|
Copy and pasteAls Hollywood dan al een collectieve hobby heeft, dan is het wel het zo nauwkeurig mogelijk imiteren en plagieren van geijkte succesformules. Toen Alien in 1979 het monstergenre een nieuw elan gaf, gingen de kopiemachines dan ook lustig aan het ronken. Het resultaat: een twintigtal rip-offs, gesorteerd volgens jaartal. De eeuwige vraag waar filmdilettanten zich al eens over willen buigen, is welke criteria een film tot een klassieker maakt. Hoewel de pennentwist hieromtrent nog lang niet geluwd is en de normen allesbehalve vast staan, is een van de peilers alvast deze: een klassieker spoort aan tot navolging, is de oorzaak van een zich steeds uitbreidend epigonisme. Een film wordt klassiek, wanneer filmmakers zo sterk onder de indruk zijn gekomen van de prestaties van hun voorgangers, dat zij hen zo slaafs mogelijk gaan nabootsen. Stijl en thema's worden overgenomen; inhoud en archetypes gevarieerd. Zulke pastiches getuigen meestal van een gebrek aan inspiratie of persoonlijkheid, van een overdreven bewondering voor een regisseur, of - zo hoor je kniesoren zeggen - van louter goedkoop geldgewin. De grens tussen pastiche, epigonisme en regelrecht plagiaat is dan ook heel erg vaag. Vaak beweren regisseurs een ode of eloge te willen brengen aan een vroeger werk, terwijl ze niets meer of minder doen dan het plagieren en kopieren. Telkens wanneer een nieuw thema of personage succesvol bleek, slingerde de imitiatiemolen van Hollywood op volle snelheid. Dat was zo met het horror-cento van de jaren dertig, het succes van de rampenfilms van de jaren zeventig, en de revival van de monsterfilms van de jaren tachtig. Het duurde dus geen ademstoot of Ridley Scotts originele Alien uit 1979 was een hapklare brok voor gewiekste filmmakers die hun alineaatje wilden bijschrijven in Hollywoods grote imitatieboek. Meestal gebeurde het kopieren zonder budget, zonder visie, zonder goede acteurs of regisseurs en, het ergste van al: zonder een degelijk scenario. De schier onbekende Duits/Italiaanse film Contaminazione (in Amerika verschenen als Alien Contamination) van spaghetti-regisseur Luis Cozzi heeft de twijfelachtige eer de geschiedenis in te gaan als de (vermoedelijk) eerste echte Alien-pastiche. Regisseur Cozzi verklaart waarom: 'In Italy, when you bring your script to a producer, the first question he asks is... What is your film like.' Het antwoord van Cozzi was kinderlijk eenvoudig: 'Like Alien.' De film - die ook veel ontleende aan Lucio Fulci's Zombi 2 (1979) en Quatermass 2 (1957) - draait rond enkele reuzegrote eieren op een schip, waar buitenaardse wezens uit ontsnappen. Een jaar later, in 1980, volgde Alien due - Sulla Terra van de Italiaanse trashfilmer Ciro Ippolito. Het betrof een onofficiele sequel op Alien. De film werd gedraaid met een minimaal budget en speelde zich om die reden dan ook op aarde (meerbepaald in een grot) af. De vonk was in het kruit geworpen en de bizarre jaren tachtig zouden een overvolle potpourri van Alien-cocktails uitbroeden. De eerste Engelstalige Alien-kloon was Inseminoid van de Britse splatterfilmer Norman J. Warren uit 1980. De film vertelt het spannend, bloedig en seksueel geladen verhaal van een knappe archeologe (Judy Geeson) die op een onbekende planeet verkracht wordt door een alien-achtig wezen, zelf in een alien verandert en tenslotte twee alienbaby's baart. Goedkope budgetten zouden de meeste alien-namaken kenmerken. Aan die tendens deed videogoeroe Charles Band natuurlijk gretig mee. Hij maakte in 1982 Parasite, een mengeling van Alien, Mad Max en David Cronenbergs The Parasite Murders (beter bekend als They Came from Within of Shivers). De film speelt zich af in de nabije toekomst, waar een wetenschapper een moorddadige parasiet ontworpen heeft. De film kopieerde enkele scenes bijna letterlijk uit Alien, en werd later beroemd als een van de eerste lowbudget 3-D-films en het filmdebuut van Demi Moore. De monsters in de film waren ontwikkeld door Stan Winston, een nobele onbekende fx-goochelaar, die later zou meewerken aan Aliens en een van de grootste uit zijn beroep zou worden. Natuurlijk wierp ook B-film-mogul Roger Corman zich op het alien-thema. Hij produceerde wellicht de meest bekende Alien-rip off met Forbidden World (Mutant) uit 1982. Hierin ontwaakt de hoofdrolspeler uit een lange slaap, om te ontdekken dat hij op weg is naar een verre planeet, waar een alien amok maakt. De film eindigt op een bizarre wijze: een terminaal zieke patient voedt zijn lever aan het monster, dat aan de infectie sterft. De film was op zich al een sequel van Cormans eigen Galaxy of Terror uit 1981. Die film (waar Event Horizon trouwens veel aan ontleende) gaat over een groep ruimtereizigers die naar een onbekende planeet reizen om uit te vissen wat er gebeurd is met een verloren ruimteschip. Eens ze het ruimteschip gevonden hebben, blijkt het bevolkt te zijn door een leger aliens. De film werd ook bekend als Mindwarp: An Infinity of Terror en Planet of Horrors, en blinkt uit door zijn uitmuntende sfeerschepping. De setdesign van die film werd ontworpen door een toen nog onbekende James Cameron. Ook uit 1982 kwam het totaal onbekende Return of the Alien's Spawn van Fred Olen Ray. Een bijzondere plaats in de galerij der Alien-epigonen, verdient wel The Thing van John Carpenter uit 1982. Deze film gaat over een ruimteschip dat neerstort op de aarde en verdwijnt onder de oeverloze ijsvlakte van Antartica. Wetenschappers graven het op en ontdekken dat er een monster aan boord zit, dat zich in alle mogelijke gedaantes kan muteren. Het verandert ook in de gedaantes van de wetenschappers en de hamvraag van de film wordt: wie is echt, en wie is het monster? Dit originele verhaal werd al in de late jaren dertig geschreven door John W. Campbell Jr., en beinvloedde zonder meer minstens vier films: The Thing From Outer Space uit 1951, Invasion of the Body Snatchers uit 1956 en 1978, Alien uit 1979 en Carpenters The Thing uit 1982. The Thing haalt dus duidelijk elementen uit Alien, dat zelf elementen haalde uit het verhaal van Campbell. Nog in 1982 verscheen X-Tro van Harry Bromley Davenport, over een man die door aliens ontvoerd wordt en uiteindelijk als een monster naar de aarde terugkeert. Op die film kwamen trouwens twee sequels: Xtro 2: The Second Encouter en Xtro 3: Watch the Sky. Beide films waren op dezelfde leest geschoeid als de eerste. In 1983 verscheen Biohazard, een film geschreven en geregisseerd door de illustere Fred Olen Ray. Ook hier weer hetzelfde verhaal: in een laboratorium komt een alien tot leven, dat achtervolgd en uiteindelijk onschadelijk gemaakt wordt door een stoere held en een rondborstige heldin. Pikant detail: die laatste rol werd vertolkt door de bekende porno-actrice Pettyjohn. Olen Ray draaide in 1986 nog een monsterfilm (Hybrid) en lijmde in 1994 een sequel aan zijn Biohazard. Het meest merkwaardige Alien-afkooksel kwam er in 1985, met Star Crystal van Lance Lindsay. Deze film kent een klassiek verloop, met een alienmonster dat de bemanning van een ruimteschip uitmoordt, totdat hij in de boordcomputer het Evangelie ontdekt, en zich tot het Christendom bekeert. Van datzelfde jaar is ook The Titan Find van William Malone, met een merkwaardige rol van legende Klaus Kinski. De confrontatie tussen mens en buitenaards wezen speelt zich hier af op een van de manen van Saturnus. De ondankbare prijs van meest getrouwe Alien-kopie gaat naar Breeders van Tim Kincald uit 1986. Hij situeert zijn aliens in enkele duistere kelders onder de Empire State Building. De release van James Camerons Aliens in 1986 oliede de kopiemachine en was aldus koren op de molen van weer vele pastiches en afkooksels. T.C. Blake (die later zijn naam van de credits weghaalde) draaide zijn Nightflyers in 1987. Het is een film die gaat over een vreemde kracht die via de boordcomputer van een ruimteschip de reizigers een voor een uitmoordt. Een jaar later maakte David DeCoteau Creepozoid, een lowbudget producutie die een soort van alien-poppen in de hoofdrol had. In 1987 kwam er een film in de bioscopen die de geschiedenis zou ingaan als een van de beste avonturenfilms uit de jaren tachtig: Predator van John McTiernan, een film die begint als Rambo, maar volledig in de stijl van Alien eindigt. De film had als grote ster Arnold Schwarzenegger, die als legeraanvoerder de Zuid-Amerikaanse jungle intrekt voor een of andere politieke missie, maar het uiteindelijk aan de stok krijgt met een kameleonachtig buitenaards monster (ontworpen door wie anders dan Stan Winston). De invloed van Alien is duidelijk: nog voor hij aan Alien begon, had Ridley Scott zijn ploeg gevraagd om een kameleonachtig monster te ontwerpen dat ook onzichtbaar kon worden. In 1979 stond de techniek daar nog niet ver genoeg voor, en Scott zag zijn idee daarna dus gerealiseerd in Predator. Overigens zou er in Predator 2 uit 1990 van Stephen Hopkins een Alien-hommage zitten: in de trofeeenkast zit een Alien-hoofd. Ook uit 1987 was Alien Transformations van Jay Kamen, met een transformerende alien als centraal onderwerp. Een jaar later kwamen er weer twee Alien-nabootsingen in de bioscopen: Deep Space (dat de nadruk op humor probeerde te leggen) en The Hidden, New Lines onverwachte sleeper. De film van Jack Sholder met Kyle MacLachlan en Michael Nouri in de hoofdrollen, vertelt het verhaal van een man wiens lichaam bewoond wordt door een alien. Nadat de alien zes keer van lichaam gewisseld heeft, kan het uiteindelijk overwonnen worden. De film heeft duidelijk thematische elementen uit Alien en From Outer Space uit 1957. In 1993 volgde er een sequel, geregisseerd door Seth Pinsker, en rechtstreeks op video verschenen. De eerste film die de aliens onder water situeerde, was DeepStar Six, een B-film uit de stal van Sean S. Cunningham uit 1988. Beroemder werd echter de ook duurdere productie van George Pan Cosmatos, Leviathan uit 1989. De film, met Peter Weller in de hoofdrol, kon uitpakken met enkele schitterende onderwaterdecors, maar miste de nodige karakteruitwerking. Eind jaren tachtig kende de alien-onderwaterfilms overigens een heuse bloei, met ook nog Roger Cormans Lords of the Deep en natuurlijk James Camerons bigbudgetprent The Abyss, dat voor 60 miljoen in elkaar werd gestoken. Met de jaren negentig kwam de release van David Finchers Alien³ (1992). Met Alien Ressurection - vanaf deze week in de bioscopen - en een vijfde deel in de pipeline, lijkt het er op dat de Alien-serie zichzelf aan het klonen is. Andere monsterfilms profiteren mee van het succes, maar in een wereld waarin iedereen iedereen kopieert, kunnen ze nauwelijks nog van plagiaat beschuldigd worden. In 1991 verscheen The Borrower (what's in a name?) van John McNaughton (die later Henry: Portrait of a Serial Killer zou regisseren) over een alien die als straf onthoofd naar de aarde verbannen wordt en op zoek moet gaan naar een nieuw hoofd. Invasion of the Space Preacher (1990) en Vampire Vixens From Venus (1994) bleven totaal onbekend. In de tweede helft van de jaren negentig slopen zowaar terug enkele bigbudget-producties in de slipstream van Alien. In 1995 was er Species, met een door Giger ontworpen muterend wezen in de hoofdrol. Dit jaar kregen we het zwakke The Relic (van Peter Haymes) en Mimic, dat een veel inventievere variant op het alien-thema had, met in de hoofdrollen kakkerlakken. Maar het blijven vooral films met een beperkt budget die aan onbeschaamde beeldenroverij doen ook Japanse. Zeiram (Keita Amemiya, 1991) is de naam van een uit een buitenaards universum verbannen supermonster dat nu zijn heil zoekt op aarde. In Critters 4 van Rupert Harvey zijn de Critters naar de ruimte gereisd, waar ze een hommage brengen aan Alien. Ook Dark Universe uit 1993 van Steve Latshaw deed het Alien-verhaaltje nog eens op een goedkope manier over. Alien Within (1994) van Scott Levy situeerde de aliens weer onder water, waar ze een Russisch onderwaterstation uitgemoord hebben. In Invader van Mark H. Baker (1995) wordt een alien-ei vanop Mars naar de aarde geslingerd, waar het dood en verderft zaait. Bob Keen situeerde zijn monster in Proteus uit 1995 op een booreiland. En dit jaar verscheen in Amerika Within The Rock, het regiedebuut van Hellraiser IV-fx supervisor Gary Tunicliffe, die naar het schijnt op onverhulde wijze de Alien-plot heeft geimiteerd. Het is in feite ironisch dat een film zijn succes en historisch belang pas kan aflezen aan het aantal pastiches, rip-offs, imitaties en namaaksels. Aan de enorme hausse van alien- en monsterfilms van de jaren tachtig en negentig te zien (van The Borg in Star Trek, de Space Balls-hommage met John Hurt tot Space Truckers) verdient de Alien Trilogy dus zeker wel de titel van klassieker in zijn genre. Het is nu wachten tot er een nieuw genie ontwaakt en een nieuw genre aanboort. |
|