ISLAMITISCHE KINDERVERHALEN.
AL HAMDULILLAHI RABBIL `ALAMIEN
AS SALAATU WASSALAAMU `ALA RASULENAA MUHAMMED
WA `ALAA AALIHIE WE SAHBIHIE ADJMA`IEN.
De eerste openbaring
Op ongeveer vijf kilometer van Mekka, links van de weg die naar Arafa voert, bevindt zich de grot van Hira, uitgehold in het rode graniet van de Djabala-n-Noer of 'berg van licht'. Elk jaar trok Mohammed (sas) zich een maand in deze grot terug, waarbij hij dag en nacht in volkomen afzondering doorbracht. Het weinige eten en drinken dat hij meenam, bestond voornamelijk uit een soort oliekoek, dieonbeperkte houdbaarheid was. Zo hoefde hij tussendoor niet naar de stad terug te keren. Als zijn voorraad onverhoopt toch opraakte en hij nieuwe moest halen, keerde hij dadelijk terug naar zijn grot.
Hij (sas) was nu veertig jaar oud. Hij had door vurige aanbidding aan Allah geprobeerd het geloof van de Haniefs, het tawhied (monotheisme) van zijn voorvader Ibrahiem (as), te zuiveren van de grove wijzigingen waarmee de burgers van Mekka het hadden besmet. En toen vond op een nacht, de 25e, 27e of 29e van de maand Ramadan (15, 17 of 19 januaril 611 n.Chr.), die Lailata'l Qadar oftewel 'nacht van de beschikking' wordt genoemd, het onvergetelijk voorval plaats waarmee de ar Rahmaan (Allaah) (de Barmhartige) Zijn schepselen Zijn goedheid betoonde. Want toen openbaarde Hij de eerste verzen van de Qur'aan, die Hij door de mond van Zijn gezant Muhammad (sas) neerzond op aarde.
Laten we luisteren wat er op die nacht zich heeft afgespeeld:
Van `Aisha (raha), de moeder der gelovigen, dat zij gezegd heeft:
- "De openbaring aan Rasoelullaah (sas) (de boodschapper van Allaah (Allaah zegene hem en bescherm hem van onvolkomenheden) begon met de waarheidbrengende dromen in de slaap. Als hij een droom had, was dat altijd helder als het aanbreken van de morgen. Toen werd het hem dierbaar zich af te zonderen. [Ieder jaar zonderde hij zich een maand af.] Dat deed hij in een grot van [de berg] Hira. Daar beoefende hij dan een aantal nachten tahannuth (devotie aan de enige godheid Allaah), voordat hij weer naar zijn gezin terugging. Hij nam er ook eten en drinken voor mee.
[Ieder jaar als Rasoelullaah (sas) zich die maand afzonderde gaf hij de armen, die bij hem kwamen te eten. Als de maand voorbij was en hij terugkeerde naar Makkah, ging hij eerst naar de Ka`ba, nog voordat hij naar huis ging, en maakte tawaaf (zeven maal ommegang om de Ka`ba), of zo dikwijls als Allaah het wilde.] Daarna keerde hij dan terug naar (zijn vrouw) Khadiedja (raha) om eten en drinken te halen voor een even lange tijd. [Dit was hij gewoon te doen] totdat de Waarheid tot hem kwam, [dat was in de maand Ramadaan], terwijl hij in de grot van Hira was.
De engel (Djabraaiel (Gabriel) (as) kwam bij hem en zei:
"Lees op."
(De Profeet (sas) zei:
"Ik kan niet lezen."
[Het verhaal gaat verder in de eigen woorden van de Profeet (sas)]
Toen greep hij mij en drukte mij de keel zo toe, dat ik het benauwd kreeg. Hij liet me los en zei:
"Lees op."
Ik zei:
"Ik kan niet lezen."
Toen greep hij mij en drukte mij de keel voor de tweede maal zo toe dat ik het benauwd kreeg. Hij liet me los en zei:
"Lees op."
Ik zei:
"Ik kan niet lezen (of wat moet ik lezen)."
Toen greep hij mij en drukte mij de keel voor de derde maal zo toe dat ik het benauwd kreeg. Toen liet hij me los en zei:
(Nederlandse uitleg): "Lees op in de naam van je Rabb (Heer) die heeft geschapen. Geschapen heeft Hij de mens uit een bloedklomp. Draag voor! Jouw Heer is de edelmoedigste (96/1,2,3).
[Rasoelullaah (sas) keerde terug met de openbaring terwijl zijn hart in zijn keel bonste. Toen ging hij naar (zijn vrouw) Khadiedja binti (de dochter van) Khuwailid (raha) en zei:
"Bedek me, bedek me (met een deken)!.
Ze bedekten hem tot zijn angst over was. En daarna vertelde hij haar alles wat met hem gebeurd was en zei:
"Ik ben bang dat iets met mij gaat gebeuren.
Khadiedja (raha) antwoordde:
"Nooit!. Bij Allaah, Allaah zal je nooit teleurstellen. Je onderhoudt goede betrekkingen met je familie en kennissen, je helpt de arme en de behoeftige, je bedient je gasten gul en je bent hulpvaardig voor allen die onrecht hebben geleden.
Khadiedja (raha) bracht hem naar haar neef Nawfal bin Asad bin `Abdul `Uzza, die tijdens de Preislamitische tijdperk (djahiliyyah) een christen werd. [Hij had de schriften gelezen en had allerlei zaken gehoord van de volgelingen van Thora (Tawraat) en Evangelie (Indjiel).] Hij was gewoon in het Herbreuws te schrijven. Hij schreef het Evangelie in het Herbreuws zoveel als Allaah het wilde. Hij was een oude man en was blind geworden.
Khadiedja (raha) zei tegen hem:
"Luister naar het van je neef, O mijn neef!.
Waraqa antwoordde: "O mijn neef! Wat heb je gezien?"
Rasoelullaah (sas) beschreef wat hij allemaal had gezien.
Waraqa zei: "Dat is de Namoes (de engel Djabraaiel (as), die Allaahs vertrouweling is) die Allah aan Moses (Moesaa) heeft gezonden. Ik zou van Allah wensen dat ik jong was en die dag nog mag beleven [om je te helpen] als je volk je zal verjagen (uit Makkah)".
Rasoelullaah (sas) vroeg:
"Zullen zij mij (uit Makkah) verdrijven?"
Waraqa antwoordde:
"Ja, want nooit heeft een mens gebracht wat jij nu brengt, zonder bloot te staan aan de hevigste vervolgingen; en als ik tot die dag in leven zal blijven, dan zal ik me volledig inzetten om je te steunen".
Maar Waraqa zou sterven (voordat zijn wens in vervulling kon gaan) en de goddelijke openbaring hield ook een tijd op.
Rasoelullaah (sas) zei: "Terwijl ik liep, hoorde ik plotseling een geluid vanuit de hemel. Ik keek op en zag dezelfde engel, die mij in de grot Hira had bezocht. Hij zat op op een troon tussen de hemel en de aarde. Ik werd bang voor hem en keerde terug naar huis. Ik zei: "Bedek me (met een deken). Allaahu Ta`ala openbaarde: (Nederlandse uitleg): O jij (O, Muhammad)! ommanteld (in dekens)! Sta op en waarschuw (de mensen tegen Allaahs bestraffing). En verkondig de grootheid van je Rabb (Heer). Reinig je kleren en ontwijk de afgoden" (74/1-5)
Na dit werd de openbaring heftig, herhaaldelijk en regelmatig.
(Bron: Bukhaarie Boek 1/3,4)
Wa'l hamdulillahi Rabbil `aalamien.