1) Van Aboe Sa'ied al-Choedri (ra): De Profeet (sas) heeft gezegd: iedere kalief die wordt gekozen heeft twee groepen adviseurs: één groep die hem het goede beveelt en hem daartoe aanspoort, en één groep die hem het kwade beveelt en hem daartoe aanspoort; de beschermde is degene die door Allaah beschermd wordt (voor zondes).
(Bukharie K. Qadar/B.7/H. 608)
2) Van Abdallah ibn Amr ibn al-Aas (ra): Ik heb Rasoel'lullah (sas) horen zeggen:
- Allaah heeft de lotgevallen van de schepselen vijftigduizend jaar voordat hij de hemelen en de aarde schiep neergeschreven terwijl Zijn Troon (Arsh) op het water was.
(Muslim K.Qadar/B.3/H.16)
3) Van (Abdullah) Ibn Oemar (rahuma) (: Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- De sleutels der verborgen (kennis) zijn vijf (in getal) alleen Allah kent ze.
Niemand weet wat er morgen zijn zal.
Niemand weet wat er in de baarmoeder zijn zal.
Niemand weet wat hij morgen zal verwerven.
Niemand weet in welk plaats hij zal sterven.
Niemand weet wanneer het zal gaan regenen.
(Bukharie K.Istisqa/B.28/H.149)
4) Anas ibn Malik (ra), die de hadieth heeft verheven, zei: Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Waarlijk, Allaah, `azza wa djalla, heeft een engel aangesteld over de baarmoeder; deze zegt: 'O, mijn Rabb (Heer), een zaaddruppel (nutfa)! 'O, mijn Rabb (Heer), een `a laq (iets dat vastzit)! 'O, mijn Rabb (Heer), een embryo (mudgha)!'. En als Allaah zijn schepsel wil voltooien vraagt de engel: 'O, mijn Rabb (Heer), wordt het een man of een vrouw? Wordt het verdoemd (in de hel) (shaqie) of zalig (in het paradijs) (sa`ied)? Waarvan zal het leven (rizq) en wanner zal het sterven (`adjal) ?" Want dat wordt vastgelegd in de buik van zijn moeder.
(Muslim K.Qadar/B.1/H.5)
5) Van Abdallah (ibn-i Mas'oed) (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft ons verteld, en hij is de waarheid sprekende (saadiq), de geloofwaardige (masdoeq):
- Waarlijk, elk van jullie wordt gedurende veertig dagen bijeengebracht in de buik van zijn moeder; daarna is hij daar een ` alaq (iets dat vast zit), ook veertig dagen; daarna is hij daar een embryo (mudgha), ook veertig dagen. Dan wordt de engel neergezonden om hem de roeh (geest) in te blazen en hij krijgt opdracht vier dingen neer te schrijven: zijn levensonderhoud (rizq), zijn sterfdag (adjal), zijn werken (`amal) en of hij verdoemd (in de hel) (shaqie) of zalig (in het paradijs) (sa`ied) wordt. (Dan wordt de roeh in hem geblazen). (`Abdullaah zegt:) Bij Hem naast wie er geen god is! Iemand doet de werken van de paradijsbewoners tot er tussen hem en het paradijs nog maar een arm breedte afstand is, maar dan haalt zijn neergeschreven boek (lot) hem in, hij doet de werken van de hellebewoners en komt dan in de hel. En waarlijk, iemand doet de werken van de hellebewoners tot er tussen hem en de hel nog maar een arm breedte afstand is, maar dan haalt zijn neergeschreven boek (lot) hem in, hij doet de werken van de paradijsbewoners en komt dan in het paradijs.
(Muslim K.Qadar/B.1/H.1)
6) Van Aboe Hurayrah (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Ieder kind wordt geboren met de fitra (een natuurlijke aanleg tot de Islam), en het zijn zijn ouders die het tot jood of christen of vuuraanbidder maken, zoals ook ieder beest als een volledig jong ter wereld komt; zien jullie daaraan enig gebrek?
Toen zei Aboe Hurayrah (ra): 'Lees als jullie willen maar het vers: (Nederlandse uitleg) ... de aanleg zoals Allaah die geschapen heeft in de mensen. Allaahs schepping kan niet veranderd worden ... [30:30]'
(Muslim K.Qadar/B6/H.22)
7) Van Aboe Hurayrah (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Ieder kind wordt geboren met de fitra (aanleg tot de Islaam), en het zijn zijn ouders die het tot jood of christen of polytheist maken.
Toen vroeg een man: 'O Rasoel'lullah (sas) ,en als het daarvoor sterft (nl. voordat het kind adolescent is)?'
(Rasoel'lullah (sas)) antwoordde:
- Allaah weet het best wat zij gedaan zouden hebben.
(Muslim K.Qadar/B6/H.23)
8) Van Ummu-l mu'minien `Aaisha (raha) (de moeder der gelovigen): Rasoel'lullah (sas) werd eens geroepen naar de begrafenis van een klein jongetje uit de Ansaar (Helpers: de bewoners van Medina die Rasoel'lullah (sas) steunden na diens emigratie naar die plaats). Ik zei: 'O Rasoel'lullah (sas) , zalig zij dit kind!. Het is een van de musjes in het paradijs, want het heeft nog geen kwaad gedaan en (de adolescentie) niet bereikt.'
Hij antwoordde:
- Het kan ook anders zijn, o, `Aaisha. Allaah heeft voor het paradijs inwoners geschapen toen zij nog in de lendenen van hun vaders verkeerden. En Hij heeft voor de hel inwoners geschapen toen zij nog in de lendenen van hun vaders verkeerden.
(Muslim K.Qadar/B6/H.31)
9) Van Ibn Abbaas (rahuma): Ik heb nooit iets gehoord dat meer leek op een kleine zonde dan deze traditie van Aboe Hurayrah (ra) (ra): De Profeet (sas) heeft gezegd:
- Allaah heeft voor de zonen (en dochters) van Adam (mens) zijn portie ontucht(zinaa) beschikt, en deze dan ook zonder twijfel zal verrichten. Want er is ontucht met de ogen: het kijken; en er is ontucht met de tong: het spreken. De ziel koestert wensen en begeerten, en het geslachtsdeel bevestigt of loochent die.
(Muslim K.Qadar/B6/H.20)
10) Van Aboe Hurayrah (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Een sterke gelovige (mu'min) is beter en meer geliefd bij Allaah dan een zwakke gelovige, maar in iedereen is wel iets goeds. Jaag na wat nuttig voor je is, zoek hulp bij Allaah en versaag niet. Als je iets overkomt, zeg dan niet: 'Als ik dat gedaan had was het zo-en-zo gegaan,' maar zeg: 'Het was Allaahs voorbeschikking; wat Hij wil doet Hij (qadaru'llaahi wa maa shaa a fa`ala); want 'als' opent de poort voor het werk van de Satan.
(Muslim K.Qadar/B6/H.34)
11) Aboe-l-Aswad ad-Di'ali (ra) vertelde: Imraan ibn al-Hoesain (ra) vroeg mij: 'Wat denk je van wat de mensen vandaag doen en waarvoor ze zich inspannen? Is dat iets wat voor hen beschikt is en hun is overkomen vanwege een voorbeschikking? Of behoort het tot de dingen waarmee zij geconfronteerd zijn, die hun Profeet (sas) hun heeft gebracht en waarvan zij rekenschap moeten afleggen?'
Ik antwoordde: 'Wellicht is het iets wat voor hen beschikt is en hun is overkomen.'
Hij zei: 'Maar is dat dan geen onrecht?'
Dat maakte mij aan het schrikken en ik zei: 'Alles is door Allaah geschapen en is in Zijn hand. Hem wordt geen rekenschap gevraagd van wat Hij doet, maar hun wordt rekenschap gevraagd.'
Toen zei hij tegen mij: 'Allaah zij je genadig. Ik wilde met mijn vraag alleen maar jouw verstand op de proef stellen. Twee mannen uit de stam Moezaina kwamen bij Rasoel'lullah (sas) en vroegen: O, Rasoel'lullah (sas) wat denkt u van wat de mensen vandaag doen en waarvoor ze zich inspannen? Is dat iets wat voor hem beschikt is en hun is overkomen vanwege een voorbeschikking?. Of behoort het tot de dingen waarmee zij geconfronteerd zijn, die hun Profeet (sas) hun heeft gebracht heeft, en waarvan zij rekenschap moeten afleggen?.'
Hij antwoordde: 'Nee, het is iets wat voor hen beschikt is en is overkomen, en dat wordt bevestigd in Allaahs Boek: Bij een ziel en wat haar gevormd heeft, en haar haar zondigheid of haar godsvrucht heeft ingegeven.' [91:7-8]
(MuslimK.Qadar/B6/H.10)
12) Van Aboe Hurayrah (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Adam (as) en Moesa (as) waren aan het redetwisten in aanwezigheid van hun Rabb (Heer). Adam (as) was Moesa (as) te slim af.
Moesa (as) zei: 'Jij bent Adam, die Allaah eigenhandig geschapen heeft en Zijn geest heeft ingeblazen en voor wie Hij de engelen zich ter aarde heeft laten werpen en die Hij in het paradijs heeft laten wonen; toen heb jij de mensen door jouw zonde laten afdalen naar de aarde'.
Adam (as) antwoordde: 'Jij bent Moesa, die Allaah heeft uitverkozen door jou (als Profeet) te zenden en door met jou te spreken; Hij heeft jou de tafelen gegeven die de verklaring van alle dingen bevatten; Hij heeft jou dichtbij zich laten komen voor een vertrouwelijk gesprek. Hoe lang voordat ik geschapen werd dacht je dat Allaah de Tauraat had geschreven?'
'Veertig jaar,' zei Moesa (as). 'En heb je daarin ook gevonden: Adam was zijn Heer ongehoorzaam en dwaalde af?' [20:121] 'Ja.' 'Je verwijt mij dus dat ik iets heb gedaan wat Allaah voor mij heeft beschikt veertig jaar voordat Hij mij schiep?'
Rasoel'lullah (sas) zei: Adam (as) was Moesa (as) te slim af.
(Muslim K.Qadar/B6/H.16)
13) Van `Abdallah ibn Aamir ibn Rabie'a (ra): Toen `Umar naar Shaam (Syrie) wilde optrekken vernam hij in Sargh (een dorp vlakbij Madina) dat de pest in Syrie was uitgebroken. Abd arrahmaan ibn Auf (ra) vertelde hem dat, Rasoel'lullah (sas) gezegd had:
- Als jullie horen dat er in een gebied de pest heerst, ga daar niet heen. Maar als hij uitbreekt in een gebied waar jullie al zijn, ga er dan niet voor op de vlucht.
Daarop keerde `Umar (ra) terug uit Sargh.
(Muslim K. as Salaam/B.32/H.100)
14) Aisja (raha), de vrouw van de Profeet (sas), heeft ons verteld dat zij Rasoel'lullah (sas) eens vroeg naar de pest. Allaahs Profeet (sas) antwoordde:
- De pest is een straf die Allaah zendt over wie Hij wil. Allaah heeft de pest tot een genade voor de mu'minien (gelovigen) gemaakt. Want ieder (mu'min) die het uithoudt in een gebied waar de pest heerst, die weet dat hem alleen zal treffen wat Allaah voor hem beschikt heeft, en dat hij hetzelfde loon krijgt als een martelaar (shahied).
(Bukharie K.Tibb/B.31/H.630)
15) Van Aboe Hurayrah (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Er is geen `adwaa (een ziekte is alleen besmettelijk met Allaahs toestemming).
Aboe Huraira zei ook: De Profeet (sas) zei:
- Breng geen zieke persoon bij een gezonde persoon.
Aboe Huraira zei ook: Rasoel'lullah (sas) zei:
- Er is geen `adwaa. Toen stond een bedoeïen op die zei: 'Hoe is het dan met kamelen die er in het zand zo prachtig bijstaan als gazellen? Als daar een schruftige bij komt krijgen zij ook schurft.' Toen zei de Profeet (sas):
- Maar wie heeft dan de eerste (kameel) besmet?.
(Bukharie K.Tibb/B.54/H.667)
16) Van Aboe Salama ibn Abdurrahmaan ibn Auf (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Er is geen `adwaa.
Maar hij levert ook over dat Rasoel'lullah (sas) gezegd heeft:
- Je moet geen gezonde en zieke dieren samen bijeenbrengen.
Aboe Salama zei: 'Aboe Huraira heeft ons allebei deze tradities overgeleverd van Rasoel'lullah (sas) . Daarna heeft Aboe Huraira verzwegen dat hij gezegd had: 'Er is geen `adwaa', en hij hield het bij: 'Je moet geen gezonde en zieke dieren samen bijeenbrengen.'
Al-Harith ibn abie Dzoebaab (dat is de neef van Aboe Huraira) zei: 'Ik heb je wel degelijk nog een andere traditie horen overleveren, Aboe Hurayrah (ra) (ra), maar die verzwijg je nu! Je hebt ook verteld dat Rasoel'lullah (sas) gezegd had:
- Er is geen `adwaa.
Maar Aboe Hurayrah (ra) weigerde dat toe te geven en zei: 'Je moet geen gezonde en zieke dieren samen bijeenbrengen.'
Al-Harith (ra) hield zolang aan tot Aboe Hurayrah (ra) boos werd, (iets) in het Abyssinisch begon te brabbelen en zei: 'Weet je wat ik zeg?
Ik zei: 'Neen'.
Aboe Hurayrah (ra) zei: 'Ik weiger (het om toe te geven).'
Aboe Salama heeft gezegd: 'Bij mijn leven, Aboe Hurayrah (ra) had ons wel overgeleverd dat Rasoel'lullah (sas) gezegd had:
- Er is geen besmetting.
Ik weet niet of Aboe Hurayrah (ra) het was vergeten, of dat de ene traditie de andere heeft afgeschaft.'
(Muslim K.as Salaam/B.33/H.104)
17) Van Aboe Hurayrah (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Er is geen `adwaa en noch een vogelteken, noch een zielevogel en noch een worm in de buik (brengt ongeluk). Maar voor een melaatse moet je wegvluchten als voor een leeuw!
(In deze traditie worden vormen van voor-islamitisch bijgeloof gekritiseerd).
(Bukharie K.Tibb/B.19/H.608)
Laten wij nu kijken naar het uitleg van raadsbesluit (qadar) en beschikking (qadâ') in de hadith, aan de hand van het "Kitab al Qadar" van Sahieh'i Bukhaarie met de commentaar van Imam al-Qastalani.
Er zullen twee tegenstrijdige noodwendigheden zijn: de werken, die de hel noodwendig maken, en het decreet, dat het paradijs noodwendig maakt; het decreet doet zijn recht zegevieren en heeft de voorrang.
Dat wil zeggen alles is in het boek (lawh-i mahfud) voor jullie beschikt.
- 3) Eens vroeg `Imran Ibn-i Husayn (r.a) aan Rasullu'llah (s.a.s): "O Rasullu'llah (s.a.s), maakt Allaahu Ta`ala (met zijn qada en qadar) onderscheid tussen hen, die bestemd zijn voor het paradijs, en hen, die bestemd zijn voor de hel?.
Rasullu'llah (s.a.s) antwoordde: "Ja".
`Imran Ibn-i Husayn (r.a) zei: "(Als het al vaststaat wie naar de hel en wie naar het paradijs gaat) waarom is het dan noodzakelijk goede werken te verrichten?".
Rasullu'llah (s.a.s) antwoordde: "Ieder handelt overeenkomstig zijn schepping en hij handelt wat voor hem is beschikt (en zoals hij door Allaahu Ta`ala wordt geleid)".
De mens verwerft zich de goede daden en naar het resultaat van deze verwerving zou men kunnen concluderen en hopen, wat waarschijnlijk zijn qadar zou kunnen zijn.
- 4) Van Aboe Hurayra (ra): Op een vraag naar het qadar van de kinderen van polytheisten (niet-muslim ouders die jong sterven), antwoordde Rasullu'llah (s.a.s): "Allaahu Ta`ala weet wat zij zouden hebben gedaan, (indien zij waren blijven leven)".
Ieder kind wordt in de ware godsdienst geboren (fitrah, m.a.w. de Islaam). (Het heeft in zich de potentie voor de ware godsdienst en als het aan zichzelf zou worden gelaten dan zou het geen andere godsdienst aanhangen dan de Islaam.) Maar de ouders maken er een Jood of Christen of vuuraanbidder (madjusi) van. (Rasullu'llah (s.a.s) vergelijkt dit met de geboorte van een jong van een van de huisdieren:) "Hebben jullie ooit gezien dat een dier verminkt ter wereld kwam?. Zijn jullie het niet zelf niet, die het verminkt en de leden breekt, terwijl jullie de moeder helpen (tijdens de geboorte)?".
Zo is het ook met de kinderen, als ze aan hun lot zouden worden overgelaten en geen slechte invloeden van buiten ondergaan, dan zouden zij in de ware godsdienst blijven, omdat zij het vermogen bezitten: door gezond verstand kennis te verwerven, de waarheid aan te nemen en de leugens te verwerpen, en te onderscheiden tussen goed en kwaad. Indien de kinderen adolescent zijn en niet-muslim worden, dan zijn de ouders in de eerste instantie de schuldige. Wat betreft het lot van de jonggestorven kinderen, dit hangt af van de bestemming, die Allaahu Ta`ala hun geeft, omdat Hij weet, wat zij zouden gedaan hebben, als zij waren bijven leven Ten opzichte van de jong gestorven kinderen van de niet muslims, hebben de `ulama dan ook tengevolge van deze traditie drie meningen: zij gaan naar te hel net als hun ouders; men onthoudt zich van het uitspreken van een oordeel; zij komen in het paradijs.
-5) -In een hadith van Abu Hurayra (r.a.) vertelt Rasullu'llah (s.a.s): "Een vrouw mag niet de verstoting van een mede (muslima) zuster eisen, (wier plaats zij wil innemen en wier geluk zij benijdt). Want zij moet met de man trouwen (zonder hem te vragen van zijn andere vrouw te scheiden), omdat zij toch niet meer geluk kan ontvangen, dan dat door Allaahu Ta`ala is besloten".
-6) `Ali (r.a) vertelt: "Eens zaten wij bij Rasullu'llah (s.a.s), die een stok in zijn hand hield, waarmee hij op de grond kraste. Hij boog zijn hoofd neer en zei: "Er is niemand onder jullie, wiens plaats niet is beschikt, hetzij in de hel, hetzij in het paradijs".
Toen zei één van ons: "Zullen wij dan niet alleen op Allaahu Ta`ala vertrouwen, (d.w.z. in het qadar, dat voor ons is beschikt, en de goede werken nalaten?.)".
Rasullu'llah (s.a.s) antwoordde: "Neen, werk, want ieder wordt geleid naar hetgeen voor hem beschikt is".
En hij reciteerde de volgende `ayah: (Nederlandse uitleg) "Wat betreft degene die geeft en (Allaah) vreest"(92/5).
De vrager wilde de uitspraak hebben, dat men de goede werken kon nalaten, maar Rasullu'llah (s.a.s) stond dit niet toe, want zijn woorden over het qadar hebben betrekking op de verborgenheden van de goddelijke alwetendheid en moeten dienen als argument tegen de mens, i.p.v. hem een voorwendsel te verschaffen, om de werken na te laten. M.a.w. de mens wordt op de proef gesteld en niet de Schepper. Rasullu'llah (s.a.s) wilde twee beschouwingswijzen uiteenzetten, waarvan de ene de ander niet opheft:
-1) een verborgen zienswijze: Allaahu Ta`ala is alwetendheid, waarmee Allaahu Ta`ala alles oordeelt en beslist;
-2) een geopenbaarde zienswijze, de Qur'aan en Rasullu'llahs (s.a.s) sunnah, waarmee de mens in staat is te kunnen weten hoe hij Allaahu Ta`ala moet dienen.
-7) Uit de hieronder staande hadith van Abu Hurayra (r.a.) is het duidelijk dat de laatste daad (`amal) bepalend kan zijn voor iemands vergelding: "Wij waren getuigen bij de inname van Haybar.
Rasullu'llah (s.a.s) vertelde aan zijn metgezellen over een man, die beweerde, dat hij een muslim was.
"Die man behoort tot de lieden van de hel", zei Rasullu'llah (sas).
Toen de slag begonnen was, gedroeg de man zich als een uitstekend krijgsheld, totdat hij viel, overdekt met wonden, buiten staat om op te kunnen staan.
Op dat ogenblik zag een van de metgezellen van de Profeet (s.a.s) hem en zei: "O Rasullu'llah (s.a.s), heeft u gezien, dat de man, waarvan u zo straks verklaarde, dat hij tot de lieden van de hel behoorde, gestreden heeft voor de zaak van Allaahu Ta`ala (fî sabîli'llah). Hij vocht als een held. Op een bepaald moment is hij gevallen en overdekt met wonden?".
De Profeet (s.a.s) antwoordde: "Waarlijk hij behoort tot de lieden van de hel".
Bij deze woorden waren verscheidene muslims verbaasd. Maar op hetzelfde ogenblik strekte de man, uitgeput door de pijn van zijn wonden, de hand uit naar zijn pijlkoker, trok er een pijl uit en stak die door zijn keel.
De muslims haastten zich naar Rasullu'llah (s.a.s) en zeiden: "O Rasullu'llah (s.a.s), Allaahu Ta`ala heeft bevestigd, wat u ons heeft vertelt, want hij heeft zo-en-zo zelfmoord gepleegd".
Rasullu'llah (s.a.s) zei: "O Bilal, sta op en roep uit, dat niemand het paradijs binnen zal gaan, behalve een mu'min, en dat Allaahu Ta`ala deze godsdienst (Islaam) (zelfs) zal bevestigen door een zondaar (radjul-i fâdjir)".
-8) Over de eed (nadhar) heeft de Profeet (s.a.s) in een hadith van Abu Hurayra (r.a) het volgende gezegd: "De zonen van Adam kunnen door de eed niets verkrijgen, wat Ik (Allaahu Ta`ala ) niet heb bepaald voor hun door het eeuwig besluit. Door eed maak Ik dat een gierigaard zijn rijkdom uitgeeft".
-9) In een andere hadieth zei Rasullu'llah (s.a.s): "Er is geen kracht of sterkte buiten Allaahu Ta`ala (lâ hawla wa lâ quwwata illâ bi'llâh ), en, "Degene die Allaahu Ta`ala beschermt, die is waarlijk goed beschermd".
D.w.z. indien iemand de goddelijke bescherming geniet, dan zal hij bewaard zijn voor het verderf en voor alles, wat daarheen zou kunnen leiden.
-10) Ibn-i `Abbas (r.a) heeft van Abu Hurayra overgeleverd, dat Rasullu'llah (s.a.s) zei: "Allaahu Ta`ala heeft voor ieder mens zijn deel aan de zonden van overspel, waartoe hij noodwendig moet komen, geschreven. Overspel van het oog is het zien van datgene, waarnaar men niet mag kijken, overspel van de tong is het zeggen van datgene, wat men niet mag zeggen. Zijn ziel begeert en voedt zijn hartstocht; zijn vlees keurt het goed; maar de vrees (voor Allaahu Ta`ala ) houdt hem terug van de slechte daad".
- 11) Abu Hurayra (r.a) heeft overgeleverd, dat Rasullu'llah (s.a.s) zei: "Adam (a.s) en Musâ (a.s) hebben met elkaar gediscussieerd. Musâ (a.s) zei tegen Adam (a.s): "O Adam, u bent onze vader, die ons teleurgesteld heeft en die ons uit het paradijs heeft doen verdrijven".
Adam (a.s) antwoordde: " O Mûsâ, Allaahu Ta`ala heeft jou uitverkoren, om (direct) Zijn woord te ontvangen. Hij heeft voor jou eigenhandig de tafelen van de wet (Taurah) geschreven. Berisp jij mij voor een zaak, die Allaahu Ta`ala in mijn qadar heeft geschreven, viertig jaar voordat Hij mij schiep?".
Aldus overwon Adam(a.s) van Mûsâ (a.s), aldus overwon Adam (as) van Mûsâ (a.s), Dit herhaalde de Profeet (sas) drie maal."
-12) - Van Warrad, de bevrijde slaaf van al-Mughira bin Shu`ba: Mu`awiya (r.a) schreef aan al-Mughira (r.a) of hij wilde schrijven wat Rasullu'llah (s.a.s) na de salaat zei. al Mughira dicteerde mij en zei:
- Ik hoorde de Profeet (s.a.s) na de salaat zeggen: "Er is geen godheid (die aanbeden kan worden ) dan Allaahu Ta`ala . En Hij is de Ene, zonder deelgenoten. O Allaah, niemand kan verhinderen, wat U ons geeft en niemand kan wat geven wat U verhindert. En de bezittingen van een man in aanzien, is waardeloos voor U".
M.a.w. alleen goede daden hebben bij U waarde, door veel bezittingen zal hij niet ontkomen aan de rampen, die U hem kunt zenden. De gelukkige zal het paradijs niet binnen gaan d.m.v. zijn goederen, maar hij moet de gehoorzaamheid aan Allaahu Ta`ala bezitten.
-13) Om bevrijd te worden van ongelukken en rampen moet men de toevlucht nemen tot Allaahu Ta`ala: Van Abu Hurayra (s.a.s) is overgeleverd dat Rasullu'llah (s.a.s) zei: "Zoek toevlucht bij Allaahu Ta`ala , om van de slagen van het onheil, van de afgrond van tegenspoed, van de rampen van het besluit, en van de boosheid van de vijanden verlost te worden".
-14) Op de verklaring van de `ayah: (Nederlandse uitleg)"Allaahu Ta`ala plaatst zich tussen de mens en zijn hart" (8/24) heeft Imaam Bukhari de volgende hadieth geplaatst:
Van `Abdullaah (ra) Als de Profeet eed aflegde zei hij vaak: "Laa, muqallibi'l quloeb' (Neen bij Hem, die de harten omkeert)".
M.a.w. Allaahu Ta`ala legt in het hart van de mens datgene, wat hem van zijn doel verwijdert, wegens een goddelijke wijsheid, die dat medebrengt. In letterlijke zin worden de harten niet omgekeerd. Wat verandert is de intentie, de wil.
Het `ayah bewijst, dat Allaahu Ta`ala zowel het ongeloof (kufr) als het geloof (iman) heeft geschapen, en dat Hij zich tussen het hart van de niet-muslim en het geloof, hetwelk Hij hem beveelt, 'bevindt'. Maar de mens kan zich het geloof niet toe-eigenen, indien de Heer (Rabb) hem daartoe niet heeft beschikt. Omdat Allaahu Ta`ala door Zijn oneindige kennis wist dat iemand ongelovig zou worden heeft Hij hem ongelovig beschikt en de gelovige tot muslim.
Het `ayah bewijst ook, dat Allaahu Ta`ala alle menselijke handelingen heeft geschapen, zowel de goede als de slechte. Indien wij zeggen: "Allaahu Ta`ala keert de harten om", dan is dit, omdat Hij de mens, die het geloof (iemaan) volgt, van de rechten weg afbrengt, om hem het kufr te doen volgen, en omgekeerd. Allaahu Ta`alau Ta`ala is niet onrechtvaardig jegens hem, die Hij in dwaling voert, of die Hij verlaat, want Hij onthoudt hem niets, wat de mens van zijn kant zou kunnen eisen.
Imaam Bukhari heeft de volgende `ayah vermeldt: (Nederlandse uitleg)"Niets kan ons overkomen behalve datgene, wat Allaahu Ta`ala heeft geschreven (in het boek van ons qadar, of, dagene wat Hij voor ons heeft besloten (qada')… (9/51).
- (Nederlandse uitleg) "Ons Rabb is Degene Die aan ieder ding zijn natuur heeft gegeven en vervolgens (het) heeft geleid (20/50), d.w.z., Allaahu Ta`ala wijst aan alle wezens hun qadar toe, en Hij leidt ze om dat te bereiken; Hij beschikte de mensen voor het oordeel, of voor het heil, en Hij leidt de dieren , planten en alle andere levende wezens naar hun territorium. Allaahu Ta`ala heeft voor ieder levend organisme beschikt, wat het nodig heeft. Hij leidt het daarheen en leert het dat te gebruiken. Evenzo leidt Allaahu Ta`ala de mens en leert hem het gebruik van het voedsel, van de geneesmiddelen, van alle zaken, die hij nodig heeft voor het dagelijks leven en het leven in het hiernamaals. Allaahu Ta`ala geeft aan de dieren het instinct, i.p.v. het verstand, dat hun toekomt, en de goddelijke wijsheid verheerlijkt zich in de gehele schepping.
-15) `Aisha (r.a) ondervroeg Rasullu'llah (s.a.s) eens naar de pest.
Hij antwoordde: "De pest is een straf, die Allaahu Ta`ala doet komen over hem, die Hij wil beproeven; tegelijkertijd is het voor de muslims een teken van Zijn barmhartigheid (want als men aan dit ziekte dood gaat krijgt hij de beloning, die bestemd is voor de martelaren (shuhada', e.v.:shahid). Indien iemand zich in een stad bevindt, waar de pest is uitgebroken, en daar blijft, geduldig afwachtend wat hem overkomen kan, zal er zeker van zijn dat Allaahu Ta`ala hem zal belonen. En als hij zich dan ook voorhoudt, dat hem niets kan overkomen dan wat Allaahu Ta`ala voor hem heeft beschikt, dan zal hij zeker de beloning van de martelaren ontvangen."
-16) Imaam Bukhari heeft de volgende `ayahs vermeldt: (Nederlandse uitleg)"Wij zouden zonder leiding geweest zijn, indien Allaahu Ta`ala ons niet had geleid" (7/43). en "Als Allaah mij mij had rechtgeleid zou ik tot de (Gods)vrezenden behoren." (39/57)
Deze `ayah wordt door de volgende hadieth als volgt uitgelegd:
Van al Baraa` bin `Azib (ra): Ik zag de Profeet (sas) op de dag van (de veldslag bij ) al Khandaq zeggen, terwijl hij met ons aarde schouwde: "Bij Allaah, indien Allaah ons niet had geleid, dan zouden wij niet gevast en niet gebeden hebben ...".
D.w.z. Allaahu Ta`ala geeft aan de mensen het vermogen, om zich het geloof (iemaan), dat voor hem is beschikt, toe te eigenen, echter zonder dat de mens het vermogen schept.
(Wordt bijgewerkt Insha Allaahu Ta`alaa)