Met spijt vernamen wij
laatstlede het heengaan van onzen dierb'ren vrunt
Lamahastoon. Dezen jongen ende begaafden dichter
verliet ons wederom op 'n te vroeg tijdstip.
Lamahastoon werd geboren, zoveel is ons duidelijk
over dezen mysterieuzen persoon, in den vroegen
jaren van het achtste decennium der voorbijen
eeuw. Zijn jeugd, doorgebracht in 't landelijken
Nat (dat lateren tijde het voorvoegsel Ter kreeg
toegediend), verkleumde hem ten zeerste. Niet
enkel door het weer maar bovenal door het
ongunstigen artistieken klimaat. Inderdaad was
hij al op vroegen leeftijd actief in het
creatiewezen, dat hem aldaar niet in danke werd
genomen. Tijdens zijn schooltijd geraakte hij
bevriend met den dichter en schrijver dees
obitarium Enrico Luce Krasnayin en later met den
Vulpecula Mordax. Hunne vriendschap leverden een
vruchtbare samenwerking op ende een goeden
wisselwerking op het artistieken, filosophischen
als aetisch en aestethischen vlak. Dit
resulteerde ondermeer tot het pareltje van avant-gardistischen
dichtkunst "Stol de Vlerken". Dit
mystieken werk met den intrigerenden titel ging
helaas verloren, maar na onderzoek door
bovengenoemden Krasnayin ende Mordax kon een
gedeelte gereconstrueerd geworden zijn. Het werk
bestond uit drie verschregels, het eersten
verhaalt hoe den dichter door zijn vader
aangemaand wordt zijn avondspijs te komen
nuttigen, waarbij de vaderfiguur duidelijk een
metafoor is voor den dominanten ende
onderdrukkenden figuren die zijn kindertijd
gekend hebben. Den tweeden regel is verloren
gegaan, maar den laatsten regel is den enigsten
die nog letterlijk kan worden aangehaald: "Sarajevo
zoeft voorbij", wat volgens mij wel alles
zegt (dezen zin werd in het jaar onzes heren 1994
of 1995 geschreven). Na dit meesterwerk bleef den
dichter wat slabakken in zelfgenoegzaamheid, wat
typerend was voor zijnen psyche.
Een tweeden climax in zijnen carrière werd
bereikt toen den dichter verhuisde naar het
bruisende Broeksele. Aldaar verbleef hij met
zijnen broeder Hyeronimus, voor wie het
Broekselse culturele leven ook geen geheimen had,
in de rue Berckmans te Elsene. Lamahastoon
breidde zijnen contacten nog verder uit in het
Sint-Lucas Instituut te Anderlecht, alwaar alle
soorten rapalje spoedig rabauwen van den dichter
werden. Zijnen poëtica verfijnde zich enigszins,
o.m. door den invloed van Krasnayins vroege
pogingen om een vernieuwde Beat-poëzie te vormen.
Zijnen nalatigheid zorgde er echter voor dat zijn
nieuwe werken al even snel verloren gingen als
hij ze maakte zodat Lamahastoon in feite het
grootste deel van zijnen carrière een dichter
zonder repertoire was. Enkele belangrijke
gedichten en potloodtekeningen konden gelukkig
nog door Krasnayin gered worden toen hij
Lamahastoon om werken vroeg die hij in dit
tijdschrift kon publiceren. Trouwe lezers
memoriseren zich allichte nog de werken "In
recht de gracht in", dat Krasnayin ook in
zijnen romanesque leesboek "Crombaldo"
publiceerde, "Gerard Gust als Knust" en
"El Sol".
Omstreeks die tijden ontmoette de Lamahastoon het
plattelandsmeisje Leen, met wie hij in vasten
ommegank zou verkeren tot aan zijnen dood. Zij
schonk de rustelozen dichter de langverwachte
rust alsmede twee koters, die Lamahastoon
koesterde aan zijnen vaderlijken borst.
Hij keerde het dichtersschap den rug toe en
verschaarsde zijn kontakten met Krasnayin (die
zijn stadsvrouw eveneens voor een boerenmeid had
ingewisseld met het anagram Nele) en den Mordax
met wie het samenkomen al langeren tijde tot
toeval was verworden (in die mate dat Mordax
sprak over zijn tallozen bijna-ontmoetingen met
den Lamahastoon. Lamahastoon zijnen afwezigheid
leidde zelfs tot een discussie tussen den
Krasnayin en den Mordax waaruit het idee
voortsproot over een leesboek met den titel
"Wachten op Lamahasto", zoals het in
den modernen spelling klinket).
Lamahastoon zijn tomeloze creatiedriften, nu niet
langer meer den kunst werd beoefend, leidde al
spoedig tot een aantal nieuwe opeenvolgende
zwangerschappen van zijnen gemalin, maar juist in
dezen vruchtbaren tijden sloeg het noodlot swift
toe. Lamahastoon verdronk toen hij een
expositiezaal, waar zijn eigen werken
klaargestoomd werden met zijn noodlot, in brand
stak en zo den Togolezen ambassadeur den dood mee
introk. Een diplomatiek incident bleef achterin
de gelagzaal omwille van den massalen rouwstoet,
waarin menig Wim meetrok.
Sindsdien ontbreekt van zijn weduwe ieder spoor
maar vast staat dat Lamahastoon terug zal komen.
Na zijn zaad over den wereld te hebben verspreid
zullen zij in volwassen vorm ooit weer opduiken
en den wereld zal hen aan hunnen wangen herkennen. |