James Stewart

Archief Film Helden Nu in de Cinema Reportage Vraag van de week
A ] B ] C ] D ] E ] F ] G ] H ] I ] J ] K ] L ] M ] N ] O ] P ] Q ] R ] S ] T ] U ] V ] W ] X ] Y ] Z ]

It Was A Wonderful Life

Het is inmiddels alweer drie weken geleden, maar toch vonden we het de moeite waard om even terug te blikken op gevulde levens van twee schermlegendes, Robert Mitchum en James Stewart, die respectievelijk op 1 juli en op 2 juli het leven lieten.

James Stewart (over Robert Mitchum leest u elders op deze pagina's) was ten tijde van zijn dood nog steeds één van meest geliefde acteurs van Amerika. Dat had hij vooral te danken aan zijn charmante, verlegen, ja zelfs wat onhandige manier van doen. Ideaal dus voor allerhande romantische komedies waarmee hij op het einde van de jaren dertig doorbrak. Stewart werd geboren in Indiana, Pennsylvania in mei 1908. Met een architectuursdiploma op zak schreef hij zich in aan een toneelgezelschap waar ook Henry Fonda op planken stond. Fonda werd een boezemvriend, tot hevige politieke verschillen hen uit elkaar dreven (Fonda was liberaal, Stewart uitgesproken conservatief). Het filmdebuut kwam er in 1935 met Tim Whelans The Murder Man. Tot in 1938 bleef Stewart tweede viool in allerhande MGM-films voor onder andere Clarence Brown. In Born To Dance (1936, Roy Del Ruth) moest hij zelfs zingen. In 1938 vond Stewart een stevige plaats in het genre van de romantische komedie. Hoogepunten in deze periode vormden You Can't Take It With You en Mr. Smith Goes To Washington (beiden van Frank Capra), en The Philadelphia Story (1940, George Cukor), waarvoor Stewart nota bene een oscar voor mee naar huis kreeg (de enige van in totaal vijf nominaties).

Stewarts populariteit steeg nog aanzienlijk tijdens de oorlogsjaren omdat hij in de luchtmacht als bommenwerper-piloot meer dan twintig missies volbracht en hiervoor talloze eremedailles mocht opspelden. Hij bracht het zelfs tot kolonel. Vlak na de oorlog was Stewart memorabel in misschien wel het hoogtepunt van zijn carrière: It's A Wonderful Life (1946, Frank Capra). Deze film betekende tevens een keerpunt in het type personage dat Stewart gewoonlijk neerzette: aan het uiterlijk van de onbezorgde, vlotte jongen begon stilaan een duistere kant te groeien. Deze trend werd nog eens gevoelig versterkt door Stewarts uitgebreide samenwerking met The Master Of Suspense, Alfred Hitchcock. Hun eerste project was het magere Rope (1948). Voor de klassiekers met Hitchcock, ging Stewart nog door een Western-fase, met regisseurs als Henry Koster (Harvey, No Highway), Cecil B. De Mille (The Greatest Show On Earth) en Anthony Mann (The Glenn Miller Story, The Far Country, The Naked Spur).

Het was op deze Stewart dat Hitchcock een beroep deed, met als resultaat de blockbusters Rear Window (54), The Man Who Knew Too Much (56) en Vertigo (58). Vanaf dan ging het bergaf met Stewarts carrière. Op enkele boeiende films na (Otto Premingers Anatomy Of A Murder, 1959) bestond zijn latere loopbaan uit onwaardige westerns die zijn aloude typetje uit de Mann-periode nieuw leven trachtten in te blazen: John Fords The Man Who Shot Liberty Valance (1962), Hathaways How The West Was Won (1962) of McLaglens Bandolero! (1968) om er slechts enkele te noemen. Een schaduw van het talent dat Stewart ooit was, viel nog te bespeuren in Robert Aldrichs The Flight Of The Phoenix (1965) en Don Siegels The Shootist (1976). Er volgden nog enkele late projecten (Michael Winners remake van The Big Sleep, The Magic of Lassie, beide uit 1978, en anderen), maar de gloriedagen van de schermlegende James Stewart waren voorgoed verleden tijd. Maar ze zullen wellicht nooit vergeten worden.

Laatste update: 21/11/98

Bart.Schreurs@ping.be

1