In de voorgaande hoofdstukken werd de evolutie beschreven vanuit een bepaalde perceptie.
Dit nawoord gaat precies over de wijze waarop de perceptie gebeurt en hoe deze perceptiewijze doorslaggevend is voor de interacties met de omgeving. Zowel de mens als individu, maar ook elke organisatie of maatschappij is beïnvloed door "de bril" die ze opheeft.
Er kunnen dus verschillende evolutiemodellen worden opgesteld, die zullen verschillen omdat ze verschillen qua manier van waarnemen. Ik zal hierbij verschillende types waarneming aangeven, met de belangrijkste eruit voorsvloeiende stromingen. Zo hebben bijvoorbeeld de religie, de filosofie en exacte wetenschap verschillende visies op de maatschappij en evolutie in het bijzonder, omdat ze gegroeid zijn vanuit een verschillende perceptie. Elk evolutiemodel moet dus ook gerelateerd en gerelativeerd worden volgens zijn perceptiewijze.
Het doel van dit nawoord is dan ook het concept van "de gemiddelde evolutie" te relativeren, door de gebruikte perceptiewijze, met zijn sterkten en zwakten, te verduidelijken.Terug naar de index van het nawoord
2.1.1. Holisme versus detailisme
Onze huidige maatschappij blinkt uit in het opdelen van de omgeving in vakjes. Zowel de kunst, religie, wetenschap als economie en politiek worden in schuifjes gestopt, die al dan niet met elkaar verband houden. De Westerse economie heeft aangetoond dat dit duidelijke voordelen heeft voor technische en practische bezigheden. Deze toenemende "specialisatie" van alle activiteiten en kennis heeft, vooral sinds de achttiende eeuw, voor een exponentiële toename van onze welvaart gezorgd.
Onder meer David Bohm heeft erop gewezen dat deze perceptiewijze echter verregaande consequenties heeft. Door het steeds verder opsplitsen van onze kennis en activiteiten, wordt de ganse maatschappij doordrongen van het feit dat niet enkel de perceptie, doch ook de werkelijkheid bestaat uit een mozaïk van losstaande gebeurtenissen. Deze Westerse perceptie leidt daardoor tot een wereldbeeld waarin verdeeldheid de boventoon voert.
In het Oosten daarentegen is historisch gezien de nadruk vooral gelegd op heelheid, in plaats van verdeeldheid. Het universum wordt gezien als één onverdeelde vloeiende stroom.
De taal speelt een uiterst belangrijke rol bij deze perceptie. Gedurende de evolutie van de mens is de taal geleidelijk aan ontstaan, en is hierbij de oorzaak geweest voor het ontstaan van het bewustzijn en de bewuste perceptie.
De Oosterse talen (zoals het Sanskriet) en de Indo-Europese talen hebben dezelfde herkomst. De filosoof David Bohm geeft in dit verband het interessante voorbeeld van de evolutie van het woord "maat" in het Westen. In een ver verleden bestond één stamwoord, waaruit 2 andere woorden zijn afgeleid.
Het ene woord dat hieruit is afgeleid is het woord "maya", dat "illusie" betekent. Dit woord is belangrijk geweest voor het weergeven van de perceptie van de werkelijkheid in het Oosten. Dit past dan ook bij de evolutie in het denken in het Oosten, met zijn nadruk op de ontwikkeling van religie en filosofie, met als ultieme doel het "streven naar het onmeetbare", "het al".
Het andere woord afgeleid van het het oerwoord is het woord "matra" , wat "essentie van de werkelijkheid" betekende. De ontwikkeling van de betekenis hiervan gaat in het Westen gepaard met een evolutie met focus op de wetenschap en technologie, met een nadruk op het "meetbaar maken" van de gepercipieerde omgeving. Bij de Grieken was het woord "maat" nog een aanduiding voor de samenhang en harmonie tussen de dingen onderling. Het was een innerlijke maat, voor de harmonie der dingen. Naarmate de Westerse evolutie vorderde, heeft het woord maat meer en meer de betekenis van mechanistische verhouding tussen dingen, ten opzichte van een externe standaard. Deze externe standaarden zijn onze meetlatten om het verdeelde universum op te meten.
Samen met de taal, is ook het denkpatroon en het wereldbeeld ge-evolueerd.
Het spreekt voor zich dat bovenstaand onderscheid tussen "Oost" en "West" hyperbolisch is. Ook in het Westen zijn er steeds "stromingen" of denkscholen geweest die de werkelijkheid als ondeelbaar proces hebben beschouwd. In de Griekse oudheid was er Heraclitus, waarvan de spreuk "Panta rei" (alles stroomt) tot in het heden is blijven doorstromen. In de moderne tijd heeft de filosoof Whitehead met zijn bekendste boek "Process en Reality" de procesfilosofie een flinke duw vooruit gegeven. Sinds het begin van deze eeuw is ook de exacte wetenschap, voornamelijk onder impuls van de quantumfysica, weer het wereldbeeld van de "eenheid" gaan opnemen. Verschillende quantumfysische experimenten hebben er immers op gewezen dat zelfs perceptie en realiteit niet van elkaar kunnen gescheiden worden, omdat de waarneming op het niveau van de elementaire deeltjes het waargenomene zelf beïnvloedt.De "Oosterse" visie leidt tot een meer "holistisch" wereldbeeld, dat de eenheid tussen de dingen erkent als basisprincipe. De "Westerse" visie leidt tot een meer "detailistisch" wereldbeeld, waarbij de verdeeldheid primeert.
Terug naar de index van het nawoord
2.1.2. Intuïtieve of sensorische waarneming
Wanneer we de evolutie van het menselijk denken vanop enige afstand bekijken, kunnen we daarin verschillende fasen onderscheiden. In de vorige paragraaf hebben we gesteld dat de taal een belangrijke rol speelt in de vorming van het wereldbeeld en het bewustzijn. In de evolutie is er echter een fase geweest waar de mens de taal niet machtig was, en dus ook geen expliciet bewustzijn bezat dat de percepties door bewuste denkpatronen kon reflecteren.
Figuur H11F1 : verschillende fasen in de evolutie van het menselijk denken
In deze eerste fase is er geen sprake van bewustzijn en een bewust denkpatroon. Er is eenheid tussen "de dingen" en "de gedachte", of met andere woorden tussen het materiële (M/E) en de informatie (I) in het menselijk lichaam.
In een tweede fase ontstaat er af en toe een scheiding tussen de gedachte (het denken over de realiteit) en de dingen (het niet denken, de realiteit zelf). Dit is de fase waarin het bewustzijn ontstaat bij de primitieve mens, in parallel met het ontstaan van symbolische talen.
Men neemt aan dat het begrijpen van de menselijke taal de specialisatie vereist van een welbepaald gebied van het brein (Broca’s gebied). Het is mogelijk dat menselijke taal niet verschillend was van de dierlijke taal, totdat deze fysiologische specialisatie is opgetreden in de menselijke evolutie. Men vermoedt dat het onstaan van de menselijke taal dateert van de Neanderthalers, ongeveer 100000-30000 jaar terug. Met het ontstaan van de homo sapiens (40000 tot 30000) jaar geleden, en de evolutie van de spraakorganen en de schedel, zou een significante versnelling van de taalontwikkeling zijn opgetreden. De moderne menselijke taal zou dus ongeveer 30000 tot 40000 jaar oud zijn. De immense diversiteit aan talen die wereldwijd worden gesproken, tonen aan dat de ontwikkeling van de menselijke taal razendsnel is gegaan, éénmaal dat ze was ontstaan.Aangezien de ontogenie in vele aspecten een herhaling is van de fylogenie, kunnen we deze fasen ook bij de ontwikkeling van de mens waarnemen. Bij de ontwikkeling van het bewustzijn bij kinderen, gaat de ontwikkeling van de taal gepaard met de ontwikkeling van het bewustzijn. Hierbij slingert het initiële denken zich tussen een bewustzijn van de realiteit, en een ingebeelde fantasiewereld. Het onderscheid tussen het denken en het niet denken is soms wel en soms niet aanwezig. De verwarring is bovendien het grootst bij het denken over abstracte zaken (bijvoorbeeld godsdienst).
Een volwassen man of vrouw heeft daarentegen een goed ontwikkeld bewustzijn, en kan goed het onderscheid maken tussen het ding en de gedachte, en tussen fantasie en werkelijkheid. Ook hier echter zullen sommige volwassenen terugvallen op fase 2, en kunnen ze nog moeilijk onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid : ze worden dan als "gek" beschouwd. De detailistische visie die we hierboven beschouwd hebben, beschouwt "de dingen" en "de gedachte" als twee gescheiden werelden. Volgens de holistische visie zijn behoren beiden tot de ondeelbare stroom van materie, energie en informatie. De evolutie van de kennis wordt hierbij opgevat als een dynamisch proces,waarbij de ideeën tijdelijke verschijningsvormen zijn van de totale stroom.
Welk wereldbeeld men ook aanhangt, deze verschillende fasen zijn niet alleen gekenmerkt door een verdere ontwikkeling van de taal en het bewustzijn, doch ook door een verschillend perceptieproces. De volwassenen zijn de taal machtig, en kunnen daardoor een analyse maken van de omgeving door gebruik te maken van woorden en zinnen, om de perceptie gestalte te geven. De sensorische indrukken via de geur, smaak, het zicht, het gehoor of het gevoel, worden tot expressie gebracht door het gebruik van de taal. Dit noemen we de "indirecte waarneming", of kortweg "de waarneming", omdat men in de omgangstaal dit bedoelt als men over waarneming spreekt : een waarneming via de zintuigen, die vertaald wordt door taalgebruik. Ze wordt ook indirect genoemd, omdat ze tot uitdrukking komt via de taal. Deze waarneming leidt tot een "verbaal bewustzijn", of kortweg bewustzijn omdat dit ook de gangbare betekenis is van bewustzijn.In de fase dat de mens de taal (nog) niet machtig is, is deze "indirecte waarneming" niet mogelijk. In deze fase heeft "de intuïtie", of de "directe waarneming" de bovenhand. Dit leidt tot wat we consequent een "niet-verbaal bewustzijn" kunnen noemen. Wanneer de mens de taal machtig wordt, zal hij geleidelijk aan meer de indirecte waarneming gebruiken ; de mate waarin deze shift gebeurt hangt echter af van mens tot mens. De intuïtie leidt tot een onmiddellijke overtuiging van een waarheid, tot de essentie der dingen, zonder dat ze op analyse en ratio is gebaseerd. Het verschilt dus volledig van het analytische denken gebaseerd op de sensorische waarneming.
Bij de sensorische waarneming staat de waarnemer los van het waargenomene. Hij percipieert de evolutiestroom of een deel ervan als een buitenstaander. Bij de intuïtieve perceptie is de waarnemer als het ware deel van de evolutiestroom : hij neemt de evolutie niet waar, doch hij beleeft ze. Het is als het ware een bewustzijn dat nog niet onder woorden is gebracht . Dit belangrijk onderscheid is samengevat in de onderstaande grafiek.
Figuur H11F2 : 2 types waarneming
Dat de intuïtie een beleving is, eerder dan een perceptie, kan aangetoond worden door de kenmerken ervan. Onderzoek in verband met intuïtie heeft aangetoond dat een authentieke intuïtie gepaard gaat met één of meerdere van de volgende symptomen :
- lichamelijk : een gevoel van warmte, vibratie bij de opwelling van het idee
- geestelijk : helderheid en zekerheid over de juistheid van het idee, gepaard aan het gevoel van sterk bewustzijn- emotioneel : een excitatie over het idee (het "eureka"-effect)
- neuro-sensorisch : de hersenactiviteit vertoont typische patronen (Alfa-teta-golven)De psycholoog Bergson omschreef daarom intuïtie als "het binnengaan in de objecten van de kennis, en de essentie ervan kennen".
Het was de psycholoog Carl Jung die als eerste sterk de nadruk legde op het onderscheid tussen deze twee types perceptie. Jung onderscheidt 4 psychologische types mensen, op basis van de manier waarop ze percipïeren, en de manier waarop ze oordelen. Voor de perceptie maakt hij onderscheid tussen mensen met een "sensorische" perceptie of "intuïtieve" perceptie. Zijn tweede belangrijke parameter is de manier waarop het oordeel wordt geveld : dit kan gebeuren op een "gevoelsmatige" wijze, of op een rationele wijze. Op deze wijze komt Jung tot 4 basistypes menselijke persoonlijkheden. Ook nu nog vindt deze indeling in 4 types persoonlijkheden sterk aanhang.
- Intuïtie en sensorische waarneming in de bedrijfswereld :
In de bedrijfswereld bijvoorbeeld zijn er verschillende psycho-analytische testen ontwikkeld, om te bepalen tot welke van deze klasse een (mogelijke) werknemer behoort (één van de 4 types van Jung). Voor bepaalde functies is bijvoorbeeld de ïntuitieve meer geschikt, terwijl voor andere types de sensorische perceptie meer geschikt is. De sensorische waarnemers hebben eerder oog voor de actuele realiteit en de praktische dingen. Ze hebben een voorkeur voor gestandaardiseerde processen en procedures, en voelen zich minder aangetrokken tot complexe en nieuwe situaties. De intuïtieve types daarentegen zijn eerder gericht op de toekomstige mogelijkheden. Ze zijn eerder gestimuleerd door abstracte ideeën en doen graag activiteiten op een eigen(zinnige) wijze. Ze zijn bovendien ook aangetrokken door het onbekende en door complexe activiteiten .
Jungiaanse psychologen hebben deze typologie uitgebreid toegepast in de praktijk. Zo ontwikkelde Isabel Briggs Myers de zogenaamde "Myers-Briggs Type Indicator" (MBTI) : het is een empirische methode om mensen volgens de Jung-typering in klassen in te delen. De MBTI en de talrijke afgeleiden wordt op grote schaal toegepast in het bedrijfsleven, om de geschiktheid van personen voor bepaalde functies te evalueren.
Door de steeds snellere evolutie van de maatschappij, en de erbij horende informatie-overload, is het succes van bijvoorbeeld bedrijfsleiders meer en meer afhankelijk van hun intuïtieve capaciteiten. Voortdurende innovatie en het vernieuwen van bedrijfsculturen vergt immers een duidelijke visie op de toekomst, die vaak onder een vorm van een inuïtief eureka de persoon in kwestie tot een visionair zicht op de toekomst kan brengen.
- Intuïtie en sensorische waarneming in de wetenschap :
Ook in de wetenschap kan men duidelijk intuïtieve en sensorische types onderscheiden.
Doordat alle wetenschappers met wetenschappelijk werk bezig zijn, zal hun oordeel voornamelijk gebaseerd zijn op een rationele analyse. De perceptie echter kan zowel intuïtief als sensorisch zijn.
De sensorische types zijn deze onderzoekers die stap voor stap de kleinste details van hun domein trachten uit te spitten, op zoek naar confirmatie van een vooropgesteld hypothese. Hun werk is te vergelijken met dat van kleine koraalpoliepen, die met monnikkengeduld en samenwerking over verschillende generaties een indrukwekkend koraalrif weten op te bouwen.
Het intuïtieve type is eerder te vergelijken met een adelaar. Deze onderzoekers nemen meer afstand van de details, en trachten grensoverschrijdende verbanden te leggen en vernieuwende hypothesen te formuleren. Het zijn zij die de grote ideeën voortbrengen, die zorgen voor een grote sprong of vlucht van de wetenschap. Het is precies de intuïtie die ervoor zorgt dat de conventionele grenzen worden doorbroken, en dat de wetenschap nieuwe doorbraken kent ; "het is de intuïtie die de adelaar zijn vleugels geeft". Zo zijn de voorbeelden bekend van wetenschappelijke ontdekkingen, die meestal voorafgegaan zijn door lange voorbereidende fases. Archimedes ontdekte zo het principe van de waterverplaatsing, toen hij een bad aan het nemen was : vanuit deze intuïtieve inval stamt de gevleugelde kreet "Eureka" ("ik heb het gevonden"). Nobelprijswinnaar Melvin Calvin kreeg zijn intuïtieve inval over de belangrijke aspecten van de werking van de fotosynthese, toen hij in zijn auto zat te wachten op zijn vrouw die boodschappen deed. Watson en Crick maakten ook zo een creatieve sprong met betrekking tot de structuur van de DNA molecules. Watson had hierbij een geniale inval gekregen op het ogenblik dat hij schaalmodellen van molecules aan het verplaatsen was in zijn labo. Kenmerkend bij dergelijke intuïtieve doorbraken in de wetenschap is de zekerheid waarmee de betrokken personen hun theorie voorstellen, zelfs voor de theorie empirisch is bewezen. Een extreem voorbeeld hiervan is het zelfvertrouwen van Einstein, in verband met zijn relativiteitstheorie. De wetenschappelijke wereld had zich twee jaar lang voorbereid op de zonsverduistering van 29 mei 1919. Die dag zou men immers kunnen vaststellen of het licht van de sterren al dan niet wordt afgebogen onder invloed van de gravitatie van de zon, zoals zijn theorie voorspelde. Toen Einstein een telegram ontving van Arthur Eddington, met de melding dat de theorie inderdaad was bevestigd, stelde een studente de vraag wat hij zou gedaan hebben indien de experimenten de theorie niet zouden bevestigen. Einstein zou hierop geantwoord hebben ": Dat zou jammer geweest zijn voor hem. De theorie is juist."
Het is duidelijk dat deze "polarisatie" tussen intuïtieve en sensorische perceptie hier overdreven is. Iedereen heeft beide kwaliteiten, doch in verschillende mate. Intuïtieve en sensorische perceptie moeten en kunnen hand in hand gaan, zodat ze elkaar wederzijds versterken. Confirmatie en innovatie gaan hand in hand.
- Intuïtie en sensorische waarneming in de religie :
Daar waar de wetenschappelijke perceptie grotendeels ondersteund wordt door de sensorische perceptie, is de religieuze perceptie over het algemeen ondersteund door de intuïtieve perceptie, omdat ze "de verbondenheid met het Al" nastreeft. Dat ook echter binnen de religie verschillende "perceptie-stromingen" mogelijk zijn, wordt duidelijk uit volgende 2 extreme voorbeelden.
- Zo hadden de Romeinen bijvoorbeeld 2000 jaar geleden een zeer utilitaire en sensorische perceptie van de goden. Het "do ut des"-principe (Latijn voor "Geef opdat je zal krijgen") domineerde de godsdienst. De goden hadden een duidelijke relatie met de alledaagse behoeften. Om zeker te zijn dat de behoeften zouden worden voldaan, werden zonder scrupules de nodige offers gebracht of de gepaste rituelen opgevoerd. De goden Janus en Vesta vertegenwoordigden de deur en het hart, Lares het veld en het huis, Saturnus het zaaien, Ceres het groeien van het graan, Pomona het fruit, en Consus en Ops de oogst. Zelfs de majestueuze god Jupiter, die over de andere goden regeerde, werd bedacht met het talent om de regen te beheersen en zo de wijngaarden en de velden van water te kunnen voorzien.
Doordat hij ook de bliksem beheerde, werd hij ook aanzien als de heerser over de menselijke activiteiten, en de beschermer van de Romeinen bij hun oorlogen buiten hun territorium. Andere prominente goden waren Mars en Quirinus, die vaak met elkaar in verband werden gebracht. Mars was de god van de jongeren en hun activiteiten, in het bijzonder het voeren van oorlog. Hij werd vereerd in maart en october. Quirinus was the patroon van de militairen in periode van rust. Of deze pragmatische benadering van het godendom enig verband houdt met de succesrijke uitbouw van het Romeinse imperium 2 millenia geleden, zullen we hier buiten beschouwing laten...
In elk geval doet dit veelgodendom denken aan de spreuk :"Niet god heeft de mens geschapen, doch omgekeerd. Dat is de reden waarom er zoveel verschillende goden zijn."
- Een volledig andere perceptie van de godsdienst vinden we terug in de Indische Upanishaden. Deze geschriften zijn onstaan in het Vedische tijdperk van de Indische filosofie (rond 1500-500 voor Christus). Doordat de Indische geest voornamelijk op het eeuwige is gericht, en niet op het actuele en het vergankelijke, zijn ook weinig nauwkeurige tijdstippen gekend in de geschiedschrijving. De Veda’s zijn een verzameling geschriften van verschillende auteurs uit verschillende tijdperken. Eén van de belangrijkste documenten hieruit zijn de zogenaamde Upanishaden of "geheime lezingen". De eerste Vedische geschriften bevatten reeds de Indische eenheidsgedachte, die de "eenheid van het Al" erkent. Deze wordt verder verfijnd in de Upanishaden. Enkele citaten hieruit zullen deze extreem doorgedreven perceptie verduidelijken :
-" De wereld van de dingen in de ruimte en tijd is niet het eigenlijke wezen, maar is slechts een drogbeeld, een illusie : zij is Maya. Kennis daarvan is geen weten, doch slechts schijnweten. Vooral de veelheid van de verschijnselen is slechts Maya, de werkelijkheid is Eén."
Een dergelijk citaat vertoont sterke gelijkenissen met de percepties van moderne procesfilosofen als David Bohm. Het is dan ook niet verbazend dat een vooraanstaand filosoof als Schopenhauer over de Upanishaden schrijft ": Het is de meest lonende en verbluffende lectuur die ter wereld mogelijk is. Ze was de troost van mijn leven, en zal ook de troost van mijn sterven zijn". Ook het belang van de intuïtie hierbij komt heel sterk naar voor.
Het "Zelf" kan pas bereikt worden door afstand te nemen van een rationele houding, en kan niet bereikt worden door studie of boekenwijsheid. "Hij moet afzien van lezen en worden zoals de huid ; hij moet niet naar veel woorden zoeken, want dat verknoeit slechts de tong." De "Atma" of "het Zelf" kan pas begrepen worden door intuïtie, die bevorderd wordt door vasten, rust, zwijgen, strenge concentratie, zelfverloochening en het afstand doen van succes, lust en begeerte. Dit zijn gedragskenmerken die bij de Indiërs een rol van betekenis hebben gespeeld, meer dan bij welk ander volk ook.
Het is duidelijk dat dergelijke perceptie belangrijke gevolgen kan hebben voor een maatschappij.
Ten eerste is er geen enkel motief om een empirische wetenschap op te bouwen, zoals die in Europa is gegroeid op basis van de vroege utilitaire maatschappijen zoals in de Romeinse overheersing. Ten tweede is ze op zichzelf ook bijna een gevaar voor de maatschappij in zijn geheel : indien iedereen toegang zou krijgen tot deze "geheime leer" verkondigd in de Upanishaden, en indien iedereen het materiële volledig zou verzaken, zou de maatschappij ineenstorten. De toegang tot deze hogere wijsheid werd daarom beperkt tot de ouderen, binnen de hogere kasten. Deze beperking op zich getuigt van een hoge maatschappelijke wijsheid.Terug naar de index van het nawoord
2.1.3. Perceptie-focus op het universum en zijn evolutie
Uitgaande van de verschillende perceptiewijzen (intuïtief of sensorisch) en de verschillende focus (holistisch of detailisch), kom ik tot een vrij éénvoudig model waarin we de verschillend visies op het universum en zijn evolutie kunnen samenvatten.
Figuur H11F3 : "perceptie-focus" schema voor visies op het universum
In het model zijn religie, kunst, economie en wetenschap naast elkaar geplaatst. Zoals hierboven reeds werd verduidelijkt, bestaan er binnen elk van deze activiteiten grote individuele verschillen en extremen, en geeft bovenstaande situering slechts een "gemiddelde" positie aan.
Het kleine witte bolletje geeft als het ware de kernpositie aan, de essentie van de wijze waarop men het universum benadert. Zo is de kerngedachte van de wetenschap dat men over het waargenomen object of proces een hypothese vormt, die men aan de hand van vooropgezette criteria al dan niet experimenteel gaat testen. Daar de wetenschap zich op alle waargenomen domeinen kan focuseren, en deze in grote mate van detail gaat bestuderen en beschrijven, groeit de hoeveelheid informatie over de waargenomen dingen met de loop der tijden enorm aan. De buitenste cirkel is een indicatie voor de hoeveelheid informatie die wordt verzameld, en dus onrechtstreeks over de complexiteit van het wereldbeeld dat wordt gevormd. Doordat elke wetenschappelijke discipline zich met nauw omschreven problemen onderhoudt, is het beeld van het universum eerder detailistisch en fragmentarisch. Zo zal een leerling in de middelbare school in de lessen thermodynamica te horen krijgen dat de entropie vrijwel alle systemen toeneemt, terwijl de lessen biologie zich voornamelijk focusseren op de "toenemende orde" van de biologische wezens. Ik herinner mij niet dat ik in deze periode van mijn leven, en ook niet tijdens mijn universitaire opleidingen, een leraar of professor chemie, fysica of biologie deze schijnbare contradictie heb horen vermelden, laat staan dat er een verklaring voor zou gegeven zijn. Dit is een typisch en eerder nadelig gevolg van deze steeds toenemende specialisatie, die de perceptie van verdeeldheid in onze wereld aanwakkert. Nochtans zijn de voordelen van de wetenschappelijke aanpak heel duidelijk : het is de motor van de welvaart in onze economie, die terecht leidt tot de uitspraak "nog nooit is het zo goed geweest, voor zovelen, als nu." De economie kan hierbij gezien worden als een "expressie" van de stand van zaken in de wetenschap : ze brengt de gedetailleerde ideeën in de praktijk, waarbij de informatie wordt beperkt tot datgene wat men wil realiseren.Aan de andere kant van de wereldvisies bevindt zich de religie. Deze benadert de totaliteit vanuit de intuïtie, en vormt hieruit een wereldbeeld dat vrij algemeen is in zijn stellingen. Zo is de bijbel al twee millenia lang de "encyclopedie" van het christelijke geloof. De religie wordt niet getoetst aan de hand van experimenten, die stellingen steeds verder moeten verfijnen. De "beleving" van de religie verdeelt daardoor de maatschappij in "gelovers" en "niet gelovers". De complexiteit van de wetenschappelijke benadering, moet plaats ruimen voor de mystiek in de religieuze benadering.
Kunst is, net als de religie, een beleving van de totaliteit. In plaats van een innerlijke verdieping, tracht de kunstenaar echter zijn beleving te uiten door vormgeving in een kunstwerk. Kunst is dus een "veruiterlijking" van de totaliteit. Door de vele mogelijke media die de kunstenaar ter beschikking heeft, van poëzie of proza tot beeldende kunsten en virtuele kunstwerken, is de complexiteit en de "verdeeldheid" van de kunst hoger dan deze van de religie. Daar waar het aantal grote religieuze stromingen in de wereld zeer beperkt is (bijvoorbeeld de islam, het jodendom, het christendom, het boedhisme en het hindoeisme als de vijf grootste), en waarbij de centrale dogma’s gedurende eeuwen of zelfs millenia onveranderd blijven, duiken er wel elke generatie eeuw nieuwe kunstvormen op.Een buitenbeentje binnen dit continuum van visies is de filosofie : ze tracht immers de totaliteit te vatten op een rationele wijze : ze is dus voornamelijk gericht op "sensorische waarneming", zoals de andere wetenschappen, doch ze streeft naar een holistisch wereldbeeld zoals de religie. Ze verschilt dus met de andere wetenschappen omdat ze zich met de totale samenhang verbindt, en ze verschilt in de religie op het vlak van de dominerende perceptiewijze.
Terug naar de index van het nawoord
3. Hoe de perceptie-focus het evolutiemodel beïnvloedt
Wie over evolutie praat, spreekt over het verloop der dingen in functie van de tijd. Nochtans is het begrip tijd, en wat we daaronder verstaan, zelf afhankelijk van de visie en het wereldbeeld dat we hebben.
Hetzelfde kan gezegd worden over de begrippen verspreiding in de evolutie en over vooruitgang : de betekenis van deze begrippen hangt af van de perceptie die we hebben, en van de reflectie die we hierover maken onder de vorm van een visie over het universum.
Ik zal dit verduidelijken door opnieuw 2 uiterste visies tegenover elkaar te plaatsen, namelijk een puur intuïtief-holistische visie versus een sensorisch-detailistische visie. Zoals reeds eerder aangehaald is de eerste terug te vinden in bijvoorbeeld Indische religies en bijvoorbeeld procesfilosofieën ("being the stream"), terwijl de laatste de bakermat is van de klassieke positieve wetenschappen ("seeing the stream").Het onderstaande schema vat de verschillen samen.
Figuur H11F4 : Afhankelijk van de dominerende perceptiewijze die men hanteert, zal het evolutiemodel er onvermijdelijk verschillend uitzien
- Het begrip TIJD
Sensorisch-detailistische tijd : de externe/expliciete tijd
In onze moderne consumptiemaatschappij is tijd een dominerend verschijnsel. Tijd is iets wat doorloopt : het komt uit het verleden, passeert een bepaald punt dat we "heden" noemen en gaat verder naar de "toekomst". Het is een externe standaard waarmee we de snelheid van alle processen rondom ons gaan meten. Het is dan ook logisch dat we deze tijd steeds verder zijn gaan opdelen, om de vooruitgang van de tijd en de evolutie steeds precieser te kunnen meten.
Zo was tot in 1955 de seconde de wetenschappelijke standaard van de tijd. De seconde was gebaseerd op de rotatieperiode van de aarde, en werd gedefinieerd als 1/86400 van de gemiddelde zonnedag. Toen men zich begon te realiseren dat de rotatiesnelheid van de aarde zelf onregelmatig was, en bovendien vertragend, was het noodzakelijk om de seconde te herdefiniëren. De seconde werd geherdefinieerd als 1/31 556 925, 9747 van de zonnedag lopende op 31 december, 1899. Nog later, bij de introductie van de atoomklokken, kwamen nog accuratere metingen van de tijd beschikbaar. De atoomklok gebruikt de frequentie van een spectraallijn geproduceerd door een Cesium-133 atoom. In 1967 werd de seconde internationaal gedefinieerd als de duur van
9 192 631 770 periodes van de straling die overeenkomt met de transitie tussen twee kleine van de grondtoestand van het Cesium-133 atoom.
Hoe nauwkeurig we de tijd ook meten, het zal altijd wel een relatief begrip blijven, door de zogenaamde tijddilatatie. Beweging en gravitatiekracht hebben een invloed op de tijd. Deze effecten werden voorspeld door Albert Einstein (in 1905) in zijn speciale relativiteitstheorie, en werden experimenteel bevestigd in experimenten uitgevoerd in de jaren 1960-1970. In een dergelijk experiment in 1971, werden twee straaljagers uitgezonden met elk een atoomklok aan boord. Het ene vliegtuig vloog oostwaarts (in de draaizin van de aarde), het andere westwaarts. Na de vlucht hadden de klokken aan boord ofwel tijd gewonnen, ofwel verloren ten opzichte van een klok die op aarde was blijven staan. Dit bevestigde het door de theorie voorspelde effect.
Door het meten van de tijd, kunnen we de "snelheid" meten waarmee processen lopen, en de duur ervan. De belangrijkste "duur" in een menselijk leven is wellicht de levensduur. Vanaf het moment dat we geboren zijn, tikt de klok naar het eindpunt van ons leven. Dit begin en einde zijn tekenend voor de vergankelijkheid van het leven.
Intuïtief -holistische tijd : de interne/impliciete tijd
Het enige wat bestaat is de voortdurende verandering, een eeuwig stromen van de evolutiestroom. Al wat we zien zijn slechts tijdelijke draaikolken, golven en druppels van de continu van vorm veranderende evolutiestroom. De duur die we waarnemen en de objecten zijn slechts tijdelijke uitkristalisaties van deze stroom. Elk van deze verschijningsvormen of interacties in de eeuwige stroom ontwikkelen zich volgens een eigen dynamiek, en volgens hun interne tijd. Het enige echte is het ogenblikkelijke verschijnsel, het moment. Daar elk moment deel uitmaakt van de ondeelbare stroom en de ondeelbare tijd, houdt dit moment op zich iets van de eeuwigheid in zich. In de beleving van het moment is er geen besef van de tijd, en wordt deze ook irrelevant. Vrees voor de dood als einde van het leven is dan ook overbodig, omdat de eeuwigheid en de onvergankelijkheid juist komt vanuit een totaalbeleving van het momentane. De totale ontkenning van de absolute tijd leidt precies tot een gevoel van eeuwigheid.
In sommige godsdiensten, zoals het Boedhisme, worden deze toestand van totale ontkenning (of totale "religie") van de waargenomen tijd geassocieerd met een toestand van "Verlichting". Het begrip interne tijd mag echter niet louter verbonden worden met godsdienst en religie. Wie bijvoorbeeld intens gaat sporten, bijvoorbeeld een uurtje squashen onder de middagpauze van een hectische werkdag, verliest wel eens het besef van tijd. Op deze momenten bestaat er ook enkel de "beleving" van de sport en leven we volgens onze interne tijd. Het is onze moderne wijze om "in trance" te komen de éénheid te beleven. Tot de bel gaat en de volgende spelers het terrein overnemen.... In ons dagelijks leven slagen we er dus vrij vlot in om over te schakelen van de "interne tijd" op de "externe tijd", zonder dat we hiermee een probleem zouden hebben. Dit wijst erop dat beide vormen van tijdsbeleving toch deel uitmaken van onze natuurlijke perceptie. Bovendien geven deze "onbewuste belevingen" ons ook een goed gevoel, en zoeken we ze bewust op.
Nochtans beschrijven de meeste Westerse opleidingen enkel de "externe tijd" als het enige waarachtige.
- Het begrip VERSPREIDING
We hebben tot nu toe de Verspreiding voorgesteld als de basis voor de evolutie, zowel voor het ontstaan van de Informatie, en dus van de toenemende orde die we op bepaalde plaatsen in het universum waarnemen, als voor de toenemende tendens naar algemene verspreiding van materie, informatie en energie.
Ook dit begrip moet echter gerelativeerd worden, omdat het eveneens stamt uit een sensorisch-detailische visie.
In het "gedachtenexperiment" met de rode vlag, dat we in het begin hebben aangevoerd ter verduidelijking van de betekenis van informatie, verspreiden de stieren zich over verschillende stallen. Alleen deze stelling al, gaat uit van een vooroordeel dat er verschillende stallen bestaan, met andere woorden dat verdeeldheid toch een wezenlijk kenmerk is van de evolutie. Als er geen onderscheid wordt gemaakt tussen de ruimten in verschillende stallen, kan er ook geen sprake zijn van verspreiding over de stallen. Dit lijkt triviaal, doch het bevat de essentie van de aanvaarding of niet aanvaarding van het begrip verspreiding, en zijn thermodynamische broer "entropie". Een statistische bepaling van de entropie, heeft slechts zin als we vooraf verschillende klassen definiëren, waarin we het waargenomene willen klasseren. Door de frequentie te meten van onze waarneming over deze verschillende klassen, kunnen we dan de entropie bepalen. De detailistisch visie gaat dus inderdaad uit van een detaillering van klassen, in tegenstelling tot een holistische visie. Hoe meer details we vooropstellen voor de kenmerken van een klasse, hoe meer klassen we zullen waarnemen en hoe groter de resulterende verspreiding.
In een puur holistisch werelbeeld is verspreiding een niet relevant begrip. Men beschouwt de evolutiestroom als één ondeelbaar geheel.
Opnieuw spreekt het voor zich dat tussen de twee extreme visies, een reeks van intermediairen mogelijk is. Beschouwen we als analoog beeld een zee, dan zal de pure "holist" spreken van "de zee", als een ondeelbare massa water die continu in beweging is, doch op elk moment ontegensprekelijk één geheel. Een meer detailistische waarnemer erkent hierin ook de golven, waarin nog verschillende types kunnen onderscheiden worden, en tal grote en kleine stromingen en wervelingen. Daarbij kan je nog de gematigde detailisten hebben die zich voldaan voelen met het geven van de kenmerken van verschillende types stromingen, terwijl de extreme detailist elke individuele werveling tracht te beschrijven.
Welke perceptie men hanteert, zal een groot verschil uitmaken voor de complexiteit van het resulterende evolutiemodel.- Het begrip VOORUITGANG
Over het feit of de historische ontwikkeling van onze maatschappijen nu al dan niet een vooruitgang is voor de mensen die er deel van uitmaken, kunnen talrijke boeken gelezen worden. Hierin zal de polemiek gebruik maken van contradicties tussen voortschrijdende welvaart, die een objectief gegeven is en de vraag of hiermee ook het welzijn van de mens gemiddeld gezien vooruit gaat. De welvaart kan gemeten worden aan de hand van criteria zoals de bijdrage van tot het Bruto Nationaal Product van elke persoon in een maatschappij, het gemiddelde energieverbruik per inwoner, de gemiddelde consumptie enzoverder. Discussies over welzijn zijn nog moeilijker, omdat ze hetzij gebruik moeten maken van percepties over persoonlijk geluk, hetzij van indirecte symptomen zoals het gemiddeld aantal zelfmoorden, uitingen van zware misdaden, gemiddeld aantal drugs- of alcoholverslaafden enzovoort.
In de puur intuïtief-holistisch visie is ook het begrip vooruitgang irrelevant, omdat de intense beleving van het moment los staat van de begrippen tijd en verspreiding, waarop het gestoeld is.
Wanneer men verschillende evolutiemodellen bekijkt, is het goed deze te situeren binnen deze context van deze twee extreme visies. Deze extremen tonen opnieuw aan hoe taal, bewustzijn en wereldbeeld heel nauw met elkaar zijn verwant, omdat ze door een proces van co-evolutie zijn ontstaan.
Terug naar de index van het nawoord
4. "De gemiddelde evolutie" in vogelperspectief
Het doel van deze paragraaf is om het evolutiemodel van "de gemiddelde evolutie" eens te situeren binnen het "perceptie-focus" schema dat hierboven werd uiteengezet. Door dit te doen, wil ik niet enkel de waarde van elke evolutietheorie relativeren, doch ook aantonen dat de perceptie en de focus van de waarnemer, direct gerelateerd zijn met zijn wereldbeeld.
Vooraf wil ik hierbij opnieuw benadrukken dat in elk van deze "perceptie-focus-visies", zowel intuïtieve als sensorische percepties zullen voorkomen, en dat de scope van de perceptie kan variëren van de totaliteit (het universum), tot onzichtbaar kleine details. Het perceptie-focus schema is dus een vereenvoudiging, die echter noodzakelijk is om in te zien dat al deze visies uiteindelijke visies zijn op eenzelfde universum. Het model laat echter eerder de samenhang tussen deze visies naar voor komen, dan de verdeeldheid. Religie, kunst, economie en wetenschap zijn niet noodzakelijk contradicties, het zijn verschillende visies en belevingen van hetzelfde universum. Het ene is een verrijking van het andere ; het zijn "schillen van dezelfde ui". Revolutionaire ontdekkingen in de wetenschap zijn veelal gebaseerd op intuïtieve invallen van geniale wetenschappers : deze geniale invallen komen er echter pas na jarenlange verdieping en specialisatie in het betrokken domein. Op deze wijze vormt de combinatie van jarenlange zintuiglijke waarneming, de voorbereiding voor een sterke intuïtieve perceptie. Ook visionaire bedrijfsleiders komen pas tot een sterke intuïtie, na jarenlange praktische ervaringen. Anderzijds geldt ook dat de personen die voornamelijk intuïtief percipiëren, zich niet kunnen ontdoen van de zintuiglijke waarneming. Het spreekwoord "het is gemakkelijk heilig te zijn op de top van een berg" wijst erop dat de aanwezigheid van de wijdse en overweldigende natuur, bevorderlijk is voor intuïtieve belevingen, en dus ook voor de religie met de totaliteit rondom ons. Het is niet toevallig dat de Dalai Lama in de heilige stad Lhasa in Tibet een klooster heeft hoog in de bergen, of dat de monnikken in het Meteora-gebied in Griekenland in hun abdijen op de spectaculaire bergflanken zich dichter bij de hemel voelen. Deze indrukwekkende natuurgebieden zijn uitstekende voedingsbodems voor intuïtieve meditaties. Geen van beiden echter zal zich op de top van de bergen kunnen ontdoen van zijn zintuiglijke waarneming : elke mens voelt, hoort, ziet, ruikt en hoort nu eenmaal. Geen enkele persoon kan zich dus beperken tot een puur intuïtieve perceptie, zelfs niet in de beste omstandigheden. Dit is een reden te meer om beide perceptiewijzen synergistisch te laten werken, eerder dan ze te beschouwen als onverenigbare tegenstellingen.Wat geldt voor de wijze van perceptie (intuïtief of sensorisch), geldt ook voor de focus van de perceptie : de totaliteit der dingen of het detail. Holistische visie en detailistische visie kunnen elkaar wederzijds versterken doordat een zicht op de totaliteit, het begrip van het detail in zijn context kan versterken, terwijl de volledige kennis van het detail, noodzakelijk is inzicht te krijgen in de werking en samenhang van het geheel.
Bij het uitwerken van het model van "de gemiddelde evolutie", heb ik getracht deze verschillende visies te raadplegen.
Ik heb boeken geraadpleegd over kunst, religie, wetenschap en economie, om de verschillende standpunten te leren kennen op het vlak van evolutie. Vanuit mijn initiële standpunt dat de verschillende visies nagenoeg onverenigbaar zijn (en dit standpunt wordt wellicht in onze cultuur opgedrongen gedurende de opleiding en opvoeding), ben ik geleidelijk aan gegroeid tot een visie dat dit verschillende kenmerken zijn van eenzelfde geheel. Doordat in mijn culturele achtergrond en opleiding de nadruk altijd gelegen heeft op positieve wetenschappen, is het model van "de gemiddelde evolutie" doordrongen van de kennis uit de positieve wetenschappen. Vooral door de inzichten van de Oosterse religies (zoals het Zen-boedhisme en de wijsheden van de Upanishaden), en de visie van de procesfilosofen zoals Bohm, hebben mijn overtuiging gesterkt dat alles wat we waarnemen uiteindelijk deel is van één ondeelbaar geheel. Vandaar ook mijn conclusie dat wetenschap en religie geen contradicties zijn, doch complementaire visies van een ondeelbare stroom van materie, energie en informatie, onder meer omdat ze gegroeid zijn vanuit een tijdperk waar enkel intuïtie mogelijk was, en de beleving van het universum van de verschillende mensen wellicht gelijkaardig moet geweest zijn.
"De gemiddelde evolutie" houdt daarom het midden tussen holistisch en detailistisch (een bijkomende reden om ze de "gemiddelde" evolutie te noemen). Het gaat uit van een holistisch basisprincipe, namelijk dat het universum een ondeelbare stroom is van materie, energie en informatie. Alles wat we kunnen waarnemen zijn slechts tijdelijke wervelingen van deze universele stroming. Ik heb echter getracht om de klassieke wetenschappelijke visie, die heel gefragmenteerd is en als gevolg hiervan een gefragementeerd wereldbeeld suggereert, te verruimen en te vertalen naar een meer geïntegreerd holistisch wereldbeeld.
Om tot een holistisch model te komen, was het noodzakelijk bepaalde kernwoorden te gaan definiëren en gebruiken, die op elk niveau van de evolutie (fysica, chemie, biologie, sociologie) dezelfde betekenis hebben. Ik heb woorden als Attractoren, Interactoren, Verspreiding en Informatie een ruimere betekenis gegeven, om te kunnen komen tot een meer holistisch evolutiemodel, dat echter gestoeld is op de positieve en "detailistische" wetenschappen. Omdat de taal, en dus ook het woordgebruik, zo belangrijk zijn, zal ik even blijven stilstaan bij enkele van deze woorden.
- Informatie :
De definitie heb ik gegeven in hoofstuk 3, en ik zal deze hier niet herhalen.
Ik heb echter het begrip ruimer gebruikt dan in de dagdagelijkse context gebruikelijk is. Met informatie bedoelt men in de dagelijkse omgang de "symbolische informatie", die wordt uitgewisseld tussen een zender en een ontvanger. Ik bedoel met informatie ook alle niet symbolische informatie. Deze niet symbolische informatie wordt uitgewisseld op alle niveau’s in de evolutie, dus ook niveau’s waar begrippen als zender en ontvanger niet relevant zijn.
Om de verschillende types informatie te onderscheiden, heb ik de woorden Alfa-, Beta- en Gamma-informatie gebruikt en gedefinieerd.
De termen Alfa-, Beta- en Gamma-codes zijn voor het eerst gebruikt door James Grieg Miller, de auteur van het indrukwekkende werk "The living systems" (1978), waar in het hoofdstuk over Gamma-organisaties reeds naar verwezen werd. Miller gebruikte (en beperkte) deze begrippen in het licht van de beschrijving van levende systemen.
Dit onderscheid in Alfa-, Beta- en Gamma-codes was na de publicatie van zijn meesterwerk opnieuw in onbruik geraakt. Ik het het echter nieuw leven ingeblazen, en hier ook de neologismen Alfa-, Beta- en Gamma-attractoren aan gekoppeld, die ik gelinkt heb met de neologismen Alfa-, Beta- en Gamma-interactoren.- Verspreiding
Binnen de thermodynamica is entropie een duidelijk en kwantitatief gedefinieerd woord. De entropie van faseovergangen en chemische reacties kan kwantitatief worden gemeten en berekend. Ik heb echter verkozen de term "Verspreiding" te gebruiken, als analoog begrip binnen de bredere context van een holistisch evolutiemodel. Het kan zowel gebruikt worden binnen de sociologie, biologie, filosofie, economie als informatietheorie, en iedereen begrijpt onmiddellijk wat de betekenis ervan is (wat niet het geval is met het begrip entropie).
Ik heb hierbij de link tussen Verspreiding en afwezigheid van informatie heel expliciet benadrukt.- Attractoren en Interactoren
Omwille van het belang hiervan werd voornamelijk in hoofdstuk 3 uitvoerig ingegaan op de betekenis hiervan in de context van "de gemiddelde evolutie".Dit beperkt aantal woorden met een verruimde "holistische" betekenis, hebben het mogelijk gemaakt een evolutiemodel op te bouwen, dat zowel holistische als detailistische kenmerken heeft. Naast de introductie van deze begrippen echter, heb ik ook geprobeerd om jargon uit bijvoorbeeld de biologie, scheikunde of fysica te vermijden, omdat dit afbreuk doet aan de idee van de heelheid van de evolutie. Ik heb ervoor gekozen om mijn ideeën ook met mijn eigen woorden uit te leggen. Dit heeft het me enerzijds moeilijk gemaakt, omdat het gebruik van de gewone dagdagelijkse taal dwingt om de concepten te reduceren tot hun essentie, wat een goed begrip ervan noodzakelijk maakt. Aan de andere kant zorgt dit ervoor dat de het evolutiemodel eenvoudiger overkomt, omdat een consistent woordgebruik is gehanteerd.
Naast het vermijden van jargon uit de biologie, fysica, scheikunde of andere wetenschap, heb ik getracht een model van "de gemiddelde evolutie" te beschrijven dat zowel in de fysica, scheikunde als biologie van toepassing is. Een boek over evolutie, geschreven door een bioloog, zal zich veelal beperken tot de evolutieprincipes van biologische organismen. De evolutie van bijvoorbeeld een auto, of een menselijke organisatie zal wellicht enkel in de sociobiologie een kleine plaats krijgen. Een fysicus zal zich daarentegen beperken tot het fysische deel van de evolutie, meestal geconcentreerd op de vroege evolutie van het heelal. Een holistische beschrijving vereist echter een taalgebruik en een model dat de verschillende "artificiële" grenzen tussen de wetenschappelijke domeinen overschrijdt. Vandaar dat bijvoorbeeld een neologisme als "artificiële constructie" is ingevoerd, om de bewuste - door de mens gedreven evolutie - ook een plaats te geven in een algemeen evolutiebeeld.
Ik heb in de vorige paragrafen aangetoond dat vele religies gebaseerd zijn op holistische visies. Het is echter niet zo, dat het omgekeerde waar moet zijn : een holistische visie, is niet noodzakelijk een religieuze visie.Hoewel "de gemiddelde evolutie" dus in essentie een holistische evolutietheorie is, heb ik geen rol weggelegd voor een allesoverheersende God, die de touwtjes van het universum naar eigen goedwil bestuurt en zo de evolutie in handen heeft. De hoofdspeler in de moderne evolutionaire arena is niet meer "De Duivel" en "De God" - met de mens ergens tussenbeide. In de "Genesis anno 2000" is de hoofdrol weggelegd twee andere en hoofdrolspelers, namelijk Informatie en Verspreiding. In afwezigheid van Informatie, regeert De Verspreiding over de evolutie in het universum. Het toeval zorgt hierbij voor continue variaties, waarbij vroeg of laat een variatie zal ontstaan die betekenis heeft voor de directe omgeving, en die de interacties "in formatie" zal laten verlopen. Hierdoor wordt de Stroom van materie, energie, en informatie meer en meer georganiseerd (de flux wordt gemaximaliseerd in evenredigheid met de draagkracht van de omgeving). Vroeg of laat ontstaat dus Informatie, die op zijn beurt door De Verspreiding aan variaties zal onderhevig zijn, wat op zijn beurt tot meer Informatie zal leiden. De spiraalwedloop tussen Verspreiding en Informatie is gestart.
De initiële volkomen Symmetrie wordt langzaam gebroken, en de Complexiteit neemt toe, naarmate de spiraal van toenemende Assymetrie wordt opgeklommen.
In deze ongelijke strijd zal De Verspreiding echter altijd de wedloop winnen. Een verzachtende omstandigheid is dat onze perceptie relatief meer gefocuseerd is op de geordende gevolgen van Informatie, eerder dan op de ongeordende fenomenen van De Verspreiding.Daar "de gemiddelde evolutie" het midden houdt tussen een holistische visie en een detailistische visie, zal ik nog eens ingaan op de betekenis van begrippen "Tijd", "Verspreiding" en "Vooruitgang", specifiek binnen "de gemiddelde evolutie".
Aangezien "de gemiddelde evolutie" essentieel een holistische visie is, volgt hieruit de de begrippen Tijd, Verspreiding en Vooruitgang niet essentieel zijn. De evolutiestroom in het universum heeft als enige kenmerk de continue stroming van materie, energie en informatie. Als gevolg hiervan zullen bepaalde gedeelten sneller of trager stromen, en meer of minder complexe verschijningsvormen of interactoren gaan vertonen. Elk van deze interactoren zijn in essentie fragmenten van de totale stroom, die daar onlosmakelijk mee verbonden zijn. Ze ontwikkelen zich volgens hun eigen dynamiek, die deel uitmaakt van de algemene dynamiek van de evolutiestroom.
Hoewel de begrippen Tijd, Verspreiding en Vooruitgang niet essentieel zijn voor de holistische visie, wil ik echter benadrukken dat ze wel nuttig kunnen zijn voor een vrij complex wezen als een mens. Het gebruik van de tijd als absoluut referentiepunt voor de evolutie, en het opdelen van de wereld in verschillende klassen, laten de mens immers toe zijn eigen leven en de maatschappij beter te beheersen. Dit laat op zijn minst toe om het leven gemiddeld wat aangenamer te maken, of met andere woorden, het biedt de opportuniteit om de welvaart en het welzijn te verhogen. Los van deze opportunistische kenmerken van de detailistische visie, is er nog een deterministisch kenmerk. De mens is nu eenmaal ge-evolueerd tot een wezen dat waarneemt met zijn zintuigen, en rationele oordelen velt op basis van feitelijke analyses. Dit waarnemingsvermogen ontkennen leidt dan ook tot niets meer dan een surrealistisch gevoel van zelfverloochening, vergelijkbaar met wat men voelt bij het waarnemen van bijvoorbeeld een surrealistisch schilderij van Margritte "Ceci n’est pas une pipe" ; een schilderij dat als enig beeld een pijp voorstelt.Vandaar mijn conclusie : laten we de detailistische visie gebruiken, om de eenheid van het universum en de beleving ervan te versterken. De detailistische visie is een artificiële constructie, maar een zinvolle constructie. De holistische visie is de meest essentiële. Doch zelfs de aanhangers van bijvoorbeeld de holistische "geheime leer" der Upanishaden beseften dat het volledig (altijd en door iedereen) volgen van deze leer slechts tot maatschappelijk verval kan leiden.
Beide extremen leiden wellicht niet tot volledige voldoening van de mens : vandaar dat een synthese de beste optie lijkt.
"De gemiddelde evolutie" houdt dan ook het midden tussen beide extremen.
Welk standpunt men ook inneemt in het perceptie-focus model, er zijn wellicht geen absoluut verdedigbare standpunten. Elke visie heeft zijn pro’s en contra’s, die het directe gevolg zijn van de perceptie-focus. Als men ergens een standpunt inneemt in het middenveld, zoals in "de gemiddelde evolutie", zal de holist het wellicht eens zijn met de holistische elementen, doch het moeilijk hebben met de detailistische en vice versa.Als de visies van de verschillende mensen dan toch verschillend zijn, en dus ook hun beleving van de realiteit, kan men zich de vraag stellen hoe deze verschillende visies voor de verschillende mensen toch nog kunnen leiden tot het vinden van een welbepaalde "zin van het leven". Op deze filosofische basisvraag zal ik in de volgende paragrafen kort ingaan.
Terug naar de index van het nawoord
De Duitse filosoof Immanuel Kant (1724-1804) formuleerde de basisvragen van de filosofie als
volgt :
1) "Wat kunnen wij weten ?"
Dit is de vraag naar het menselijk kennen, en de vraag of de mens uberhaupt iets met zekerheid kan weten
2) "Wat moeten wij doen ?"
Dit is een vraag naar de optimale manier van het menselijk handelen : hoe moeten wij leven, wat moeten we nastreven (met welke ethiek en moraal) en hoe moet de mens zich gedragen in verhouding tot de medemens en de maatschappij in zijn geheel ?
3) "Wat moeten wij geloven ?"
Dit is de vraag naar geloof. Is er een hogere macht ? Is de menselijke wil vrij ? Is er onsterfelijkheid en wat is de zin van het leven ?
Het zal de lezer intussen ook duidelijk zijn dat elk perceptie-focus standpunt dat men inneemt, ook bepaalde antwoorden op basisvragen van de filosofie impliceert.
Ik wil de beantwoording van deze vragen - vanuit de verschillende perceptie-focussen - dan ook eens aan de verbeelding van uzelf overlaten.Met uitzondering van één vraag, namelijk deze naar de zin van ons leven. De visie die ik beschrijf is uiteraard een persoonlijke visie. Ze is echter consequent met het evolutiemodel dat tot hiertoe werd beschreven.
Over de vraag naar de zin van het leven, zal ik iets dieper ingaan.
Het is intussen duidelijk dat de zin van het leven er voor de extreme holist in bestaat om te streven naar "De verlichting". Dit is een toestand van volkomen verbondenheid (of "re-ligie", wat ethymologisch "verbonden zijn met" betekent) met het universum in zijn geheel, los van alle zintuigelijke waarnemingen. Deze toestand wordt volledig bepaald door een intuïtieve perceptie. Voor de extreme detailist bestaat deze zin van het leven in het zo goed mogelijk waarnemen en beheersen van de evolutie, door het analyseren en beheersen van Materie, Informatie en Energie. Dit resulteert in een extreem streven naar bezit (Materialisme), kennis (Kennis is macht) en energie (wellicht is geld de beste maatstaf voor potentiële energie in onze maatschappij : deze kan later omgezet worden in Materie of Informatie).
De holist tracht zich zo goed mogelijk "in te leven" in het universum, terwijl de detailist zich tracht "uit te leven" in het universum.
Om redenen die ik hierboven heb aangehaald, denk ik dat we binnen de "gemiddelde evolutie" van beide extreme visies kunnen leren. Beide extremen zijn even onrealistisch en even onbereikbaar : het nastreven hiervan moet vroeg of laat voor de "gemiddelde mens" tot frustraties leiden.Vertrekkende vanuit een holistische visie, moeten we besluiten dat "de zin van het leven" geen absoluut begrip is, aangezien leven en dood in essentie illusies zijn. De zin van leven en dood is daarom niet absoluut, doch iets wat door iedereen voor zichzelf moet bepaald worden, volgens zijn eigen "perceptie/focus" standpunt. De zin van het leven bestaat daarom ook zeker niet in het streven naar een "lang leven", waarin we trachten de vergankelijkheid van het leven zoveel mogelijk uit te stellen. Niet "Carpe diem" doch "Carpe universum" is hierbij de gepaste lijfspreuk. Hierbij trachten we zowel de interne beleving als de externe waarneming van de evolutiestroom te optimaliseren. De interne beleving van de evolutiestroom zal ik verder aanduiden met de term "intensiteit" en de externe waarneming met "extensiteit" van het leven. Dit wordt voorgesteld in onderstaand schema. De zin van het leven ligt in het verhogen van de "intensiteit" en de "extensiteit" van elk moment, waardoor we de verbondenheid met het universum verhogen.
Figuur H11F5 : 2 perceptiewijzen en de invloed op "de zin" van ons leven
- Verhogen van de extensiteit
Het verhogen van de extensiteit van leven, kunnen we doen door onze waarneming zoveel mogelijk uit te breiden, zowel in de tijd als in de ruimte.
Het waarnemen van nieuwe vormen van materie, energie en informatie veroorzaakt een zeker gevoel van plezier en voldoening.
We kunnen dit doen door :
- het maken van reizen, al dan niet avontuurlijk, naar desolate landschappen , bruisende wereldsteden met nieuwe culturen of dat onbekende plekje in een nabijgelegen dorp of stad ; een ganse maatschappij overtreft zich door de ruimte te verkennen buiten onze planeet : een reis naar de maan of naar Mars...
- gebruik van nieuwe communicatietechnologieën, waardoor we informatie sneller kunnen verwerven, over verder gelegen gebieden, of het aanleren van nieuwe talen
- verhogen van de mobiliteit, door het kopen van een nieuwe fiets, motorfiets, auto of boot, waardoor we nieuwe bestemmingen kunnen bereiken, of bekende bestemmingen of verfrissende wijze, door ze sneller of juist trager waar te nemen
- het gebruik van artefacten om de waarneming van grotere of kleinere structuren waar te nemen, zoals een vergrootglas, een (electronen)microscoop, een telescoop, een infraroodkijker enzoverder. Het verder kunnen kijken dan we met onze eigen zintuigen kunnen, laat ons ook toe artefacten te creëeren die we met onze eigen lichaam niet zouden kunnen maken. Daardoor kunnen we bijvoorbeeld "nanotechnologie" ontwikkelen (technologie op atomaire schaal), of kunnen we het begin van ons universum waarnemen.
De ontwikkeling en het gebruik van innovatieve artefacten laat ons niet alleen het heden beter (of anders) waar te nemen, doch ook verder in het verleden te duiken en door de creatie van complexere artefacten ook de toekomst meer te beïnvloeden. Het verhogen van de extensiteit laat dus toe het heden en het verleden beter waar te nemen, en zo de toekomst beter te beheersen. Het is in essentie een integratie van ruimte en tijd.
De ganse historiek van de menselijke evolutie, en de menselijke cultuur, is gekenmerkt door een steeds snellere opeenvolging van de manieren om de "extensiteit" van het leven te verhogen (denken we maar aan de ontwikkeling van de taal, het handschrift, de binaire taal als basis voor digitale (communicatie)technologie, de bouw van de eerste fiets, auto, boot, vliegtuig en ruimtetuig). Daar de fylogenie een herhaling is van de ontogenie, is het aanleren van het gebruik van deze menselijke artefacten voor de extensie van het persoonlijk leven voor elke mens een cruciale mijlpaal. Het leren spreken voor een kind is bijvoorbeeld een reuzestap in de extensie van het leven, en hetzelfde geldt voor het leren lopen en schrijven, of het leren van de eerste vreemde taal. Het zijn immers de duidelijk waarneembare facetten van "de vooruitgang" in ons eigen leven, en in de evolutie van de maatschappij in zijn geheel.
Naarmate de maturiteit stijgt, wordt het gebruik van artefacten meer en meer een gewoonte, met andere woorden, het gebruik ervan wordt meer en meer geconfirmeerd. Om het plezier van het verhogen van de extensiteit uit te breiden, gaan we daarom op zoek naar innovatieve manieren om de extensiteit te verhogen : hierdoor herstellen we opnieuw het evenwicht in de optimale balans tussen innovatie en confirmatie.- Het verhogen van de intensiteit van het leven
Het is moeilijker te zeggen of de evolutie van de menselijke cultuur eveneens gekenmerkt is door een continue verhoging van de intensteit van het leven. De intensiteit is immers een kenmerk van beleving, is niet waarneembaar en dus ook niet of moeilijk objectief meetbaar.
Het verhogen van de intensiteit is ook veel meer persoonsgeboden dan het verhogen van de extensiteit.
Het verhogen van de intensiteit van het leven komt overeen met het verhogen van de intuïtieve belevingen, zoals bijvoorbeeld :
- de beleving van kunst
- de beleving van frontlijnwetenschap, door het verleggen van de grenzen van het kennen
- de religieuze ervaring, al dan niet door meditatie of gebed
- de beleving van sport
- de beleving van verbondenheid met een andere persoon (geliefde, kind, ...)
- ...
Een conditio sine qua non is dat de persoon in kwestie volledig "opgaat" in deze belevingen, wat op zijn minst een emotionele voorkeur (of zelfs "liefde") voor deze activiteiten vereist. Vandaar dat deze belevingen zo persoonsgebonden zijn.
Tijdens de beleving is de persoon in een toestand waar tijd en ruimte geen betekenis meer hebben, en waar verbondenheid met de activiteit het bewustzijn opslorpt : de persoon is één met de activiteit, en is één met op zijn minst een deel van de evolutiestroom. Hij of zij ervaart hierbij emoties van intense voldoening, die eigenlijk niet rationeel verklaarbaar zijn en ook geen rationele basis hebben. Het zijn typisch intuïtieve percepties.
Consequent met bovenstaande redeneringen, kunnen we stellen dat de zin van het leven ligt in de maximale ontplooiing van het individu, door zowel verhoging van de intensiteit als de extensiteit van het leven. Hierdoor verhogen we ons direct en indirect bewustzijn van het universum, en als gevolg hiervan de verbondenheid met de evolutiestroom. Intensiteit en extensiteit vormen samen het "welzijn" van de mens, terwijl de extensiteit voornamelijk bepalend is voor de welvaart. Dit welzijn is verschillend voor elk individu, aangezien ook de perceptie-focus verschillend is, en ook zijn voorkeur voor innovatie/confirmatie. Elk individu moet zich dan ook ontplooiien volgens zijn eigen dynamiek, zoals een golf op de zee zich ontwikkelt volgens zijn eigen dynamiek, doch zonder de voeling met de zee (de evolutiestroom) te verliezen of te verloochenen. Het leven van een persoon is als een deel van het hologram ; elk deel van een hologram bevat het beeld van het ganse hologram, doch in mindere mate van detail dan het volledige hologram. Zo heeft ook elke golf op zee, veel kenmerken van de ganse zee in zich.
Carpe Universum komt neer op het "proeven van de eeuwigheid en universaliteit in elk moment", en zoveel mogelijk van het verleden en de toekomst te beleven in elk moment van het heden.
Deze redenering is in principe geldig voor alle bewuste levende systemen. Dus niet enkel de individuele mens, doch ook een organisatie of maatschappij in zijn geheel. De levensvisie en ethiek van het hogere levende niveau, zal hierbij uitgestraald moeten worden van bovenuit, doch ook gereflecteerd worden van onderuit wil het levend systeem een duurzaam voortbestaan op langere termijn waarborgen.
Terug naar de index van het nawoord
6. Conclusie
De mens kan de wereld rondom zich op verschillende wijzen percipïeren. Hij kan hierbij als externe waarnemer fungeren, die de wereld rondom zich als externe partij met zijn zintuigen aftast (een zintuigelijke perceptie). Of hij kan hierbij de wereld rondom zich op intuïtieve wijze gaan waarnemen, waarbij hij als het ware deel uitmaakt van het geheel (een intuïtieve perceptie).Bovendien kan zijn focus liggen op een klein detail in het universum (een detailistische focus), of op een groter geheel , tot zelfs het ganse universum toe (een holistische focus).
Naargelang de perceptie-focus van de waarnemer, zal zijn visie op het universum en de evolutie ervan sterk verschillen. Welke visie men inneemt, hangt af van de persoonlijke voorkeur : er bestaat geen absolute visie en waarheid over het universum.
Belangrijk is wel de visie op het universum, en het eruit voortvloeiend evolutiemodel, consequent te kunnen relateren met de perceptie-focus die men aanneemt.
"De gemiddelde evolutie" houdt het midden tussen een extreme holistische en een extreme detailistische visie. Er wordt uitgegaan van het standpunt dat de holistische visie, met de continue stroom van energie, materie en informatie als basisconcept, de meest essentiële is. De detailistische visie biedt hier echter een verdiepende aanvulling met enorm veel praktisch nut, die de welvaart en het welzijn in onze wereld sterk kan verhogen.
Terug naar de index van het nawoord
NAWOORD : Perceptie in de evolutie
Ga naar : Beginpagina Index van het boek Samenvatting
Perceptie in de evolutie
1. Introductie
2. Perceptie
2.1.1. Holisme versus detailisme
2.1.2. Intuïtieve of sensorische waarneming
2.1.3. Perceptie-focus op het universum en zijn evolutie
3. Hoe de perceptie-focus het evolutiemodel beïnvloedt
4. "De gemiddelde evolutie" in vogelperspectief
6. Conclusie