.
(Willem Frederik Hermans,
Ik heb altijd gelijk, blz. 69)
Stukken
De hele geschiedenis van de zonderlinge spion,
kwam de rechter plotseling voor als een ongelooflijk ingewikkeld
psychologisch schaakspel,
dat men alleen maar winnen kon,
door de juiste stukken op de juiste wijze te zetten.
Laat ik alle stukken nog eens zorgvuldig afzonderlijk bezien,
besloot de rechter.
(Bertus Aafjes, Een ladder
tegen een wolk)
Ook witte stukken werpen zwarte
schaduwen.
(Geert Grub,
Kruispunt-Sumier,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek
1944-1974, blz. 121)
Je herinneringen en emoties
moet je oppakken als schaakstukken, vasthouden en verschuiven,
en in een onderling verband brengen tot ze ook voor jezelf zin
gaan krijgen.
En dat is een heel onthechte, koude bezigheid.
Dat kan je niet met veel warmte doen omdat anders die emoties
met jou spelen,
in plaats van jij met die emoties.
Ik bedoel, je moet de doos van Pandorra altijd zorgvuldig dichthouden,
anders word je geschreven en ben je geen schrijver meer.
Nu ja, dichthouden... Af en toe op een kiertje zetten en de emoties
er één voor één uithalen,
ze bekijken en bekloppen, en zorgen dat je er de baas over blijft.
(Gerrit Komrij, De buitenkant,
blz. 85)
Zondag 2 juni. Een tafelpraeses
is een schaakspeler,
hij ordent de aanwezige krachtlijnen en maakt er een aardige stand
van.
Maar als er geen stukken meer op het bord staan, is hij machteloos.
(Gofried Bomans, werken I,
Dagboek 1957, blz. 768)
Bambie komt af en toe langs,
met telkens andere kleertjes aan en nieuwe aanwinsten.
Nu weder een gloednieuw schaakspel, met magnetische stukken, die
nooit omvallen.
Hij won meteen van me.
(Gerard Reve, Brieven aan Matroos
Vosch 1975 - 1992, 6 juni 1990, blz. 329)
Wy, gy allen en ik, zyn de schaakstukken
waarmeê de heren zich vermaken,
en wie 't gewone schaakspel mocht afkeuren omdat het voor wetenschap
te-veel op spel gelykt,
en voor spel te-veel inspannig vordert,
zal zeker dít schaakspel te erger verfoeien,
naarmate het als vermaak ten-koste van een Volk, te wreed,
en als onzedelyke laagheid te weinig vermakelyk is.
(Multatuli, Ideeën
Tweede bundel, blz. 138, idee 452 (ged.))
Het is bij de wintersport als
bij zoveel andere zaken:
hoe duurder de uitrusting, hoe slechter de prestaties.
Mensen, die geen paard van een loper kunnen onderscheiden,
zitten altijd te oefenen aan een fraai ingelegd tafeltje
met van die abstracte stukken waarbij geen paard van een loper
te onderscheiden is.
(Kees Fens, Waarom ik niet tennis,
blz. 81, Breuk)
'Zo is het,' zei de barman en
schoof een borrelglas naar voren als een schaakstuk.
(Willem Frederik Hermans,
Ik heb altijd gelijk, blz. 68)
maar de brief tracht op
te bouwen als een verhaal,
of liever, als het probeersel van iets dat een brief en een verhaal
zou kunnen worden;
en hij schrijft zonder nog te besluiten wat hij later zal kiezen,
hij schetst als het ware de stukken van zijn schaakbord
zonder meteen vast te stellen welke hij zal verplaatsen en hoe
hij ze zal opstellen.
(Umberto Eco, Het eiland van de
vorige dag, blz. 22)
Toernooien
Vanochtend een loodzwaar pakje bij de post: een geheel
kristallen presse-papier,
onder dankzegging voor mijn medewerking aan het welslagen van
het eerste Interpolis Schaaktoernooi.
Dat noem ik nog eens uitermate attent. En erg mooi, zo'n brok
kristal.
Het gekke is, dat je er heel veel over leest, maar dat je het
haast nooit te zien krijgt.
Er zijn meer van die woorden,
waar je je een maar zeer ten dele met de werkelijkheid strokende
voorstelling van maakt.
Het sterkst heb je dat natuurlijk als kind.
Maar ook als volwassene houd je het in tal van gevallen.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 82/83, 15-12-1977)
Wel had ik na een uur erge
zin om in een hoekje wat kranten te lezen en dat heb ik ook gedaan.
Vooral de schaakmatch van Fischer tegen Larsen: 4-0!
(Godfried Bomans,
Werken I, blz. 793, Dagboek van Rottumerplaat, Zaterdag 17 juli
1971)
Zaterdag 9 maart (1996)
Ik rijd met Frank de Grave, loco-burgemeester van Amsterdam,
mee naar een schaaktoernooi in het gebouw van de Gasunie in Groningen
ter gelegenheid van het afscheid van de commissaris der Koningin,
Henk Vonhoff.
Er gaat inderdaad niets boven Groningen.
Het is een verrukkelijke dag,
waarop ik even alles van me af kan zetten, inclusief de schaakstukken.
Ik ben tevreden over het resultaat: een goeie middenmoter.
(Ed van Thijn, Stemmingen in
Sarajevo, Dagboek van een waarnemer, blz. 28)
Zetten
Toen moest ik wachten.
Het was een soort van verhoor schaak-spel
waarbij je hoopte dat de ander een verkeerde zet zou doen:
dat hij zijn pionnen, paarden, lopers, koning,
zijn koningin, zijn ingewanden eruit zou flappen.
(En ondertussen, terwijl je dit leest, daar gaat mijn kelere baan.
Okido baby.
Stuur geld voor bier en kransen naar Het Charles Bukowski Rehabilitatie
Fonds in...)
(Charles Bukowski,
Geboorte, Leven en Dood van een Underground Krant, in Verhalen
van alledaagse waanzin, blz. 40)
ECHTELIJK SCHAAKPARTIJTJE
Tijdens jouw tegenzet
heb ik thee gezet.
(Kadé Bruin, Uitsmijters
van scharreleieren, blz. 62)
Ik had op dat oogenblik nog veel
te redderen, maar ik had alles goed doorgedacht,
en ik wist toen, evenals nu, dat ik het spel winnen zoude,
als ik maar bedaard, evenals in het schaken, stuk voor stuk verzette.
(Multatuli, Liefdesbrieven,
blz. 144, Brieven aan Everdine, 19 Januarij 1846)
Het verhaal is even helder als
duister.
Terwijl kleine schermutselingen elkaar opvolgden
- die dezelfde functie vervulden als biij het schaakspel niet zozeer
de zet vervult,
als wel de blik waarmee men de verwachten zet van de tegenstander
van commentaar voorziet
teneinde deze van zijn waagstuk te doen afzien.
(Umberto Eco, Het eiland van de
vorige dag, blz. 72)
Dit kwam mij bekend voor.
Ik ben acht jaar getrouwd geweest met een schaakmeester, die mij
een paar keer heeft verteld
(alsof één keer niet genoeg was)
dat hij soms drie kwartier aarzelde over een zet, alle varianten
doordacht,
- maar als hij dan zeker was van zijn zzaak en het betreffende
stuk aanraakte,
waarmee hij dus verplicht moest zetten,
wist hij dat het verkeerd was en dat hij de partij zou verliezen,
en daarmee soms de hele match.
Het ziet er dus naar uit, dat in een ondeelbaar ogenblik
een daad meer inzicht verschaft dan een langdurig denkproces.
(Harry Mulisch, Het theater,
de brief en de waarheid, blz.76/77)
De meester
'k Ging bij hem schaken. En hij won niet éen,
Maar vijftig keer om mij het spel te leeren;
Tot op dien dag, - met eerste winst alleen,
Zijn kamer hol en dreigend om mij heen, -
't Verdriet aanving, omdat 'k niet meer vereeren
Kon, naar de meesterhand niet opzien meer en
Niet meer bang zijn, als hij de ivoren bent
Aan zwaarschuivende doos ontnam, - verboden
Inbreuk leek 't mij eerst, op hen die als dooden
Half godheid zijn en half beenornament.
En daarna, bij elk spel, en ongeweten,
Smeekte mijn jeugd aan 't toeval hunner woning
Voor hem, die nog mijn hechte meester heette,
Den heiligen, den onneembaren koning.
(Simon Vestdijk, in: Het kind, samengesteld door Willem Wilmink
en Fetze Pijlman, blz. 47)