Vaak gestelde vragen over geboren Esperanto-taligen
Dit is een Nederlandse vertaling van de "FAQ" "Oftaj demandoj pri denaskaj Esperant- lingvanoj", die samengesteld wordt door de deelnemers aan "Denask-L", een verzendlijst voor mensen (met of zonder kinderen) die thuis Esperanto spreken.
Het origineel (in het Esperanto) is te vinden op: http://www.helsinki.fi/~jslindst/odo.html.
redactie: Jouko Lindstedt -- vertaling: Wouter F. Pilger
laatst gewijzigd: 25 sep 1998
Wie is een "geboren Esperanto-talige" / een "Esperanto-sprekende van geboorte"?
Een geboren Esperanto- talige is een persoon, die het Esperanto heeft opgedaan in zijn dagelijkse leefomgeving als zijn eerste taal of als één van zijn eerste talen, vanaf zijn geboorte of vanaf zijn vroege kindertijd.
(Zoals een "geboren Nederlands- talige" iemand is, die van jongs af aan Nederlands spreekt.)
Hoeveel geboren Esperanto- taligen zijn er?
Men schat, dat Esperanto dagelijks wordt gebruikt in ca. duizend gezinnen.
Niet in al die gezinnen zijn er kinderen, en niet al die kinderen spreken Esperanto vanaf hun geboorte, maar aan de andere kant wonen veel geboren Esperanto- taligen als volwassene niet meer in een gezin waar Esperanto wordt gesproken (hoewel er tweede- en derde- generatie geboren Esperanto- taligen bestaan).
Daarom kan ook het aantal geboren Esperanto- taligen ca. duizend zijn, maar dat is een heel grove, en waarschijnlijk te lage, schatting.
Spreken zij beter Esperanto dan andere Esperanto- sprekenden?
Zij spreken meer vloeiend en met minder inspanning dan de meeste andere Esperanto- sprekenden, maar bijvoorbeeld hun woordenschat hangt af van het taalgebruik in het gezin, en van het feit, of ze als volwassenen contact met de taal hebben onderhouden.
Men kan een volwassen geboren Esperanto- talige niet eenvoudig onderscheiden van andere ervaren gebruikers van de taal.
Waarom willen sommige Esperanto- sprekenden, dat hun kinderen vanaf hun geboorte zich het Esperanto eigen maken?
De redenen verschillen van gezin tot gezin, maar vaak gaat het om een combinatie van onderstaande motieven:
Wanneer een internationaal paar met elkaar al Esperanto spreekt, is het natuurlijk, dat de taal ook op de een of andere manier wordt doorgegeven aan de kinderen.
(De meeste geboren Esperanto- taligen zijn echter niet kinderen van ouders die van huis uit verschillende talen spreken.)
Wanneer de ouders graag Esperanto- evenementen bezoeken, of reizen om andere Esperanto- sprekenden te ontmoeten, of Esperanto- sprekende gasten ontvangen, wensen ze, dat hun kinderen ook deel kunnen hebben aan dié kant van hun leven.
De ouders wensen aan hun kinderen die internationale en verdraagzame manier van denken door te geven, die de grondslag is van de Esperanto- cultuur.
De ouders kunnen ook tweetaligheid als zodanig beschouwen als iets positiefs, omdat die later het leren van verdere talen, bijvoorbeeld op school, gemakkelijker maakt, en wellicht andere positieve invloeden heeft op de intellectuele vaardigheden van het kind.
Is het bestaan van geboren Esperanto- taligen niet in strijd met het idee zelf van Esperanto als gemeenschappelijke neutrale taal voor internationale communicatie?
Omdat veel ouders in het Esperanto een vaardigheid zien, die waard is om aan kinderen door te geven, zou het ongetwijfeld vergeefs zijn, te proberen het ontstaan van geboren Esperanto- taligen tegen te gaan!
Maar hun bestaan brengt geen verandering in het grondidee van het Esperanto, omdat elk van hen, naast het Esperanto, óók binding heeft met een of meer etnische (nationale, regionale) talen, die voor een groot deel zijn of haar identiteit bepalen.
Ook voor geboren Esperanto- taligen is het Esperanto uiteindelijk vooral een taal voor internationale contacten, zelfs al gebruiken of gebruikten zij die taal thuis.
Hoe voedt men een kind tweetalig op?
Er bestaan verschillende manieren, maar meestal gebruikt men, in de een of andere vorm, een van de volgende drie methoden:
de methode naar persoon ("één persoon -- één taal"):
Iedere persoon die geregeld contact heeft met het kind, spreekt tegen het kind steeds en alleen één-en-dezelfde taal, vanaf de geboorte.
Het kind leert de talen onderscheiden door ze te associëren met bepaalde personen.
Het is aan te bevelen, maar niet strikt noodzakelijk, dat alle verzorgers van het kind alle gebruikte talen ten minste passief beheersen.
de methode naar situatie ("één situatie -- één taal"):
Het hele gezin gebruikt een bepaalde taal in een bepaalde situatie.
Bijvoorbeeld: iedereen spreekt taal A, wanneer het hele gezin onder elkaar is, en iedereen spreekt taal B, wanneer grootouders, andere familieleden of kennissen aanwezig zijn, die dié taal spreken.
Ieder gezinslid moet dan alle talen ook actief beheersen, hoewel uiteraard niet in dezelfde mate: bij het zich eigen maken van een taal, worden kinderen het meest beïnvloed door de ouder, die die taal het beste spreekt.
de methode naar tijd ("één tijd -- één taal"):
Het hele gezin spreekt één taal op een bepaalde tijd en een andere taal op een andere tijd.
De perioden kunnen halve of hele dagen zijn, of langer.
Ook in dit geval moet elk gezinslid alle talen actief beheersen.
Kan men een kind drietalig opvoeden?
Dat is goed mogelijk, en vaak heel succesvol.
Immers: de taal van de omgeving "zorgt voor zichzelf", en wordt gemakkelijk "opgepikt", zelfs als het kind die taal thuis niet vaak hoort tijdens de paar eerste levensjaren.
(Van dat feit kan men uiteraard ook gebruik maken bij een tweetalige opvoeding.)
Maar de te gebruiken methode moet met meer zorg gepland worden en consequenter worden doorgezet dan in een tweetalige situatie.
Welke invloed heeft tweetaligheid op de ontwikkeling van het kind?
[in bewerking]
Wat voor Esperanto dient men tegen het kind te spreken?
De belangrijkste taal-vaardigheden voor een Esperanto- sprekende vader of moeder zijn:
Vloeiend spreken. Dat betekent echter niet, dat het taalgebruik altijd helemaal "volgens het boekje" hoeft te zijn -- dat is ook niet het geval bij nationale talen.
Belangrijk is, dat u zich zonder grote inspanning kunt redden in alledaagse spreeksituaties en uw gedachten en gevoelens vrij kunt uiten.
Een relatief internationale uitspraak.
Enige invloed van uw nationale taal zal er altijd zijn, maar probeer de sterkste trekken daarvan te vermijden.
Bereidheid steeds bij te leren.
Wanneer een baby klein is, heeft u nog niet veel woorden nodig, maar gebruik die tijd om de woorden te leren, die u tegen een drie-jarige zult gebruiken!
Probeer vooruit te lopen op de woorden die u spoedig nodig zult hebben.
Vaardigheid in het zoeken of vormen van nieuwe woorden.
Wanneer uw woordenboeken of zelfs de Hejma Vortaro* niet helpen, maak dan onvervaard gebruik van het systeem van woordvorming van de taal.
Gebruik (leen-) woorden uit een nationale taal alleen voor echte plaatselijke specialiteiten, waarvoor een Esperanto- woord niet nodig lijkt.
Bedenk ook, dat de betekenis van veel woorden, ook in het Esperanto, varieert naar omstandigheden, dus misschien staat er al een geschikt woord in de Plena Vortaro* of de PIV*, zelfs als de definitie in het woordenboek niet helemaal precies dekt, wat u bedoelt.
[*Hejma Vortaro:
een lijst van vooral huiselijke woorden en uitdrukkingen]
[*Plena Vortaro, PIV: uitgebreide woordenboeken Esperanto-Esperanto]
Welke hulpmiddelen bestaan er? (Kinderboeken, cassettes en CD's, videobanden, Internetdiensten.)
[in voorbereiding]
Waar kan men andere Esperanto- talige kinderen ontmoeten?
[in voorbereiding]
Wat te doen, wanneer uw kind weigert Esperanto te spreken?
[in voorbereiding]
Wat te doen, wanneer uw kind de talen door elkaar lijkt te husselen?
[in voorbereiding]
Wat te doen, wanneer familieleden, onderwijzers of artsen een negatieve houding hebben ten opzichte van tweetaligheid of het Esperanto?