Hoofdstuk
5.Over
onze club.
(Piet, Willem en Toon hebben een mondharmonicaclub. Ze gaan
op een woensdagmiddag de huizen langs om geld op te halen
voor het schoolreisje. (...)
Piet komt erachter dat hij het dubbeltje kwijt is... (...)
Als de meester weg is, staat er ineens een vreemde grote
jongen achter de bank. Piet heeft gezien dat hij zijn voet
op het dubbeltje heeft gezet. Er ontstaat een worsteling
tussen de jongens en Willem weet het dubbeltje weer te
bemachtigen.)
(...)
tekening (naar een foto): Willem
Backer
"Hebben
jullie hem zien duiken?" riep Willem opeens enthousiast.
Enthousiast is, als je club in een wedstrijd de winnende
goal maakt. "Wat keek hij, hè? Maar ik had het
dubbeltje!"
"Als jij hem niet in zijn knieën genomen had, waren we
't dubbeltje kwijt geweest," zei Piet.
"En hij droop met zijn staart tussen zijn benen weg, toen
jij hem aanviel, Piet!", riep ik (Toon).
"'t Was een lefzetter," zei Willem.
"Een lefzetter met een pet op," zei Piet. "Een
pettenlefzetter."
"Een sigarettenpettenlefzetter!" zei Willem weer.
"Maar met al zijn lef had hij toch een lelijke strop. Als ik
hem eens tegenkom, zal ik 't 'm nog wel eens inpeperen!"
Toen gingen we naar huis.
Moeder keek lelijk naar de scheur in mijn blouse. Na afloop
van het standje ging ik mijn vrije opstel maken. Je begrijpt
wel, waarover het liep. Ik schreef vijf kantjes. Ik begon
met Beethoven en ik eindigde met de lefzetter.
Ik geloof wel dat de meester gelijk had.
Boksers en vechtersbazen tellen niet mee in de geschiedenis.
Nee, de lefzetter zal wel nooit beroemd worden.
(...)
Noot:
Een woord als sigarettenpettenlefzetter wordt
een woordklever genoemd. De bekendste woordklever is
ongetwijfeld 'hottentottententententoonstelling'. Roggeveen
heeft het woord lefzetter vermoedelijk bedacht
om er deze woordklever van te maken. Het lijkt een
niet-bestaand woord te zijn. Het staat niet in de dikke Van
Dale.
|