Rasstandaard







De Belgische Herder

 

De Belgische Herder kan men indelen in vier verschillende variëteiten :

 

-         Mechelaar : -haar : kort

        -kleur : rosgevlamd zwart masker

-         Groenendal : -haar : lang

          -kleur : zwart

-         Tervuren : -haar : lang

      -kleur : rosgevlamd zwart masker

-         Lakense : -haar : ruwharig

     -kleur : rosgevlamd zwart masker

 

 

Algemeen voorkomen :

Middelgrote, evenredig gebouwde hond, intelligent, stoer, gewend in de buitenlucht te leven, geschikt om de wisselende seizoenen  en de wisselvallige omstandigheden van het Belgische klimaat te weerstaan.

Door zijn harmonieuze bouw en zijn fier gedragen hoofd geeft de Belgische Herder de indruk van een sierlijke en toch robuuste hond, hetgeen het erfdeel is geworden van de met zorg geselecteerde honden van een werkras.  Hij heeft een aangeboren geschiktheid als kuddehond, maar beschikt daarnaast ook over de zo belangrijke eigenschappen van een goede bewaker van huis en haard. Zonodig is hij zonder aarzelen de vastberaden en hardnekkige verdediger van zijn baas.  Hij is waakzaam en oplettend; uit zijn levendige en onderzoekende blik spreekt zijn intelligentie.

 

Schofthoogte :

62 cm bij de reuen

58 cm bij de teven

Voor de standaard mag het 4 cm boven of  2 cm onder deze gemiddelde cijfers zijn.

 

Hoofd :

Het hoofd is fijn gebeiteld, lang zonder overdrijving, droog.  De schedel en de voorsnuit zijn ongeveer even lang met ten hoogste een klein verschil ten voordele van de snuitlengte.  Dit geeft het geheel de indruk van een fijne afwerking.

 

Neus :

De neusspiegel : zwarte neusgaten goed geopend.

 

Snuit :

Middelmatig lang, zich naar de neus toe geleidelijk versmallend.  De neusrug is recht : van opzij gezien loopt de neusrug parallel aan een denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de schedel.  De bek is goed gespleten.

 

Lippen :

Dunne huid, goed aangesloten, sterk gepigmenteerd, het rood aan de binnenzijde van de lippen mag zichtbaar zijn.

 

Wangen :

Droog, zeer vlak maar wel gespierd.

 

Gebit :

De kaak is voorzien van sterke en witte tanden, die stevig zijn ingeplant in goed ontwikkelde kaakbeenderen.

Schaargebit, d.w.z. dat de snijtanden van de bovenkaak over die van de onderkaak moeten glijden zonder echter het kontakt te verliezen.  Een tanggebit is toegestaan; door de schaapherders en veedrijvers wordt aan een tanggebit de voorkeur gegeven.

 

Stop :

Matig, maar duidelijk gemarkeerd.

 

Wenkbrauwbogen :

Niet vooruitstekend, de snuit goed gebeiteld onder de ogen.

 

Schedel :

Middelmatige grootte, in verhouding tot de lengte van het hoofd, van voren bezien is de schedel eerder afgeplat dan rond, met een weinig afgetekende voorhoofdsgroef, van opzij loopt de schedel parallel aan de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorsnuit.

 

Ogen :

Matig groot, niet uitpuilend noch ingetrokken, licht amandelvormig, kleur bruin, liefst donkerbruin, oogranden zwart. De blik is frank, levendig, intelligent en onderzoekend.

 

Oren :

Duidelijk driehoekig uitziend, strak rechtop gedragen, hoog aangezet, van evenredige lengte, oorschelpen goed afgerond aan de basis.

 

Nek :

Zeer licht gebogen.

 

Voorhand :

Stevige botten, sterk en droge bespiering.

Schouders :

De schouderbladen zijn lang en schuin geplaatst, goed vlak aanliggend en vormen met het opperarmbeen een hoek die voldoende open is om ruimte te geven aan de ellebogen.

Opperarm-been :

Moeten zich in een volkomen rechte lijn, parallel aan de lengte-as van het lichaam bewegen.

 

Voorbenen :

Lang en goed gespierd.

 

Middenvoeten :

Sterk en kort, de gewrichten zijn glad zonder sporen van rachitis (beenderziekte door gebrek aan calcium die misvormingen geeft)

 

Voeten :

Bijna rond, de tenen zijn gebogen en goed gesloten.  De voetzolen zijn dik en veerkrachtig, de nagels donker en sterk.

 

Lichaam :

Het lichaam is fors zonder zwaar te zijn.  De lengte van de schoudertop tot aan het uiteinde van het heupbeen in ongeveer gelijk aan de schofthoogte van een reu.  Bij de teef mag deze afstand iets langer zijn.

 

Voorborst :

Van voren gezien niet breed, maar ook niet smal.

 

Borst :

Niet breed, maar daarentegen diep en laag, zoals bij alle dieren die een groot uithoudingsvermogen moeten hebben.  De borstkas is begrensd door de ribben, die aan de bovenzijde gewelfd moeten zijn.

 

Schoft :

Goed afgetekend.

 

TYPISCH VOOR LAKENSE HERDERS

 

Vacht

 

De Lakense Herder is de ruwharige variëteit.  Wat bedoeld men daarmee ?

Uw hond heeft droge, harde haar, op de rug zo’n 6 cm lang.  Op zijn snuit en poten is dit korter.  Vroeger werd dikwijls gezegd dat ze krulhaar hadden, maar de standaard verwijst enkel naar ruwe haar.  Normaal vraagt die vacht weinig verzorging.  Indien Uw hond zich vuil gemaakt heeft, laat hem dan drogen en borstel het vuil uit met een grove borstel of kam.  Gebruik geen fijne kammen omdat dit de ondervacht schaadt.  Uw hond verliest ook haren, maar moet ongeveer 2x per jaar getrimd worden om een gezonde vacht te behouden.  Wanneer er haren loskomen indien U er licht aan trekt en wanneer de haarwortels wit zijn geworden is het tijd dat Uw hond getrimd wordt.  Met trimmen bedoelen wij al de haren uittrekken.  Maak U niet ongerust, dit is niet pijnlijk voor de hond.   Kom de eerste keren gewoon langs en wij helpen U graag.  Indien U naar een hondenkapsalon wenst te gaan, let er dan op dat ze de hond niet scheren (want dan blijft de dode haar nog in de vacht zitten).  Uw hond gaat de eerste keren flink tegenwerken.  Hou hem kort en laat met een duidelijk ‘nee’ weten dat U met zijn gedrag niet akkoord gaat.  Hou in het kapsalon in de gaten dat men Uw hond geen kalmeringsmiddel geeft.

 

Karakter en eigenaardigheden

 

Volgens de standaard is het karakter van de 4 variëteiten hetzelfde, maar in de werkelijkheid is daar weinig van te merken.  De Lakense Herder is (zoals alle ruwharige rassen) heel stabiel.  Ze zijn niet zenuwachtig en het zijn zeker geen angsthazen.  De pijngrens van deze honden ligt beduidend hoger dan van de meeste honden.  Dat is goed bij kwetsuren maar voor correcties is het dan weer moeilijker.  Een Lakense is wat koppiger en probeert U wat meer uit.  Denk niet te vlug dat Uw hond U niet verstaat; ze zijn slimmer dan U denkt en weten goed hoe ze iets extra moeten gedaan krijgen.  Leer Uw hond dan ook van het begin correct op.  Zo’n puppy-snoetje ziet er heel lief uit, maar bedenk dat Uw pup groter wordt en zich ook dan correct moet gedragen.  Spreek met het hele gezin af wat kan en wat niet.  Het is niet de bedoeling dat iemand hem corrigeert en dat de rest medelijden heeft.  Uw hond zal U dan vlug gaan misbruiken.  Puppytandjes zijn heel scherp; leer hem meteen dat die enkel dienen om te eten en om zijn speelgoed vast te houden. 

De standaard zegt dat de Belgische Herder eerder argwanend is.  Indien U Uw hond van het begin overal mee naartoe neemt en hem aan alles en iedereen laat wennen, zal U daar weinig van merken.  Honden die echter nooit uit de tuin komen, en plots iets vreemd meemaken kunnen zich raar (of gevaarlijk) gaan gedragen.  Een goede oefening om Uw hond aan alles te laten wennen, is hem meenemen naar de markt of naar de kermis.  Daar komen ze vanalles tegen dat nieuw en vreemd is.

 

Het is heel moeilijk het karakter van de Lakense Herder uit te leggen, maar bedenk dat mensen die ooit een lakense gehad hebben, nooit meer iets anders willen.

 

 






Home


1

1 1