Van de hoge bomen Komen Zachtjes, zachtjes, een voor een Blaadjes naar beneên; Blaadjes rood en blaadjes geel. Blaadjes, blaadjes veel te veel Zijn er op de grond gevallen, En daar blijven zij nu alle Wachten, tot de sterke wind Hen daar liggen vindt. De wind dat is een leuke man, Die goed met blaadjes spelen kan: Eerst schuift hij ze zachtjes over de grond, Dan draait hij ze vrolijk in het rond, Dan gaat hij er over de weg mee jagen Om zo de grote mensen te plagen, Maar ziet hij een geschikte hoed, Dan pas begint het pretje goed! Hij blaast de hoed van hop, hop, hop, Een heel eind ver de straatweg op! - De heer moet dan heel wat lopen en hijgen, Eer hij' z'ij'n hoed terug kan krijgen! |
Dat is toch wel wat minder goed. Als hij genoeg krijgt van het spelen En hem de blaadjes gaan vervelen, Ja, ook zo'n mooie hoepelhoed, Zeg, weet je wat de wind dan doet? Dan gaat hij in de hoogte dwalen, Dan gaat hij zware wolken halen, En, komt hij eindlijk wéér, - Dan valt de najaarsregen neer In stromen, En in de bomen Gaat dan de wind te keer Met somber stormgeluid; - Dan is de zomer uit! P. van Renssen uit: De geschiedenis van Pig Pag Pengeltje
|