Een individu leert veelal zijn taal van 'n schoolmeester,
dat jammer genoeg is.
Maar schoolmeesters moeten de taal niet maken.
Zijzelf behoren die te leren van 't Volk dat die taal spreekt
en schrijft.
En weer moeten de schoolmeesters niet alles goedvinden wat dat
Volk schrijft en spreekt.
Zij moeten ziften en kiezen, dat is: ze moeten geen schoolmeesters
zijn.
(Multatuli,
Ideeën, eerste bundel, idee 38, blz. 16)
Ik leg me toe op 't schrijven van
levend Hollands.
Maar ik heb schoolgegaan.
(Multatuli,
Ideeën, eerste bundel, idee 41, blz. 17)
De taal is een handschoen die strak
om de huid van de inhoud getrokken is.
Je moet er een heleboel weggooien, voor je die ene vindt, die
precies past.
Schrijven is schrappen.
(Godfried Bomans,
Korte berichten)
Als men de taal met een handschoen
vergelijkt, die om een inhoud getrokken is,
dan past de Duitse, Franse en Italiaanse te ruim,
de Nederlandse te strak, terwijl de Engelse als gegoten zit.
(Godfried Bomans,
Korte berichten)
De taal is het verstand ener natie.
Wie zijn taal verloochent, verloochent dus zijn eigen zelfstandigheid,
zijn aangeboren aard.
(Jan-Frans Willems,
Mijn vaderland is mij niet te klein,
De wereld heeft twee aangezichten, blz. 118)
Een praat-liturgie is niet erg,
maar we moeten daarbij wel beseffen dat taal per definitie verminkt.
Iedere verwoording van iets is een vervorming van dát wat
men verwoordt.
Taal omschrijft iets, maar omschrijven is wat anders dan tot de
kern geraken.
Taal schrijft letterlijk om de waarheid heen.
(Herman Finkers,
Ich bin ein Almeloër, blz. 105, Preek Martinikerk)
De taal is in beweging vanaf de
dag dat ze ontstaan is;
kan men zeggen dat ze daarom in verval is?
Beweging is hetzelfde als leven;
verval hetzelfde als dood.
(Victor Hugo,
Zelf gezien, blz. 55, 23 november 1843)
Van wat de mensen bezig houdt komt
maar een enkele gedachte door middel van de taal tot zijn medemens
over
en wat is dan nog de taal niet een hoogst primitief en wankel
voertuig voor gedachten.
(Belcampo, Al zijn fantasieën,
blz. 393, Avontuur in Amsterdam)
Tachtigjarige
oorlog
Al wat er schoon is in de roman-begrippen ontbreekt
in een land zo plat van vorm,
en in gemoederen zoo plat van opvatting.
Alva had lang kunnen geeselen en branden, voor men en bloc was
opgestaan.
De 20sten penning was de grief!
En nog zou in Nederland nooit 'n opstand georganiseerd zijn als
niet Willem I,
gekrenkt na den dood van Karel V, noodig had gehad fortuin te
maken,
en zich een positie te herwinnen die hij door de verheffing van
Philips verloren had.
Holland is nooit tegen Spanje opgestaan.
Duitse soldaten, betaald met duits geld, geleverd door de duitse
protestanterij,
kozen Nederland tot strijdperk, en in dien warreboel is Nederland
meegesleept.
Waar hollanders vochten, was 't ter verdediging van steden,
en ter voorkoming der geweldenarij die er volgen zou bij intogt
van den vijand.
(NB. De zoogenaamde spanjaarden waren meestal gehuurde walen,
en veelal ook duitsers door katholieke vorsten, tegen betaling
uitgeleend.
Op gelijke wijs verhuurden de keurvorsten van Kassel soldaten
aan Engeland in den amerikaanschen vrijheidsoorlog,
en de rijkdom van den tegenwoordigen keurvorst
(een der rijkste particulieren van Europa) heeft uit dien mensenhandel
zijn oorsprong.
O, de geschiedenis is zoo plat, er is zoo weinig schoons in,
zoodra je haar ontdoet van de verzerige opgesmuktheid der dichters,
of de pedante leugens der schoolboeken.
(Multatuli,
Liefdesbrieven, blz. 264/265, Brieven aan Mimi, 27 Julij 1863)
Eindelijk moet een ontevredene iemand hebben gevonden die op z'n
vraag:
'Vindt u 't niet benauwd hier?' toestemmend knikte,
maar er bij voegde: - Chut, chut! niet hier, men hoort ons.
Waar kan ik u vinden? Doch laat ons zorgen dat niemand wete dat
wij spraken over deze dingen.
Ik zal bij u komen! .
(Multatuli,
Liefdesbrieven, blz. 271, Brieven aan Mimi, 29 Juli 1863)
Talent
Aan een talent moet je gaan staan zoals je aan het
leven gaat staan,
want op een dag vallen ze samen en betekent het leven jouw talent
en is het jouw talent om te leven.
Een talent dat een bedrieglijke belofte blijft wordt je dood,
daar ben ik van overtuigd.
Het gaat binnen in je zitten kankeren over hoe het leven had kunnen
zijn
en op een gegeven moment over hoe het moeten zijn.
Datgene dat je omhoog had moeten trekken,
naar de schoonheid van een eigen leven, naar de uitzonderlijkheid
ervan,
trekt jou op den duur omlaag,
naar de dood, de grote gelijkmaker.
(Connie Palmen,
De wetten, blz. 42)
Tandartsen
Er zijn twee soorten kiespijn:
die voor je naar de tandarts gaat en die, nadat je er vandaan
komt.
Ik weet nog steeds niet welke nu de ergste is.
(C. Buddingh', Dagboeknotities
1967-1972, blz. 202, 26-09-1969)
Tegenvallers
Van tegenvallers zeg ik in de regel dat ze stimuleren.
Wat moet je anders van tegenvallers zeggen?
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, blz. 325, 02-12-87)
Teken
"Ik vind", zo sprak een teek te Leek,
"van al die films die ik bekeek,
na rijp beraad ten langen leste
de tekenfilms toch wel de beste."
(Theo van de Leur, Op een teek,
in: DichtErbij)
Telefoon
het telefonaneren van 06-dames
(Youp van 't Hek,
Ik Schreeuwlelijk, Sextember, blz. 14)
nergens gaat stilte
zo zwanger
als tussen telefoondraden
het vogeltje op de draad
weet niets van de roddel
doe door zijn pootjes gaat
(Jan de Zanger, Signalen uit
Jutland (fragm.), kraaiepoten, blz. 19)
uit pure eenzaamheid
bel ik mezelf op
gelukkig ben ik
in gesprek
(Saul van Messel, existentiëel,
het eeuwige leven, blz. 103)
Telegraaf
De krant van het mij omringende volk,
deze vergiftigende distel onder de dagbladen van mijn tijd,
waaruit het volk dat mijn kunst en schoonheid niet wil
de hem bedwelmende, hem verziekende sappen zuigt.
De telegraaf, het dagblad voor het hersenloze en smaakloze vulgus
buiten de afrasteringen en begrenzingen van mijn een paleistuin
gelijkende tuin.
Fout, fout, aan alle kanten fout is deze krant,
fout in zijn berichtgeving, fout in zijn opinies, fout in zijn
tendenties.
Deze zichzelf als kanker in het volk invretende foute krant
wordt volgekledderd door kratesen van de geest die geen van alle
kunnen schrijven,
louter slijm, pus en faecaliën en de hiervan afwasemende
stank afscheidend,
dit is: wat het volk zwelgt.
(Jeroen Brouwers,
Het verzonkene, blz. 43)
Televisie
Wonderlijk idee trouwens, dat een tv-toestel dergelijke
beelden zomaar uit de lucht plukte.
Binnen noch buiten was aan de lucht iets bijzonders te zien.
Toch was zij vermengd met nieuwsflitsen, videoclips, talkshows,
dramaseries en noem maar op.
Met een speciaal kristal zou je ze rechtstreeks in je hersenen
kunnen ontvangen.
In ieder geval nam je ze met elke ademtocht op in je longen.
Gedurende een miljoen jaar had de mensheid geleefd in een atmosfeer
zonder bijmengingen,
nu ademde zij lucht in met tv-beelden.
Manelli kon niet geloven dat dat geen verschil maakte.
(Koos van Zomeren,
Het schip Herman Manelli, blz. 6)
Laat ik een lievelingsanekdote
van me vertellen.
Op een keer was Rossini op doorreis in Frankfurt en hij at in
hetzelfde restaurant als Schopenhauer.
De één was een vermaard componist, de ander een
vermaard filosoof, beiden erg beroemd in Europa.
Toen maakte de gerant Schopenhauer erop attent dat Rossini daar
zat
- Rossini was zijn muzikale idool.
Schopenhauer keek even over zijn schouder en zei zuur:
Das kann unmöglich Rossini sein, das ist ein dicker Franzose.
Wat me fascineert in die anekdote is dat roem ooit bestaan heeft
zonder dat mensen elkaar kenden.
Dat is vandaag vanzelf ondenkbaar.
Er is nog iets anders: toen had je het nog over roem door verdienste.
De televisie heeft roem geschapen die zonder verdienste is, roem
om de roem.
Roem door verdienste, daar heb ik niets tegen
, verdienstelijke mensen horen beroemd te zijn,
maar in dit geval hebben we het over roem door vermenigvuldiging.
Je hoeft niets te kunnen, niet eens figuurzagen of hardlopen:
op het scherm komen volstaat om bekend te worden.
En niet zo'n béétje bekend - bij miljoenen tegelijk.
Een totaal verdiensteloze heikneuter kan, door maar genoeg op
de televisie te verschijnen,
zo beroemd worden dat in het duisterste steegje van het achterlijkste
dorp de mensen flauwvallen als ze 'm zien
- die roem is hysterisch.
Maar het publiek is tevens genadeloos:
het kan je ook meteen weer laten vallen.
Zo'n roem kan in zijn volstrekte tegendeel verkeren.
(Gerrit Komrij,
De buitenkant, blz. 14/15)
Het streven van het grootste
deel van de televisiemakers is erop gericht de mensen te treiteren,
hun het gevoel te geven dat ze helemaal niets zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat zij die het bij de televisie voor het
zeggen hebben
precies weten dat de masochistische behoefte van mensen eindeloos
is.
Misschien wel het gevaarlijkst - voor henzelf -
is het totaal scheve beeld dat ze krijgen van hun medemensen.
Mensen zijn namelijk niet op alle manieren altijd even vulgair
en ordinair.
(Gerrit Komrij,
De buitenkant, blz. 165)
De bovenkant van tv-omroepsters
kijkt je altijd aan
of er iemand constant met een keukenmixer in hun kut ronddraait.
(Gerrit Komrij,
De buitenkant, blz. 165)
Hilversum -
Volgens onze theatercorrespondent Jacques Klöters is er vanmorgen
vroeg brand uitgebroken in Sesamstraat.
Alle bewoners zoals Tommy, Pino, Ieniemienie,
en buitenlandse gastarbeiders als Kermit en het Koekjesmonster
konden worden gered.
De brand werd ontdekt door Bert en Ernie
die tegen het morgenkrieken nog lagen te discussiëren
over de vraag of men door zijn gesloten oogleden heen licht kan
waarnemen.
Tijdens de discussie nam Bert een enorme rookontwikkeling waar.
Hierop hebben zij andere bewoners van Sesamstraat gewaarschuwd.
De materiële schade is aanzienlijk,
maar volgens onze correspondent is de uitzending van vanavond
niet in gevaar.
(Hans Dorrestijn,
Dorrestijns Pers Agenstschap, blz.31)
Televisie is natuurlijk in
wezen een stupide aangelegenheid
- schaarse uitzonderingen daargelaten --,
maar een summum van stupiditeit wordt wel weer breikt in een programma
van vanavond:
Netwerk, van Mies Bouwman,
waarin Mies een vrouw interviewt die in het restaurant van de
Tweede Kamer werkt
en de indruk heeft, dat tijdens de Nacht van Shmelzer het kabinet-Schmelzer
gevallen is.
Het is zo stompzinnig dat je het zelfs niet zou geloven als het
door zestigjarige debielen werd opgevoerd.
Maar het zijn gewoon mensen die door de meerderheid van de Nederlanders
(Mies 'included')
als niet alleen normaal, maar zelfs hoogst humoristisch worden
aangezien.
Werkelijk: beschaving, smaak, civilisatie, etcetera zijn steeds
verder te zoeken.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 137, 21-01-1978)
Een gezin zit geschaard rond
het toestel waarop live een inbraak wordt verslagen.
De gezinsleden zitten op het puntje van hun stoel, geheel in de
ban van een inbraak,
die zich in werkelijkheid achter hun rug afspeelt:
zij zitten te kijken naar het leeghalen van hun eigen huis
en verroeren zich pas als de inbrekers aanstalten maken ook hun
tv mee te nemen.
(J. Bernlef,
Cellojaren, blz. 44)
De tv wordt op deze manier
een soort huisguillotine.
Wie gaat er vanavond voor de bijl.
Het aardigste is dat de beul er af en toe zelf ook even onder
gaat liggen.
(Wim Kan, De dagboeken
van Wim Kan 1968 - 1983, 28-01-1969, blz. 22)
Televisie men was allang vergeten dat het kon
maar het gebeurde: met een zacht gereutel
stierf de TV, het sprekend paard verbleekte
het licht werd opgestoken en de vader
aanzag zijn zoon die bij een storing werd verwekt
en zei: wat ben je oud geworden, jongen. (Willem Wilmink,
Televisie)
Sprookje:
er was eens een televisietoestel dat de hele avond,
zonder een kik te geven, naar een gezin keek.
(Jan G. Elburg, toch nog een
morsig schip
- opgeruimde kanttekeningen, Maatstaf mmaart 1973, blz. 766)
TV, het medium dat tevergeefs
blijft roepen:
is er een intelligentie aanwezig?
(Jan G. Elburg, toch nog een
morsig schip
- opgeruimde kanttekeningen, Maatstaf mmaart 1973, blz. 769)
Ik wil niet in het kastje
kijken:
Iedere keer als ik in het kastje kijk,
heb ik de wanhopige behoefte om mijn hoofd om te keren naar de
echte wereld.
Maar als ik eenmaal kijk, zit ik klem met mijn hoofd.
En van beide tegengestelde neigingen krijg ik pijn in mijn nekwervels.
(Bertus Aafjes, De fazant op
de kokketoren, blz. 159)
Iemand met wie je samen naar
de televisie kijkt is iemand van wie je moet houden, anders is
het niet te doen.
Dan ga je te veel praten en je aanstellen en net doen alsof je
niet een deel van jezelf afgezonderd hebt.
Samen kijken is intiem omdat je bij elkaar bent en elkaar toch
die eenzaamheid en afzondering gunt,
die afgedwaalde, wat verdoofde geest, waarvan je zeker weet dat
die zich even niet met jou bezighoudt
of, als hij dat wel doet, het daar in ieder geval niet over wil
hebben.
De televisie legt iedereen het zwijgen op.
(Connie Palmen, De erfenis,
blz. 31)
Het is geen kunst om bij
je leven op de t.v. te komen.
Het is een hele kunst het zover te brengen dat ze je begrafenis
uitzenden.
(Fons Jansen, Goeden avond,
dames en heren, blz. 16)
Er is niet zoveel verschil
tussen het uit een autoraam kijken en een goed soort televisie,
je hebt er niet echt iets mee te maken.
(Dick Hillenius, Eilanden
bestaan niet, blz. 30)
We spreken een vrouw die
een week geleden voor het eerst in haar leven in het dorp televisie
keek.
'Pragtig' was het, ze had honderden mensen op het scherm gezien,
maar, vroeg ze zich bezorgd af, 'waar slaap al die mense vannag?'
(Adriaan van Dis, Het beloofde
land, blz. 104)
En gelukkig was er ook televisie.
Hoe dommer het programma, des te groter de afleiding.
(Vonne van der Meer, Eilandgasten,
blz. 88)
Tellen
'Het hoeveelste slachtoffer is het nu al?' vroeg een
ander bekommerd.
'Ik tel liever niet. Als ik mijn geld tel word ik altijd triestig.'
(Hugo Claus, De geruchten, blz.
107)
Tenen
Je kunt in zo'n conference op negen van de tien gevoelige
tenen gaan staan,
maar de meeste mensen hebben één gevoelige teen,
daar mag alleen niet op worden getrapt.
Die staat in directe verbinding met het zere been en in dat zere
been woont het vorstenhuis
of het geloof of de Paus of de Evangelische Omroep of ...
(Wim Kan, De dagboeken
van 1968 - 1983, De televisietijd, blz. 0)
Tennis
Het is de aloude botsing van twee sportculturen.
Europa verwijt Amerika een gebrek aan respect voor traditie
en Amerika begrijpt absoluut niet waarom vermolmde,
uit de negentiende eeuw stammende gewoontes worden aangehouden.
Je gaat in een regenland toch geen onoverdekt toernooi organiseren
omdat toevallig honderdtwintig jaar geleden een adellijke Engelsman
te veel achtertuin had.
(Hans van Wissen,
In 2050 zijn Borg,
Sampras en Krajicek watjes geworden, Volkskrant, 28-06-1997)
Terrassen
Waarom heeft toch het zitten op een terras zo'n ontspannend
effect?
Is het dat het leven langs je stroomt, terwijl je er zelf tijdelijk
geen deel aan hebt?
(Clare Lennart, Op schrijversvoeten
door Nederland, blz. 39)
Tevredenheid
En een heleboel mensen toch nog maar klagen.
Maar ja, als de mens een tevreden wezen zou worden,
zouden honderdduizenden hun baantje kwijtraken.
De mens ontevreden houden is ook een industrie.
Je zal toch maar zes jaar gestudeerd hebben voor agoog
en buurman wil gewoon op zijn stoel voor zijn deur in het zonnetje
zitten.
Maar dat gaat niet aan. Daarvoor zijn we niet op de wreld gekomen.
We zijn op de wereld gekomen
om deze wereld iedere dag weer nog een klein stukje problematischer
te maken.
Want als hij niet problematisch is,
waarvoor hebben wij dan gestudeerd? Nietwaar?
Precies. Exact.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 85/86, 18-12-1977)
Toen Allah de hersens verdeelde
onder de mensen was iedereen tevreden met de zijne.
Maar toen Alah het bezit verdeelde onder de mensen was er niet
een tevreden met het zijne.
(Bertus Aafjes,
Morgen bloeien de abrikozen, Een oog vol zand, blz. 161)
Een nuttige dag in het
kader van de tevredenheidsbestrijding.
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, blz. 248, 29-09-87)
Theater
Om te getuigen van wat je gelooft staat er op iedere
straathoek een gebouw dat we kerk noemen.
Om te getuigen van wat je betwijfelt is er per stad één
gebouw, de schouwburg.
(Fons Jansen, Goeden avond,
dames en heren, blz. 15)
Theologen
Geen uwer, en ik al evenmin, is theoloog,
maar wel zijn wij, wat daarvan vrijwel het synoniem is,
namelijk Nederlanders.
(Gerard Reve, Een eigen huis,
blz. 181, Pleitrede voor het hof)
Theorieën
En verder wist ik dat er geen grens bestaat aan het
menselijk vermogen
om wandaden en zelfzucht te vermommen met goede bedoelingen en
edelmoedige theorieën.
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, blz 216, 21-08-1987)
Ze heeft in de loop der jaren
regelmatig oerstevige theorieën opgebouwd,
die niemand haar uit het hoofd kan praten,
behalve zijzèlf, een week later .
(Wim Ibo, over Lia Dorana, in:
Onder collega's, blz. 50)
Thuis
Niets kan het thuis van je jeugd vervangen.
Een blaadje munt roept het weer op:
of een kopje met een blauwe rand.
(Virginia Woolf,
Maandag of dinsdag, Mrs. Dalloway in Bondstreet, blz. 5)
Tijd
De typisch Nederlandse gedachte:
ik moet om negen uur ergens zijn, als ik nu op een drafje lijn
vijf haal,
dan kan ik kwart voor negen het huis uit, was hem een gruwel geweest.
Dit idee gaat uit van de calvinistische opvatting dat tijd kostbaar
is.
Het resultaat hiervan is dat men nooit tijd heeft.
Niet de tijd is kostbaar. U bent het.
(Godfried Bomans,
Wat is vakantie?, in Zomers van toen, blz. 136)
De factor tijd is geen mathematische
grootheid
en kan slechts gemeten worden naar de intensiteit,
waarmee hij doorleefd werd.
(Godfried Bomans,
Korte berichten)
Wie nooit tijd heeft, kan er niet
mee omgaan.
(Wim Kan, Soms
denk ik wel eens bij mezelf..., blz. 34)
Mensen die menen, dat tijd geld
is,
bemerken meestal pas op hun sterfbed, dat tijd óók
tijd is.
(Alexander Pola,
Mengvoer)
Waarom heeft een dag geen tweehonderdveertig
uur?
Of zijn er geen zeventig dagen in een week?
Dan zouden we iets van ons leven kunnen maken.
(C. Buddingh',
Dagboeknotities 1977-1985, blz. 333, 4-9-1978)
Kerkrade -
De Heerlense horlogier A.P. Simmeling heeft gisteren voor twee
ton schade aangericht in zijn eigen zaak.
Volgens insiders was de heer Simmeling perfectionist
en probeerde hij altijd alle klokken in zijn winkel gelijk te
laten lopen.
Door het invoeren van de zomer- en wintertijd werd deze zelf-opdracht
Simmeling te veel.
Met een vooroorlogse Duitse koekoeksklok heeft hij het gehele
interieur stukgeslagen.
Op miraculeuze wijze heeft het jong van de koekoek de slachting
overleefd.
Hij begon tenminste een uur erna om hulp te roepen uit de Friese
staande klok.
Gelukkig voor de heer Simmeling was er een gekkenhuis in de buurt
waarin niet alleen de patiënten achterlopen.
Mevrouw Simmeling spreekt van een grote opluchting.
(Hans Dorrestijn,
Dorrestijns Pers Agenstschap, blz. 32)
Vooral sedert de uitvinding van
het polshorloge hebben we geen tijd meer.
(Karel Jonckheere,
Ook ik, zelfs gij, vooral wij)
Hoe ouder je wordt, hoe sneller
de dagen gaan:
in je kinderjaren leek de weg van Sinterklaas tot Kerst heel erg
lang,
nu doe je de inkopen voor die beide feesten al zowat in één
keer.
(Willem Wilmink,
Kinderen, blz. 40)
Want de tijd glijdt, de tijd
rijdt, de tijd slijt
De tijd wordt zo wijd
Je raakt er alles in kwijt
De tijd slijt, de tijd glijdt, de tijd splijt
De tijd wordt zo wijd, je raakt er alles in kwijt. (Cees Nooteboom,
Stien, 1979,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefst in een doosje willen doen, blz. 113)
Eens maakt de tijd
die is als een vloed
alles stuk waar je je best zo voor doet. (H. Dorrestijn,
Aan zee,
gezongen door Adèle Bloemendaal, Adèle's keus)
In de middeleeuwen bestond een
scholastieke discussie
of het heden jong genoemd moest worden, omdat het immers net bestond,
en de antieke beschavingen oud, omdat die al van zo lang her dateerden;
of was andersom de oudheid eigenlijk jong geweest,
omdat de beschaving toen nog in haar kinderschoenen stond,
en is het heden oud omdat de tijd al zo lang meegaat?
Een kwestie van perspectief.
(Geerten Meijsing,
Eeuwig naakt de ondergang, HP/De Tijd, 19-07-1996, blz. 86)
De tijd heelt alle wonden, is
de bekende dooddoener
waarmee mensen hun onverschilligheid ten opzichte van het lijden
van anderen verbloemen.
(J. Bernlef,
Cellojaren, blz. 46)
Dikwijls, zoo zullen zij opwerpen,
is de tijd voor oude lieden een vergrootglas,
en zij, die gewoon zijn er door heen te turen naar de jaren van
hun jeugd,
komen steevast tot de conclusie dat, daarbij vergeleken
de dingen en menschen van nu óf betreurenswaardig, óf
belachelijk zijn.
(Godfried Bomans,
Werken 1, Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas, blz. 104)
De tijd heeft je op sleeptouw.
Je zegt maar al te gauw
dat je de tijd hebt
maar de tijd heeft jou. (Hans Dorrestijn,
Positief genieten met Hans Dorrestijn, blz. 91)
'Tijd is toch een verzinsel van
de mensen,' zegt hij.
'Nee,' zeg ik, 'het getal van de tijd is een verzinsel van de
mensen,
maar de tijd zelf niet
en juist aan de invloed die het getal heeft op mensen,
kun je maar weer eens aflezen hoe belangrijk al die ficties zijn,
hoe ze ons leven bepalen en ons gedrag.'
(Connie Palmen,
I.M., blz. 278)
Ik heb al veel tijd verloren met
op tijd te zijn.
(Karel Jonckheere, Filter
uw dag, blz.100)
Dat is de hiërarchie van
de klok.
Sinds we de tijd verbeelden als iets dat van links naar rechts
beweegt,
gaan behalve vroeger en later, ook lager en hoger, minder en meer,
verleden en heden met de klok mee.
Iedereen gehoorzaamt daaraan alsof het om een natuurlijke zaak
gaat.
Ik vind niks natuurlijk.
Ik oefen regelmatig om tegen de klok in te denken.
(Connie Palmen, De vriendschap,
blz. 38/39)
Mal te pedonarán a ti
las horas,
las horas que limando están los días,
los días que royendo están los años.
De uren, ze vergeven het je niet,
de uren die de dag ten einde slijten,
de dagen die het jaar ten einde knagen.
(Luis Góngora, De la
brevedad engañosa de la vida(fragm.),
Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren, blz. 236/237, vertaling:
Peter Verstegen)
Een uitspraak van de Romeinse
politicus Seneca, die ze zich
herinnert van school,
maakte haar tot de kordate informatiemanager die ze is.
'Wie denken de mensen wel dat ze zijn, dat ze beslag kunnen leggen
op mijn tijd?',
zei Seneca. 'Ik heb al zo'n kort leven.'
(Renée Braams over Jannemieke van de Gein in Intermediair,
06-08-98, blz. 43)
Omdat ze onze dag en nacht bepaalden,
werden de zon en de maan tot het eerste, onovertroffen model voor
alle latere uurwerken
die, het uitspansel naäpend,
de menselijke tijd op de wijzerplaat van de dierenriem aangeven,
een tijd die niets heeft uit te staan met de tijd van het heelal:
hij bezit namelijk richting, een onrustige ademhaling
die bestaat uit gisteren, vandaag en morgen,
en niet de kalme ademtocht der eeuwigheid.
(Umberto Eco, Het eiland van de
vorige dag, blz. 249)
De tijd doden is een zinvolle
revanche-bij-voorbaat: ten slotte dood de tijd óns.
(Eric van der Steen , Alfabêtises
, blz. 35)
De ware tijdwinst is kijken naar
een zwaan.
(Bertus Aafjes, in José
de Ceulaer te gast bij Nederlandse auteurs, blz. 7)
De tijd verstreek alsof er klonten
in zaten:
dertig jaar vertellen duurde vijf minuten,
je hand door je baard halen een uur.
(Tim Krabbé, Vertraging,
blz. 40/41)
De mooiste uitspraak over tijd
is van Marilyn Monroe:
'I have been on a calender but I have never been on time'.
(geciteerd in HP/De Tijd, 01-01-2000)
De vraag is niet waar de tijd
blijft,
maar waar datgene gebleven is wat in die tijd ooit echt gebeurd
is.
(Cees Nooteboom, Ik had
wel duizend levens en ik nam er maar één!, blz.
11)
voor de tijd
beducht
is hij weggevlucht
nét op tijd
voor de eeuwigheid
(Saul van Messel, epigram,
het eeuwige leven, blz. 30)
Dat dit leven steeds sneller ten
einde loopt
merk je vooral aan de oproep om ter controle bij de tandarts te
verschijnen.
(Kees van Kooten, Levensnevel,
blz. 7)
Men moet met zijn tijd meegaan!
En als de tijd nu ergens heengaat waar ik bepaald niet wil belanden?
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 164)
de klok houdt de tijd
die zij mij aangeeft
(Willem Hussem,uit: Voor twee
scharren blauwbekken)
Tijd bestaat alleen als je je
verplaatst.
(Rosita Steenbeek, De laatste
vrouw, blz. 130)
Tijdgeest
"Mijn bezwaar tegen de geest der eeuw is de morele
onverschilligheid.
Standpuntloosheid gaat door voor pluralisme en afzijdigheid voor
tolerantie.
Maakbaarheid is vervangen door marktwerking,
visie bestaat uit 'meten'
en wilskracht is iets voor de sport."
(Hans Boutellier,
sociaal-psycholoog, werkzaam bij het ministerie van Justitie,
Trouw, 24-12-97, Bezwaren tegen den geest der eeuw)
Toekomst
Hoe denkt u dat de wereld er over vijfentwintig jaar
uit zal zien?
Ik denk: Totaal anders dan ik nu denk.
(Wim Kan, Soms
denk ik wel eens bij mezelf..., blz. 12)
'Het is maar goed, dat u dit
niet allemaal hoeft mee te maken, mompelde hij.
'Een Bommel heeft de toekomst, zei u altijd, en daar tracht ik
mij aan te houden,
want het heden heeft een heer weinig te bieden.
De kranten staan vol narigheid;
alles is ruw en grof en het peil van de massa zakt meer en meer.
Het is alleen de hoop op de toekomst die mij staande houdt.'
(M. Toonder,
Hm, blz. 9 - De Atlantiër)
Ik meen dat Utz de eerste was
die me ervan overtuigde
dat de geschiedenis altijd onze leidraad voor de toekomst is
en altijd vol grillige verrassingen zit.
De toekomst zelf is een dood land omdat ze nog niet bestaat.
(Bruce Chatwin,
Utz, blz. 81)
Wie de jeugd heeft, heeft de
toekomst, zegt men.
Het zou eerlijker zijn die toekomst aan de jeugd te geven.
(Alexander Pola,
Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 72)
Hoezeer ze ook haar verleden
beminde en haar heden prees,
de warmste gloed straalde haar tegen uit de toekomst,
dat was nog eens een toekomst om een verleden van te maken.
(Belcampo, Al zijn fantasieën,
blz. 321, Amsterdam)
Het was het gezicht van iemand
die in een wrede tijd leeft, de voltooid verleden toekomst.
(Benno Barnard, Van school,
blz. 28)
De toekomst is een brug die
je nu niet over hoeft te steken.
En die, als-ie komt, gewoon een feit zal zijn
en niet een griezelig idee aan de horizon.
(Renate Rubinstein, Nee
heb je (budget-boek), blz. 36)
Toerisme
Toerisme is een soort Leninisme, legt Paucard
uit,
een soort propaganda die begint bij de gelogen vakantiefolders
en verder gaat in de op die folders gebaseerde gelogen vakantieverhalen.
(Rik Zaal, Leve
het toerisme!, blz. 9)
Plaatselijke eigenaardigheden
die tot toeristische tophits zijn uitgegroeid
zijn bijna overal en altijd ongenietbaar.
(Bertus Aafjes, De fazant op
de kokketoren, blz. 65)
Het echte toerisme, dacht ik,
verlaagt je tot levend stukgoed
dat van de ene plaats naar de andere wordt gedirigeerd
om tegen de avond opgeslagen te worden
in zulke voor de hand liggende onderkomens als een hotel de la
Gare of de la Poste.
(Anna Blaman, Hotel Bonheur,
moderne Nederlandse verhalen, door C.J. Kelk, blz. 21)
Een toerist is iemand, die
niet precies weet wat hij met zijn geld zal doen.
(Godfried Bomans, Gedachten
achter een bord spaghetti, blz. 64, Romeinse schavuiten)
Toerisme is de kunst zoveel
mogelijk gezien te hebben zonder iets te zien.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 160)
Toespraken
'Als lullen pudding is dan is hij dokter Oetker.
(Harrie Jekkers
/ Koos Meinderts, Uit de
school geklapt, blz. 127)
Om half elf kwam de directeur persoonlijk,
Gewapend met een potplant en een speech,
Te lang en slaapverwekkend als gewoonlijk,
Maar Opa hoorde toch al jaren niets.
Met zware stem en machtige gebaren
Besprak de directeur de tijd die vloog,
Wat misschien gold voor Opa's honderd jaren,
Maar vast niet voor des directeurs betoog. (Jan Boerstoel,
Opa's verjaardag, 1969,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefst in een doosje willen doen, blz. 185)
Toeval
'"God dobbelt niet!" zei hij.'
'Zei Einstein dat?'
'Het schijnt.'
'Geloofde Einstein dan in god?'
'Einstein geloofde in ieder geval niet in het toeval.'
(Connie Palmen,
De wetten, blz. 165)
Overal, maar zeker in de oorlog, speelt het toeval
de grootste rol.
(Erasmus,
Geciteerd door A. v.d. Glind, Erasmus, Europeaan, humanist, christen,
blz. 12)
Toneel
Gimberg (de oude) tegen zijn zoon 'Jackie':
'Jongen, toneel in Nederland da's niks.
Als je achttien bent speel je in Winschoten en als je tachtig
bent, speel je daar nog.'
(Wim Kan, De dagboeken
van Wim Kan 1968 - 1983, 07-02-1969, blz. 23)
Ja, dat toneel bederft velen,
meer nog dan de romans.
Het is zo aanschouwelijk!
Met wat klatergoud en wat kant van uitgeslagen papier, ziet er
dat alles zo aanlokkelijk uit.
Voor kinderen, meen ik, en voor mensen die niet in zaken zijn.
Zelfs als die toneelmensen armoede willen voorstellen, is hun
voorstelling altijd leugenachtig.
Een meisje wier vader bankroet maakte, werkt om de familie te
onderhouden.
Heel goed. Daar zit ze dan te naaien, te breien of te borduren.
Maar tel nu eens de steken die ze doet gedurende het hele bedrijf.
ze praat, ze zucht, ze loopt naar 't venster, maar werken doet
ze niet.
De familie die van dezen arbeid leven kan, heeft weinig nodig.
Zo'n meisje is natuurlijk de heldin.
Ze heeft enige verleiders de trappen afgeworpen,
ze roept gedurig: 'o mijne moeder, o, mijne moeder!'
en stelt dus de deugd voor.
Wat is dat voor een deugd, die een vol jaar nodig heeft voor een
paar wollen kousen?
Geeft dit alles niet valse denkbeelden van deugd, en 'werken voor
den kost?'
Alles gekheid en leugens!
(Multatuli,
Max Havelaar, blz. 19/20)
Vergeten wij toch nooit dat de
de toneelspeler nu eenmaal een ideale aap is
en zo zeer aap, dat hij aan het 'wezen' en het 'wezenlijke' helemaal
niet vermag te geloven:
alles wordt voor hem spel, toon, gebaar, toneel, coulisse en publiek.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood,
blz. 199, Psychologie der toneelspelers)
Aangezien ik de misschien niet
originele, maar niettemin hardnekkige mening aanhang dat,
sedert de film zich perfectioneerde,
het toneel weinig meer dan een ietwat komisch aandoend anachronisme
kan worden genoemd,
dat dan ook enkel nog in het z.g. lichte genre valt te genieten,
bezoek ik de Haagse schouwburg maar hoogst zelden,
ook niet ter gelegenheid van kunstmaanden en andere festivals.
(A. Marja, Portret van Den Haag,
in Voor de bijl , blz. 22)
De fraaiste toneelvoorstelling
blijft oneindig ver achter,
en dat in ieder opzicht, bij mijn verbeelding gedurende het lezen
der teksten.
Tussen droom en verwezenlijking gaat het wezenlijke verloren.
Speelstukken zijn stukken die niets te verliezen hebben.
(J. Greshoff, Nachtschade,
blz. 74)
Traagheid
Schildpadden kunnen meer over de weg vertellen dan
hazen.
(Dr. Marc Galle,
Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 1, blz. 48)
De traagheid der Natuur is onwil om te veranderen van
beweging,
of om daarmeê optehouden.
De traagheid van onze geest is gewoonlyk onwil om te bewegen.
(Multatuli,
Ideeën Tweede bundel, blz. 200, idee 461)
Trainingspakken
In de categorie hinderlijke lelijkheid vallen allereerst
de trainingspakken.
Het enige fraaie trainingspak uit de geschiedenis van de sport
werd gedragen door de Italiaanse ploeg bij de Olympische spelen
in München.
Verder lijken alle trainingspakken producten van overbelaste huismoeders
die om geld uit te sparen alles zelf maken,
op de groei van de kinderen.
(Kees Fens, Waarom ik niet tennis,
blz. 104, Kleding)
Treinen
Je kunt wel roepen dat je op het juiste spoor zit,
maar daar schiet je niks mee op, als de trein stil staat.
(?)
Door storing hebben de Spoorwegen
vaak 25 minuten vertraging,
waardoor de halfuurdiensten vijf minuten te vroeg zijn.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 15)
Trekvogels
Als een trekvogel naar verhouding evenveel energie
nodig zou hebben als een vliegtuig
ging hij liever naar Afrika lópen.
(Midas Dekkers, De baviaan
en andere beesten, blz. 42, De vliegende vis)
Treurigheid
Ich weiß nicht, wass soll es bedeuten,
Daß ich so traurig bin;
Ein Märchen aus alten Zeiten,
Das kommt mir nicht aus dem Sinn.
Ik weet niet wat toch de reden
Is dat ik zo treurig ben;
Een sprookje van lang geleden,
Dat maalt maar steeds door mijn brein.
(Heinrich Heine, Die Lorelei
(fragm.), vert. Peter Verstegen,
Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren, blz. 20/21)
Troost
Van alle troostmiddelen doet troostbehoevenden niets
zo goed
als de bewering dat er in hun geval geen troost mogelijk is.
Daarin schuilt een dusdanige onderscheiding,
dat zij hun hoofd weer oprichten.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood,
blz. 212, Beproefde raad)
Als het al waar is dat de treurenden
vertroost zullen worden,
dan toch vooral omdat sommige treurenden de beschikking hebben
over het Preludium in fis-klein uit WTK II.
(Maarten 't Hart, Johan Sebastian
Bach, blz. 154)
Ze begon te huilen.
Onhandig probeerde ik haar te troosten, legde mijn arm om haar
heen.
In omstandigheden als deze zou men het best een half uurtje kunnen
uittrekken
om uitgebreid geslachtelijk verkeer te hebben,
dat bemoedigt en maakt rustig.
Daarna zouden er betere plannen worden gemaakt,
de kans op overleven zou sterk vergroot worden.
Maar ga zo iets maar eens voorstellen aan een groep nette mensen
die zo juist een vliegtuigongeluk hebben overleefd.
Ze zouden je raar aankijken.
(Bob den Uyl, Sommigen niet,
Een zachte fluittoon, blz. 93)
Trots
Nationale trots is het surrogaat voor ontbrekende eigen
prestaties waarop men trots zou kunnen zijn.
(Alexander Pola,
Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 50)
Trouw
Onder ontrouw versta ik: bedrog, valselijk profiteren van weerloze
liefde van een , ander etc.
Iemand kan bij voorbeeld nooit een ander aanraken en toch door
en door ontrouw zijn.
Trouw woont in iemand zijn hart, en hangt niet tussen zijn benen.
(Gerard Reve,
Brieven aan Matroos Vosch 1975 - 1992, 20 februari 1978, blz.
135)
En nu heb ik het over mensen die
ooit stapelverliefd op elkaar hebben gelegen,
maar die nu twintig jaar verder zijn en op het punt staan dat
ze elkaar geestelijk helemaal murw beuken en uitroken.
Dit alles onder het motto: ik ben niet gelukkig, dan zal jij godverdomme
ok niet gelukkig zijn.
Dat heet trouw. Dat hebben wij ooit samen afgesproken.
(Youp van 't Hek,
Scherven, blz. 14)
Trouw spruit voort uit de natuurlijke
afkeer van het onbekende.
En is dus een uit angst onverwezenlijkte ontrouw.
(J. Greshoff, 444 aforismen,
blz. 33)
Trouw heeft niets gemeen met stilstand
of rust.
Waar zij zich met deze beiden verbindt,
verschraalt en verarmoedt zij tot leegen vorm,
tot doode sleur, verliest eigen sterkste identiteit
en daarmee alle bezielende kracht.
(Mien Labberton,
Zwerver, blz. 25)
Truien
Nieuwe trui, een wijnrode schipperstrui met een Levi-Straussembleem
op de arm.
Ze belooft zwerftochten, ontberingen, onvergetelijke ontmoetingen
met vogels.
Een nieuwe trui is bijna net zo goed als een verre reis.
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, blz. 315, 19-11-87)
Tweede
Wereldoorlog
Een volk van knechten komt de wereld knechten,
aangevoerd door een brallende onderkaak.
(A. Roland Holst,
Voor West-europa (fragm.), in Voor de bijl, blz. 32)
Twee kanten
Als iemand al begint met zo'n opmerking dat alles twee
kanten heeft,
dan haak ik acuut af, want dat vind ik wel zo'n gruwelijke dooddoener,
dat mijn maag er iedere keer van omdraait als ik hem hoor en je
hoort hem echt heel vaak.
Meestal zeggen mensen dat iets twee kanten heeft
als ze je willen laten geloven dat ze ergens diep over hebben
nagedacht
en na jaren tobben en peinzen tot een wijs oordeel gekomen zijn,
terwijl de waarheid is, dat ze het verdommen om na te denken en
gewoon geen oordeel hebben,
want dat iets meestal twee kanten heeft kan een kind zien, daar
gaat het helemaal niet om,
het gaat erom naar welke kant je kijkt en wat je daarvan vindt,
of je de voorkant mooier, beter, waardevoller en belangrijker
vindt dan de achterkant
en welke kant je de moeite waard acht om voor te kiezen.
(Connie Palmen, De vriendschap,
blz. 174)
Tweelingen
De broers waren een eeneiige tweeling.
Als kleine jongens kon alleen hun moeder hen uit elkaar houden:
nu waren ze door ouderdom en ongelukken elk op hun eigen manier
verweerd.
(Bruce Chatwin, De zwarte
heuvel, blz. 8)
Van áángeboren
eensgezindheid bij tweelingen is echter geen sprake. In tegendeel.
Een van de twee heeft net een beter stukje moederkoek te pakken
en ontleent daaraan een overwicht dat hij zijn hele leven zal
behouden.
(Midas Dekkers, De baviaan
en andere beesten, blz. 39, De tweeling)
Tweeslachtigheid
..als je ergens tweeslachtig over bent, dan valt het
je moeilijk om erover te praten,
want als je twee dingen tegelijk wilt zeggen kun je net zo goed
niks zeggen, vind ik,
want je maakt iemand anders alleen maar in de war,
terwijl jij het eigenlijk zelf bent die verstrikt is in iets
en die gewoon nog langer moet nadenken voordat ze weet wat ze
echt van iets vindt.
(Connie Palmen, De vriendschap,
blz. 174)
Twijfel
Een beetje relativeren en af en toe eens de twijfel
aan het woord laten kan geen kwaad,
maar de twijfel een zelfstandig, onafhankelijk bestaan gunnen,
dat is dodend.
Het beroerde is, dat de twijfel zich veel beter laat verdedigen
dan de een of andere visie.
De twijfel heeft altijd gelijk, maar een gelijk waar je geen moer
aan hebt.
(Gerard Reve, Brieven aan Matroos
Vosch 1975 - 1992, 31maart 1979, blz. 167)
Sommige mensen weigeren te twijfelen
omdat ze zich dan zekerder voelen.
Anderen twijfelen vast in het vooruit ('ook dát zal wel
veranderen').
Eveneens om zich zekerder te voelen.
(Fons Jansen, Goeden avond,
dames en heren, blz. 19)
This page hosted by geocities.com
Get your own Free Homepage