John Coltrane draagt geen hoed.
Gegrons van
klaplama's in de tuin,
Het badwater is warm.
Gegrons in de
kruin van de aarde
Met haar puisten van arduin(.)
Wiegelwobbelende boomkruin
Veert vederlicht mee
Als een wenkbrauw
Met het bebopblazen van de wind,
Die waait , mij als minnares aait,
En zaait het zaad
Van heroïneverslaafde koperpoetsers.
Tikki staccato
Zoals de sneeuw daar smelt
En zich als tranen verspreidt over het trottoir. (aaaah) het
trottoir...
Het trottoir is
de BH van de stad,
Die bij het openbreken gilt
Als een verkrachte maagd,
Met claxons als rododendrons opeengepakt.
Onoprecht!
Maar troost mij
nu
Met toetsen van ivoor.
Troost mij met jouw stemloos koor
In een gore kelder met lauw bier en koud()vuur
En op de muren kloppende buren.
Troost mij met wind en vuur, John,
... en vergeet je hoed niet
Enrico L.
Krasnayin
24/2/1