'Wirrewar, wirrewar, BOEM', zei hij en huppelde door het drijfzand, een dans op de maan simulerend. Nee, nee, denk niet op en denk niet neer maar denk vOOr, zegt de massa mij. Dans niet zigge zagge hupsa olé, maar volg hetgeen de groten ons toen voorschreven. De groten, ja, zij wisten het, ook al zogen ze het uit hun duim, net als hij, dr drijfzanddanser. Maar hij LEEFT nu, hij ZWEEFT nu, hij is zichtbaar, tastbaar, te verwerpen. Hij jongleert, hij ziet sterren in het dichte zand, hij ziet nevels in de vochtigere plekken. De huppelaar ziet het nu allemaal, wat maakt het uit, het belang zal pas bloeien nadat zijn lichaam het zal voeden in plaats van zijn geest.
'aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaah,wowie zolder in de klei.'
Dozen in karton en stallen in manèges, heb ze lief, ze zijn zo mooi, zo kwestbaar, flip flop, VUUR ! Dit staat wél achteraan, enkel een regeltje lager door plaatsgebrek, want plaatsgebrek, dat is er zeker. Voor zij die gevoelens uiten is geen plaats, zij die vragen stellen krijgen plaats achteraan, daar waar de spots niet reiken. Zij die roepen SPRING UIT JE ROES worden besprongen door zij die verslaagd zijn aan illusies. Ze worden besprongen door zij die het groots zien en houden van hun chronische -cartoonverslaving.
Maar de kleinen, De nietigen, de verdorvenen, De bannelingen, de verschoppelingen, De 'ziektekiemen' van de maatschappij,
Ze zullen immuun worden voor De massale verdringing Ze zullen oprijzen...
Ze komen eraan, Word wakker, Of laat u leiden door een draad Zonder einde, Nergens naartoe leidend.
18/04/2000