O, die vervloekte strijd tegen m'n eigen zachtheid.
Doet de natuur dat? Zij gaat flink haar weg, en verplet wat tegenstreeft.
Mag ik mijn ploeg terughouden omdat er welligt hier en daar een
worm wordt doorgesneden?
Is 't geen lafheid?
En is 't billijk dat ik, mijzelf niet sparend, sentimenteel ben
voor anderen?
(Multatuli,
Liefdesbrieven, blz. 235, Brieven aan Mimi, 20 Maart 1863)
Zeden
Zedelijkheid is niets anders (dus met name: niet
meer!) dan gehoorzaamheid jegens zeden,
van welke aard deze ook mogen zijn;
zeden echter zijn de traditionele wijze van handelen en
waarderen.
In zaken, waarin geen traditie de scepter zwaait, bestaat geen
zedelijkheid;
en hoe minder het leven door traditie bepaald wordt,
des te kleiner wordt de kring der zedelijkheid.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood,
blz. 18, Het begrip zedelijkheid der zede)
Zee
Zoals meer ontwikkelde lezertjes zullen weten,
is de zee een uitgezochte stortplaats voor olie en andere vloeibare
resten.
(Bewogen aanhalingen, een onthullende lijst citaten
uit de verhalen van Marten Toonder,
blz. 47)
Seamulatie
Ze zijn nu zó ver in het nabootsen van Zwemmen in Zee,
dat er morgen in Zandvoort een Golfslagzoutwaterbad met Kwallen
wordt geopend.
(Koot & Bie,
Het groot bescheurboek, blz. 111, 1979)
Hij loog niet, hij liegt trouwens
nooit,
hij gaat altijd recht door zee
(maar hij verandert wel eens van zee).
(Dr. Marc Galle,
Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 2, blz. 27)
Nu ik het toch over de zee heb,
kan ik meteen wel zeggen, dat die ons volkskarakter bepaald heeft.
Men kan hieruit vermoeden, dat wij mensen zijn met verre blik,
ruime losse zeden en brede opvattingen.
Dit is echter niet het geval.
De zee heeft ons wel gevormd, maar op een gehee1 andere manier
dan men verwachten zou.
Hij is namelijk niet onze vriend, Hij is onze doodsvijand.
En zo zijn wij zijn tegendeel geworden, zijn antipode en zijn
negatieve afdruk.
Als je alles bij elkaar op zou tellen wat de zee niet is,
dan zou je een Nederlander krijgen.
(Godfried Bomans,
Van de hak op de tak, blz. 28,
Wat is een Nederlander, Causerie, gehouden voor Duitse studenten
in München)
Ik behoor zelf tot die eeuwige ontevredenen,
waarvan de aarde er altijd eenigen op de honderd baren zal.
En ik heb mij dikwijls afgevraagd:
waarom is de zee het eigenlijke tehuis voor die ongelukkigen?
is het omdat de zee geen grenzen, geen vorm,
en geen omvang heeft,
maar enkel een wijde belofte is, open naar alle windstreken?
(Godfried Bomans,
Werken I, blz. 419, Slavenroman)
De zee kun je horen
met je handen voor je oren,
in een kokkel,
in een mosterdpotje,
of aan zee.
(Judith Herzberg, De zee,
Doen en laten, blz. 65)
De zee. Als ze niet saai is, is
ze luidruchtig.
In beide gevallen is ze gevaarlijk.
Het enige goede aan de zee is dat ze geen grote bevolkingsaantallen
kan dragen.
(Ethel Portnoy, Gemengde gevoelens,
blz. 12)
Ik ben als de zee: in mij kan
het koken
En zieden en schuimen van razernij.
Als de golven botsen op harde knoken,
Op riffen van onrecht, verhef ik mij.
(Margot Vos, Gemeenschap (fragm.),
De windharp, blz. 43)
'De zee', zo sprak mijn sterk
doorgroefde buurman
'De zee, dat is een machtig fenomeen.. .'
Ik zag hoe hij, verzonken in gedachten
Zijn pijp uitklopte op zijn houten been
(Drs. P, De zee (fragm.), O,
reisgenoten op dit narrenschip, blz. 49)
De zee is in rust en de wind
uit het zuien, bij 't dagen des zomerschen morgens verstild,
Is melodieus van het diepe gemurmel,
Dat haar evene reven
Doortrilt.
(Geerten Gossaert, Zwemmende
(fragm.), Experimenten, blz. 7)
Zeldzaamheid
Ik zeg alleen maar: een mens moet zuinig zijn met zijn
goede daden.
Hoe zeldzamer ze zijn hoe beter ze om zo te zeggen smaken.
Het is er mee als met de komkommers.
De eerste van het seizoen zijn zeer gezocht bij de rijken.
Maar de laatste gooit men voor de ezels.
(Bertus Aafjes,
Morgen bloeien de abrikozen, Vaarwel Enkari, blz. 185)
Er is nog iets dat niemand in de gaten schijnt te hebben:
als mosselen zeldzaam en dus duur en oesters talrijk en dus goedkoop
waren,
dan zoude iedereen bij een chic diner rauwe mosselen geserveerd
willen zien
en de oester een vieze snotbel vinden,
slechts geschikt als voer voor langdurig werklozen.
Ziet u de betrekkelijkheid van veel dingen?
Men staat er niet bij stil, maar toch is het zo.
(Gerard Reve,
Het boek van violet en dood, blz. 63)
Zelfkritiek
Zelfkritiek wil zeggen onszelf pogen te zien zoals
wij anderen bekijken.
(Louis Hoyack, Gedachten en
aphorismen, blz. 55)
Zelfmoord
Er was een man die dolgraag zelfmoord wilde plegen
Waarom dat wist ie niet, al zijn er reednen zat,
Ik weet er zo al uit mijn hoofd een stuk of negen
Al heb ik zelf die aandrang nooit zo sterk gehad. (Guus Vleugel,
De man die zelfmoord wilde plegen, 1972,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefst in een doosje willen doen, blz. 95)
Mensen willen niet zozeer
dood als wel niet meer verder leven.
(R. Nieuwenhuis,
HP/De Tijd, 16-05-1997, Brieven, blz. 6, Citeert Ad Kerkhof)
Aan mijn gezicht moet te zien
zijn geweest,
en aan mijn stem te horen, dat ik was aangeslagen.
ik zei: 'Misschien is het niet zo erg dat ze dood is.
Maar het is wel wreed dat ze het zelf heeft moeten doen.
De wanhoop die aan zoiets voorafgaat...
er zou eigenlijk een God moeten zijn die in zo'n geval zegt:
het is met jou een beetje uit de hand gelopen,
jij hebt genoeg doorgemaakt, kom jij maar bij mij.'
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, blz. 276, 02-10-87)
Iemand die zichzelf in de
weg staat en dan maar zichzelf uit de weg ruimt,
iemand die omdat zijn levensrekening niet klopt maar pardoes een
streep door de rekening haalt,
iemand die met een krachttoer het saldo in zijn boekhouding tot
nul forceert,..
(Belcampo, Al zijn fantasieën,
blz. 437, Eind goed al goed)
Wat dreef hem, die vanzelf
wel dood geworden
Zou zijn, tot dezen noodelozen spoed
Om overhaast zich tot een reis te gorden,
Die iedereen ten slotte aanvaarden moet?
(J.C. Bloem, in: Willem Wilmink,
In de keuken van de Muze, blz. 97)
Als deze trein eenmaal rijdt
kan niets meer open.
De Japanner heeft iets met zelfmoord, vandaar veiligheid voor
alles!
Kamikazepiloten droegen valhelmen.
(Freek de Jonge, Neerlands bloed,
in: het beste uit rainbow, blz. 54)
Als de mensen werkelijk consequent
zouden zijn, zouden ze de hand aan zichzelf slaan.
Gelukkig is de mens slechts voor een half procent menselijk en
voor de andere negenennegentigeneenhalf procent dier.
Hij hangt aan het leven en daar doet hij goed aan.
Maar ik geloof niet dat er een mens op de wereld is die niet op
een bepaald punt zegt: "We maken er een eind aan."
(Rosita Steenbeek, De laatste
vrouw, blz. 149)
Zelfvertrouwen
Ineens weer een plakje zelfvertrouwen kwijtgeraakt,
afgesneden van de grote worst der overmoed.
(Wim Kan, De dagboeken
van Wim Kan 1968 - 1983, 07-02-1969, blz. 23)
Zestiger
jaren
Tussen psychedelische wandtekeningen en lachwekkende
flower-power-flauwekul
delen we onze weerzin tegen de jaren zestig
en we proberen erachter te komen wat het precies is dat ons erin
tegenstaat.
Wijzend op de manier waarop de scheuren in het behang
ludiek zijn omgetoverd tot wriemelige tekeningen van bloemenkransen,
dansende, halfnaakte mensen en kinderlijke slingers en slierten,
zeg ik tegen Ischa
dat voor mij daarin de essentie van de cultuur van de jaren zestig
besloten ligt,
in het verhullen van een scheur met een bloem,
in het verbloemen van de waarheid.
(Connie Palmen,
I.M., blz. 95)
Zeuren
Het probleem is: eigenlijk ben ik een zeur.
Het zit een beetje in de familie.
Wij geloven niet gauw dat er geen schaduwkanten zijn en verdomd,
met enige goeie wil zijn ze doorgaans te vinden ook!
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, 07-01-1987, blz. 16)
Zieken
De fantasie van de zieke tot bedaren brengen,
zodat hij tenminste niet langer, zoals tot dusver,
meer te lijden heeft van zijn gedachten over zijn ziekte dan van
de ziekte zelf,
- dat is nog eens iets, zou ik zeggen!
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood,
blz. 48, De gedachten over de ziekte!)
Ziekenhuizen
'Opgenomen in het ziekenhuis'
wordt blijkbaar door veel mensen opgevat als: 'halfdood'.
Maar ziekenhuizen zijn niet voor zieken.
Ziekenhuizen zijn er voor dokters!
Dat kost circa twintig miljard per jaar,
maar in de moderne tijd komt de slager tenslotte ook niet meer
aan de deur.
(J.H. Donner,
Na mijn dood gescheven, blz. 33, Excuus, 21 juni 1983)
Eén ding is zeker: het ziekenhuis waar Michiel
in ligt is wit.
Muren, lakens, borden, alles is er wit, net of het elke nacht
heeft gesneeuwd.
Zelfs de zusters zijn wit. Stomvervelend, vindt Michiel.
Geen wonder dat iedereen hier ziek is.
Zelf heeft hij longontsteking, maar sinds de koorts gezakt is,
heeft hij meer last van het ziekenhuis dan van zijn ziekte.
(Midas Dekkers, Houden beren
echt van honing?, blz. 7)
Ziekte
Onder ziekte is te verstaan:
een ontijdige nadering van ouderdom, lelijkheid en pessimistische
oordelen:
welke dingen bij elkaar horen.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood,
blz. 217, Ziekte)
Ik denk dat er geen premorbide
karakterstructuur is die tot bepaalde ziekten disponeert
en ook denk ik niet dat je door ziekten erg verandert.
Je karakter komt misschien tot een versnelde ontwikkeling,
maar de essentie is dat wie gezond is niet ziek is maar wie ziek
is is tevens ook gezond.
Tenzij je dementeert verdwijnt dat gezonde deel niet,
en zelfs dan gluurt het af en toe door de kieren.
(Renate Rubinstein, Nee
heb je (budget-boek), blz. 64)
Ziel
De man heeft twee zielen in één borst,
de vrouw twee borsten en géén ziel.
(Eric van der Steen
, Alfabêtises , blz. 26)
'Voor woorden als ziel, waarheid,
het wezen, goed en kwad, draai jij je hand niet om,'
had hij gezegd. en dat is waar.
Ik heb het over de ziel, de zonde, het goede en God alsof het
niks is.
Nog steeds, ook al staan ze niet meer voor wat ze ooit voorstelden,
de ziel als een zeiltje, ergens in de buurt van het hart,
waar een vieze vlek op komt zodra je liegt,
bedriegt, vloekt, vit, steelt of er alleen over fantaseert dit
alles te doen.
Het wordt weer schoon als je de zonden eerlijk opbiegt aan de
pastoor,
want hij heeft iets wat jij niet hebt,
een rechtstreekse verbinding met de grote, grijze man in de hemel.
Mijn beeld van de ziel wijzigde zich enigszins, toen er een nieuw
speelgoed op de markt kwam,
een schrijfbord met een schuifmechaniek.
Met een puntige pen zonder inkt schreef je iets op het plastic
vlak
en als je dan aan de schuif trok werden de woorden uitgewist.
Zoiets was de ziel ook, dacht ik.
Als de pastoor erom vroeg trok God aan het schuifje van mijn ziel
en wiste mijn woordelijke zonden
(17 x gelogen tegen nagenoeg iedereen, vit dagelijks op broers,
1x diefstal kauwgom bij de Spar, veins spijt na straf juffrouw)
uit.
(Connie Palmen,
De wetten, blz. 140/141)
..het samenspel van ionentransporten
in cellen dat we gemakshalve ziel noemen.
(Maarten 't Hart,
Laatste zomernacht, blz. 32)
De ziel van een volk wordt adequater
in het warenhuis weerspiegeld dan in het museum,
als de ziel überhaupt al weerspiegeld wordt.
(Nico Scheepmaker, geciteerd
door Tim Krabbé, Over
alles, inleiding, blz. 11)
Zijn
'Interessante vraag,' zei ik.
'Iets is dát waarvoor het gebruikt wordt.
Daar hadden we het in de SP altijd over.
Dan brak Daan Monjé een sigaret doormidden en zei hij:
dit lijkt tabak, maar als je het in een matras stopt is het matrasvulling.'
(Koos van Zomeren,
Een jaar in scherven, blz. 109, 28-04-1987)
Zingen
Op het Europese songfestival 1997 werd de op een na
laatste plaats behaald door Mrs. Einstein,
die bestond uit vijf dames die huppelden bij het zingen.
Dat kost adem.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 76)
Zoenen
Ik weet niet wat het is met dat zoenen,
maar voor mij voelt het alsof het op iets anders moet uitlopen,
dat dat de eigenlijke bedoeling van het zoenen is,
maar het kan een kwartier duren en dan leidt het nog nergens toe
en daarom vind ik het zo verschrikkelijk saai.
Het is een soort eten, maar dan zonder dat je iets binnenkrijgt,
en waarom zou je zoiets stoms doen.
(Connie Palmen, De vriendschap,
blz. 135)
Zomer
De zomer begint in Engeland niet op 21 juni, maar op
twee dagen:
die van de opening van de zomertentoonstelling in The Royal Academy
en die van de Derby van Epsom.
(Kees Fens, Waarom ik niet tennis,
blz. 97/98, Derby)
'Jongen! Jongen! Wat is zo'n zomer toch criant vervelend,'
- zuchtte één van de drie grrote kachels,
die op een zolder in het oude huis,
in een donkere hoek bij elkaar stonden te kniezen, -
'weken lang heb ik geen levende ziel gezien
en geen verstandig woord gehoord.
En dan die leegte van binnen. 't Is afschuwelijk!'
(Frederik van Eeden, De kleine
Johannes, blz. 33)
Zomertijd
Vannacht zet ik de klok van twee naar drie
Een uur verstrijkt in luttele seconden
Het is alsof we even niet bestonden
To be or not to be lijkt enkel ironie (Tom Bezemer,
Zomertijd,
Meulenhoffs Dagkalender Nederlandse poëzie 1996, 30 maart)
Zon
De zon. In Italië een glimlachende god. In Florida
een grijnzende idioot.
(Ethel Portnoy, Gemengde gevoelens,
blz. 12)
Voor het tehuis zaten zeven bejaarden
in een rolstoel van het zonnetje te genieten.
Boven de tachtig spreken de mensen niet langer van de zon
maar liefkozend van het zonnetje,
aangezien elke straal de laatste kan zijn.
(Kees van Kooten, Levensnevel,
blz. 56)
Zondag
De zondag heerst in Oostburg als een plaag,
de straten zijn verlaten en de huizen lijken leeg.
(Koos van Zomeren,
De bewoonde wereld, blz. 198, In Oostburg, Uit: Het eeuwige leven)
Op zondag is de wijk nog meer
uitgestorven dan door de week.
De verveling van de mannen is dan bij die van de vrouwen opgeteld.
(Wim Kayzer, Niet één
aparte herinnering, in Goed gebundeld 1987, blz. 119)
De zondagen uit mijn jeugd zullen
me altijd bijblijven als de mooiste uren uit mijn leven.
Vaak zat ik het dikke boek te lezen en onderhand speelde mijn
moeder op de piano.
Wij hadden maar n keer vlees in de week en dat was op zondag.
(J.M.A. Biesheuvel, Storm
op zee, blz. 7)
Zondeval
Geen wonder dat God Adam en Eva uit het paradijs gooide.
Na de appel konden ze beoordelen dat hij niet deugde.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 26)
Zondvloed
De brontosaurus, kreeg ik te horen,
was een dier dat was verdronken in de Zondvloed
omdat het te groot was voor Noach om aan boord van zijn ark te
nemen.
(Bruce Chatwin,
In Patagonië, blz. 5)
Zonsondergang
Gloeiend, gesmolten koper druipt
Rood langs de hemel, heet in de zee,
Dit is het uur dat mijn jeugd verbrandt.
Hoeveel beloften heb ik gehouden? (P.N. van Eyck,
Kentering (fragm.), Gedichten, blz. 30)
Er waren binnendrijvende
wolkenvelden voorspeld en zo ging het ook:
lang voordat zij onderging was de zon verdwenen.
Zonsondergang verplaatst zich dan van je netvlies naar je gevoel.
(Koos van Zomeren,
De bewoonde wereld, blz. 127, uit: Het scheepsorkest)
Al voor het avondeten
gaat de zon onder.
Zwellend als een waterdruppel aan een kraan komt ze boven de einder
uit een wolk zakken.
Brandend oranje, totaal misvormd.
Als het geen optisch bedrog was zou dit een kosmische ramp zijn.
(Koos van Zomeren,
De bewoonde wereld, blz. 220, uit: De lof der platheid)
Nergens zinkt de zon zo
mooi als op zee.
Een ogenblik tevoren nog een vurige bal is zij plotseling veranderd
in een roodgouden moskee
die een kort moment onwankelbaar op de einder staat,
om, ik weet niet wie, uit te nodigen er binnen te treden,
opdat hij getuige zij van de vele wonderen uit het oude Atlantis.
(Bertus Aafjes,
ik ga naar amerika, blz. 36/37)
In een paroxysme van kleuren
ging de hemel zich inmiddels te buiten aan een zonsondergang,
zoals die in Europa alleen door een krankzinnige belichtingstechnicus
verzonnen kon worden,
waarop onmiddellijk ontslag zou volgen.
(Harry Mulisch, De ontdekking
van de hemel, blz. 185)
Het was warm aan de vijver
en doodstil.
De zon, rood en afgemat van haar dagelijks werk,
scheen een ogenblik op de verre duinrand uit te rusten, vóór
ze onderdook.
Bijna volkomen spiegelde het gladde water haar gloeiend aangezicht
weer.
(Frederik van Eeden, De kleine
Johannes, blz. 9)
Zuinigheid
'Van zuinigheid,' zei mijn vader minstens eenaal per
week,
'is nog nooit iemand arm geworden.'
'Wat je zegt,' zei mijn moeder dan,
'van geld dat je uitgeeft, heb je maar één keer
plezier.'
(Maarten 't Hart,
Het woeden der gehele wereld, blz. 32)
Zuurkool
'T was of een heel fijn, een heel prachtig ding
Rondom het eten over tafel hing;
En dankbaar was ik dan met heel mijn hart,
Dat we zoo prettig bij elkander zaten;
Behalve 's Maandags, als we zuurkool aten. (J.A. Dèr
Mouw, Gedicht (fragment), Bulkboek 114, bz. 23)
Zwanen
Zwanen zien er altijd zo nieuw uit
Zo zondags, zo pas in bad geweest.
Maar spelen of spetteren in het water,
Dat doen zij niet. Zwanen zijn niet vrolijk. (Armand van
Assche, Zwanen (fragm.), Het Dierbaarst, blz. 13)
Zwanen.
Je wilt op veren met ze mee
En je besluit ze brood te geven.
(Chr. J. van Geel, Enkele gedichten)
Zweet
Wij ruiken zweet überhaupt niet.
Wat we onder onze oksels besnuffelen, is niet het zweet
maar het bacteriegespuis dat ervan leeft
en als stank voor dank onze oksels met hun ammonia volpiest.
(Midas Dekkers, De koe en
de kanarie, blz. 124)
Zwembroeken
Waarom zo'n lapje stof met een koordje en een schepnet
voor je geslacht
vijfenzestig gulden moest kosten, was hem een raadsel.
(Vonne van der Meer,
Eilandgasten, blz. 100)
Zwemmen
'Van mij hoeft het niet, ik heb mijn vader ook nooit
zien zwemmen.'
"In de bijbel wordt ook niet gezwommen," zegt hij dan.
"Ze doen er alles: vissen, over het water lopen, erin wegzinken,
maar zwemmen niet."
(Rosita Steenbeek,
De laatste vrouw, blz. 284)
Zwervers
Wij zwervers blijven buiten
De strijd om het gewin
(Freek de Jonge, Wilminks keus
II, blz. 64)
Zwijgen
Veelal is niets zó veelzeggend als niets zeggen.
(Kadé Bruin,
Uitsmijters van scharreleieren, blz. 7)
Zij zwegen. Doch geen welsprekender taal dan dit!
Cum tacent,clamant,
(Door te zwijgen roepen zij luide.) getuigde Cicero.
(Godfried Bomans,
Werken 1, Memoires van Pieter Bas, deel twee, blz. 256)
Wij stonden samen lang en
zonder spreken,
- want wisten wij niet ál elkanderss woorden? -
wij stonden op de rotsen, en wij hoorden
diep in den nacht de lange golven breken.
(A. Roland Holst, III
(fragm.), De belijdenis van de stilte, blz. 16)