AL HAMDULILLAHI RABBIL `ALAMIEN
AS SALAATU WASSALAAMU `ALA RASULENAA MUHAMMED
WA `ALAA AALIHIE WE SAHBIHIE ADJMA`IEN.
DE PROFEET MUSA (AS) EN KHIDR (AS).
Op een dag hield Musa, Rasoel Allaahu Ta`ala (sas) zo'n preek dat de mensen ervan huilden en hun hart verzachtten. Na het einde van de preek kwam een man naar Musa (as) toe en zei: O Rasoel Allaahu Ta`ala, Is er iemand op aarde die geleerder is dan jou?.
De man wilde weten wie het meest over de Islaam wist?.
Musa (as) zei: Nee, ik ben de grootste geleerde onder de mensen.
Allaahu Ta`ala berispte Musa (as) omdat hij de absolute kennis niet alleen aan Allaahu Ta`ala had toegekend.
Daarom openbaarde Allaahu Ta`ala aan hem: Ja, een van Onze dienaar is geleerder dan jij.
Deze dienaar van Allaahu Ta`ala heette Khidr (as).
Musa (as) antwoordde: O mijn Rabb, waar is hij?. Ik wil hem graag ontmoeten.
Allaahu Ta`ala zei: Op de plaats waar de beide zeeen samenkomen.
Musa (as) vroeg: O mijn Rabb, geef mij een teken waarop ik deze plaats kan herkennen.
Allaahu Ta`ala zei: Neem een vis, die ingezouten is, in een mand en ga op reis. Op de plaats waar de vis tot leven komt en je hem verliest zul je Onze dienaar, Khidr (as), vinden.
Musa (as) deed precies wat Allaahu Ta`ala hem had bevolen te doen, hij nam een ingezouten vis en deed hem in een mand en ging op reis. Hij werd begeleid door zijn knecht, Yoescha bin Noen.
Musa (as) zei aan Yoescha bin Noen: Ik zal je verder niet lastig vallen, maar je opdracht is dat je mij moet waarschuwen wanneer deze vis tot leven komt en mij verlaat. Ik zal niet ophouden tot ik de plaats bereik waar de beide zeeen samenkomen, al zou ik jaren lang moeten lopen.
Yoescha zei: Je vraagt inderdaad niet te veel van mij. Yoescha droeg de mand met de vis erin, totdat ze bij een rots aankwamen, waar ze even uitrustten en sliepen.
Terwijl Yoescha in de schaduw van de rots op een natte plek zat en Musa (as) sliep, glipte de vis levend uit de mand de zee in. Yoescha zei tegen zichzelf: Ik zal hem niet wakker maken.
Maar toen Musa (sa) wakker werd, vergat hij hem te vertellen dat de vis levend was geworden. En dat dit de plek moest zijn waar ze Khidr (as) zouden ontmoeten.
Toen de vis in het water de zee in dook, stopte Allaahu Ta`ala de
waterstroom aan beide zijde van de weg die door de vis was gemaakt, en op die manier ontstond er een watertunnel.
Ze reisden daarna nog de rest van de dag en de nacht door. De volgende ochtend zei Musa (as) tot zijn knecht: Breng ons ontbijt, want door deze reis zijn we erg moe geworden. Tot voorbij de plek waar de vis tot leven kwam, werd Musa (as) niet moe van de reis.
Yoescha zei: Heb je gezien, wat er gebeurd is, toen wij bij de rots waren. Ik vergat je te zeggen dat de vis tot leven kwam en uit de mand in zee was gesprongen. En niemand anders dan de satan heeft mij hem laten vergeten. Daarna heb ik niet meer aan de vis gedacht. Ik zag dat de vis zich een weg baande de zee in, het was verbazingwekkend, het leek wel een watertunnel.
Musa (as) zei: Dat was het wat wij zochten!. Toen draaiden zij om en keerden op hun schreden terug.
Zij vonden toen Khidr (as), aan wie Allaahu Ta`ala barmhartigheid had gegeven en aan wie Allaahu Ta`ala kennis onderwezen had, die Allaahu Ta`ala aan niemand anders geleerd had.
Khidr (as) zat op een groen tapijt midden in de zee. Hij was van top tot teen in zijn gewaad gewikkeld.
Musa (as) zei: As salaamu `alaykoem.
Khidr (as) deed zijn gewaad van zijn gezicht en antwoordde verbaasd: Wa alaykumus salaam. Bestaat er zo'n groet in jou land?. Wie ben je?.
Musa (as) antwoordde: Ik ben Musa.
Khidr (as) zei: Ben jij de Musa van de Zonen van Israel?.
Musa (as) antwoordde: Ja.
Khidr (as) zei: Wat wil je?
Musa (as) wilde zijn kennis uitbreiden daarom zei hij: Mag ik jou volgen zodat jij mij onderwijst in wat Allaahu Ta`ala jou onderwezen heeft?.
Khidr (as) zei: Heb je niet genoeg aan de Tawraat en aan de Goddelijke Openbaring, o Musa?. Je zult het met mij niet kunnen uithouden. Hoe zul jij het kunnen uithouden bij iets dat jij met je kennis niet kunt omvatten?. Ik heb enig kennis van Allaahu Ta`ala die Hij aan mij heeft geleerd die jij niet weet, terwijl jij enig kennis hebt, die Allaahu Ta`ala jou heeft geleerd die ik niet weet.
Hoe kon Musa (as) geduldig zijn voor iets dat tegen de Islam lijkt te zijn.
Musa (as) antwoordde: Je zult zien dat ik, zo Allaahu Ta`ala wil, geduldig zal zijn en ik zal jou in geen bevel ongehoorzaam zijn.
Hij zei: Als jij mij dan volgt, vraag mij dan niets., zolang ik er zelf niet tot jou over spreek.
Omdat ze geen boot hadden, liepen ze samen langs de kust. Ondertussen kwam een boot voorbij varen en ze vroegen aan de bemanning of ze aan boord mochten. Doordat de bemanning Khidr (as) herkende, namen ze hen zonder iets voor te vragen aan boord. Toen ze aan boord waren, kwam een mus aanvliegen. Het stond op de rand van de boot en stak een of tweemaal zijn snavel in zee.
Khidr (as) zei: O, Musa, mijn kennis en jou kennis hebben niets van Allaahu Ta`alas kennis vermindert behalve dan dat hoeveelheid water dat de mus met zijn snavel uit zee heeft genomen.
Toen ze op zee voeren, haalde Khidr (as) een plank uit de boot, zonder dat iemand het bemerkte. Zo ontstond er een gat in de boot, die weer gemakkelijk te maken was.
Musa (as) was erg verbaasd wat Khidr deed en zei op een boze toon: Deze mensen hebben ons een gratis rit gegeven. Maak jij een gat in hun boot om haar opvarenden te laten verdrinken?. Daar heb je echt iets vreselijks begaan.
Khidr (as) antwoordde: Heb ik niet gezegd dat je het met mij niet zou kunnen uithouden ?.
Musa (as) zei: Neem mij niet kwalijk dat ik het vergat en reken het mij niet te zwaar aan.
Ze verlieten de boot. Zo gingen ze lopend verder totdat zij een jongentje tegenkwamen, die met andere kinderen speelde. Khidr (as) nam het jongentje weg bij zijn vriendjes. Hij pakte het hoofd van de jongen vast, draaide met zijn handen zijn nek om en doodde hem ter plekke.
Musa (as) was nog kwader dan hiervoor en zei: Hoe kan je een onschuldig mens doden en niet eens uit vergelding voor het leven van iemand anders ?. Daar heb je echt iets verwerpelijks begaan.
Khidr (as) antwoordde: Heb ik niet gezegd dat je het met mij niet zou kunnen uithouden ?.
Musa (as) zei: Maar wat je net deed was erger dan het eerste. Als ik hierna nog eens naar iets vraag, dan moet je mij niet verder met je mee laten gaan. Van mij kant heb je al een verontschuldiging gekregen.
Zo gingen zij dan verder totdat zij bij de mensen van een stadje waren. Ze vroegen hun voedsel. Maar zij weigerden hun gastvrijheid te verlenen. Toen vonden ze daar een muur die dreigde in te storten, maar Khidr (as) zette hem overeind.
Musa (as) zei: Hoewel deze mensen ons noch gastvrij behandeld noch gevoed hebben, heb je hun toch geholpen. Als je wilde, had je daarvoor loon kunnen krijgen.
Khidr (as) antwoordde: Dit is dan de scheiding tussen jou en mij. Ik zal je de uitleg mededelen van wat jij niet kon uithouden. Wat het schip betreft, dat was van arme mensen, die op zee werkten en ik wenste het te beschadigen. Hun stond namelijk een koning te wachten die elk schip met geweld nam. Als de koning de beschadigde boot zou zien dan laat hij hen met rust. De arme eigenaar zal haar dan daarna wel repareren.
Wat de jongeman betreft, hij was als een ongelovige geschapen tijdens zijn schepping. Zijn ouders waren gelovige mensen, die erg zorgzaam voor hem waren. En wij vreesden dat hij hen door onbeschaamdheid en ongeloof te zeer zou kwellen. Wij wensten dus dat hun Rabb hun iemand voor hem in de plaats zou geven die zuiverder en vriendelijker zou zijn dan hij.
En wat de muur betreft, die was van twee weesjongens in de stad en er was een schat onder de muur begraven. Deze schat behoorde toe aan hun beide. Hun vader was een rechtschapen man geweest. Jouw Rabb wenste dat zij volgroeid zouden zijn en hun schat te voorschijn halen: het was barmhartigheid van jouw Rabb. Ik deed het niet uit eigen beweging. Dat is de uitleg van wat jij niet kon uithouden.
Uit dit verhaal leren we dat we altijd op zoek moeten zijn naar kennis. We moeten dingen leren die we nog niet kennen, al moeten we hiervoor lange reizen maken. Toen Musa (as) van Allaahu Ta`ala hoorde dat er een dienaar van Allaahu Ta`ala was, die iets wist dat Musa (as) niet wist, reide hij naar verre landen om dat te leren. Hoewel Khidr (as) geen profeet was, ging Musa (as) bij hem leren. Hij zei niet: Ik ben een van de grootste profeten van Allaahu Ta`ala. Ik weet genoeg over de Islam, dus ik hoef niets meer bij te leren.
De leerling moet zijn leraar vertrouwen op wat hij hem leert. Als de leraar zegt dat je fout bent dan moet je dat ook kunnen toegeven. Je moet je verontschuldigen, en hem beloven dat je het niet meer zult doen en dat je in het vervolg naar hem zult luisteren.
We zien dat Allaahu Ta`ala armen, behoeftigen, goede moslims en wezen op een of van der manier beschermt en helpt.
WAL HAMDULILLAHI RABBIL `ALAMIEN