Over de nieuwe beatpoëzie: (2) Groeien naar een nieuw bewustzijn

Eind jaren '90 is de Nederlandstalige poëzie zo mat en tam geworden zodat enkele jonge Brusselaars, waaronder ikzelf, overgingen tot het oprichten van een nieuwe beweging en het bijhorende tijdschrift dat u in uw handen heeft. Hiermee wilden we ons verzet bundelen en de nieuwe literaire ideeën, die we ontwikkeld hadden, verspreiden. Aangezien éénieder van ons zijn eigen stijl ontwikkelde (die, hoewel verwant, nog niet direct beat zijn) zal ik mij beperken tot mijn eigen evolutie.
Na een korte tijd conventionele poëzie te hebben geschreven keerde ik er mij van af omdat ik het gevoel had dat de "logische" ordening van netjes onder mekaar geschreven verzen niet bij machte was om al mijn gevoelens en ideeën in hun volle kracht weer te geven. Eerst en vooral omdat deze stilistische conventie nog altijd een dictatuur van de vorm inhield waaraan men gebonden is. Ten tweede omdat ik de logische zinsbouw een rem vond op de vrije intuïtie en ten derde omdat het woord zelf mij hoe langer hoe meer onmachtig leek. Tegenwoordig lijdt het woord zo zwaar onder inflatie (let maar eens op het ongebreidelde gebruik van het woord "dynamisch": "dynamische straatveger gevraagd", "toiletjuffrouw, tweetalig en dynamisch") dat het iedere betekenis verliest. Een eerste evolutie leidde mij naar de avant-garde van de vroege 20ste eeuw (futurisme, surrealisme en dadaïsme). De absurdheid van de maatschappij en het bestaan maakten dat mijn werk in vele gevallen gekruid werd met een dosis onzin (helaas is "Dada et l'Arrrrrt"
[1] het enige werk dat ik uit die periode terugvond, al herinner ik mij ook enkele collages te hebben gemaakt. (De collage "Hand in stoel" [2] kan hier misschien een idee van geven maar kan er niet helemaal mee vergeleken worden aangezien het uit 2000 stamt en dus drie jaar later werd gemaakt.)
Op dat moment begon ik ook het idee uit te werken dat poëzie een gevoel is, nml. een overdonderende roes van creatiedrang, schoonheid (inc. De esthetiek van het lelijke) en ontroering. Ieder gedicht of kunstwerk is dan ook een materialisatie en reconstructie van deze poëzie. Omdat dit zo'n abstracte en onderbewuste ervaring is, vond ik (onder invloed van het futurisme) dat een gedicht dit ook moest uitdrukken en dit door middel van "het-woord-in-vrijheid", het opschrijven van woorden zoals ze opkomen in de geest zonder zich te bekommeren om zinsbouw of logische ordening. Als dit chaos oplevert moet dit niet vermeden worden maar juist aangemoedigd: het onderbewustzijn is eveneens chaotisch en (het gevoel) poëzie nog veel meer. (Een voorbeeld van deze poëzie is "4 colonnes de voitures…"
[3] en "de elektrische mens" [4].) In "De kunst is dood; leve de nieuwe kunst!" [5] verwoord ik het als volgt: "(De nieuwe poëzie) zal vrij zijn van alle slaapverwekkende en banale stijl en thematiek; ze zal integendeel uitgaan van de zuivere en pure extase van de kunstenaar, van de opname van de kunstenaar in de kosmos, tegen iedere wet, norm en zede in; los van de rede en iedere andere logica. die de kunstenaar met beide voeten op de grond zou kunnen houden. Hij zal uitgaan van de poëzie tijdens de creatie, (ik gebruik het woord "poëzie" hier niet in literaire zin, maar in haar meest ruime betekenis) maar ook in het leven zelf. Hij zal uitgaan van de snelheid, die het beeld uit elkaar rijgt en in een draaikolk van kleuren doet overgaan, van de chaos van alle universele krachten die tegelijk werken, van iedere manier om zich boven het leven te verheffen. De kunstenaar zelf zal poëzie worden en zijn leven zelf zal poëzie worden".
In bovengenoemde voorbeelden zal het u ook opvallen dat ik gebruik maak van ingevoegde beelden en klanknabootsende letters, dit laatste om de gelijktijdigheid van geluiden (bv. In de stad of op café) weer te geven.
Samengevat levert deze periode dus twee tegengestelde (aanvullende) ideeën op: de anti-kunst (anti-thesis of de vernietigende kracht, gericht tegen de burgerlijke kunstwereld, als culturele vertegenwoordiger van de burgerlijke maatschappij) en de "nieuwe" kunst (thesis of opbouwende kracht, als culturele uiting van het streven naar een nieuwe maatschappij. Volgens een dialectisch schema kunnen we dus stellen dat de anti-kunst de bres zal slaan in het bastion van de oude kunst (statische kracht) en de "nieuwe" kunst de leemten opvult om te komen tot een nieuw artistiek en maatschappelijk bewustzijn, de synthesis en dynamische kracht)
[6].
Gewapend met dit bewustzijn begon ik steeds meer te evolueren naar een poëzie die uitging van ritme en klank. Op dat moment had ik wel al een gedicht geschreven bij een pianowerk van Debussy en een ander bij werk van Satie maar die waren eerder surrealistisch en gebaseerd op beelden (de klank was er uiteraard al). De eerste (vage) opmaat naar de beat kwam er met het (romantisch-surrealistische) gedicht "La fleur gonflable"
[7], gekenmerkt door onregelmatig rijm, neologismen en talrijke tempo- en stemmingswissels, kortom, alsof het zo op de piano kon nagespeeld worden.
Waarschijnlijk is dit het beste liefdesgedicht dat ik ooit geschreven heb, maar als het ging over meer abstracte esthetische ervaringen of de verkenning van de menselijke geest bleken woorden en logische dialectiek meer en meer ontoereikend voor wat ik wou uitdrukken. Het is toen dat ik besefte dat woorden (en hun te afgezwakte betekenis) niet meer noodzakelijk waren om poëzie te maken en begon ik te experimenteren met geabstraheerde (en van hun betekenis ontdane) woorden en klanken die samen een ritmisch geheel vormden.
De nieuwe beatpoëzie was geboren.

(wordt vervolgd)

E.L. Krasnayin

[1] Logisch Eindpunt nr.7, juni 2000.
[2] L.E. nr.8, sept. 2000.
[3] L.E. nr.3, mei 1999.
[4] Gedicht vermengd met geometrische compositie, geëxposeerd tijdens Expo Zomaar 1998, te bezichtigen bij de auteur.
[5] L.E. nr.4, sept. 1999.
[6] schematisch : (statische kracht) vernietigd door (thesis) en (anti-thesis) --> (synthesis) --> (dynamische kracht).
Zodra de dynamische kracht statisch wordt (door een dogma te worden) wordt dit proces hervat.
In feite is dit het principe van de kunsthistorische evolutie.
[7] L.E. 2000, jan. 2000.

 

 

1