Paroxisme
Jean Baudrillard (filosoof en amateurfotograaf) is gefascineerd door objecten die balanceren op de grens van het verval, op de rand van de afgrond. Daarvoor heeft hij de term 'paroxisme' gehanteerd. Volgens van Daele betekent paroxisme: plotselinge verheviging van een ziektetoestand; stadium waarin een ziekte haar grootste intensiteit verkrijgt, evenals een toestand of aanval van hoogste woede, smart enz., of ook een heftige vulkanische uitbarsting. De fotografie heeft de term overgenomen en er een nieuwe wending aan gegeven, bij paroxisme in de fotografie is het interessante niet het einde, maar het moment juist voor het einde, verwijzend naar de letterlijke Nederlandse betekenis.
Naar aanleiding van de fototentoonstelling ATTACK! hebben Johan Swinnen en Willem Elias de term paroxisme nader beschreven. De paroxistische fotografie bevindt zich op het scherpst van de snede, koorddansen als het bespelen van een grens. De fotografen onderzoeken de grens tussen gekte en genialiteit, tussen erotiek en pornografie, tussen mens en onmens, tussen wetenschap en mythe, tussen geval en ongeval, tussen weer en onweer,…
Via zulke fotografie wordt de kijker verplicht zijn grenzen te verleggen, zijn gewoontes te analyseren, de vastgeroeste categorieën te bevragen.
Fotografen die met paroxisme experimenteren, tonen verschillende aspecten van worden en verwording. Elke wording heeft een begin en elke verwording een einde. Dat einde kan een eventueel begin zijn van een nieuwe wording. De oorsprong van een begin is niet zo duidelijk, evenmin het einde. Wanneer men aan het einde zou komen bedenkt men de bevraging van het overschrijden ervan. Elke keer wanneer men het einde zou bereiken bestaat er onherroepelijk het voorlaatste. Dit voorlaatste, een einde dat geen einde is, de grens vlak voor het einde, noemt men paroxisme. Momenteel zou er een periode heersen waar paroxisme een duidelijke rol speelt. Baudrillard haalt het voorbeeld van het kapitalisme aan. Hij voelt een einde van dat allesoverheersende kapitalisme. Hij zegt dat het kapitalisme onmogelijk kan sneuvelen door geëngageerd verzet. Ook een radicale omkeer of herwaardering van alle heersende waarden zou ineffectief zijn. Baudrillard stelt dat het kapitalisme zichzelf naar de afgrond moet duwen. En dat gebeurd volgens hem. Het loopt vanzelf tegen de grenzen van de geloofwaardigheid aan. Dit noemt Baudrillard de fase van de 'transparantie', het volledig doorzichtig worden van heersende waarden met een verzadiging van het absurde. Wij leven nu in een ongeloofwaardige schijnvertoning, die hij als de 'hyperrealiteit' omschrijft. Een hyperrealiteit is wat de 'nieuwe werkelijkheid' inhoudt: computers, commercie, wereldtaal en mondiale cultuur. Momenteel zouden wij in beide werelden leven, realiteit en hyperrealiteit. We kunnen niet ontsnappen aan de realiteit; de zwaartekracht, honger, dood, … Maar anderzijds overheerst steeds meer de hyperrealiteit waar we meer en meer in gaan leven. De hyperrealiteit is het gevolg van het menslelijk creëren via de cultuur van de techniek. Creëren door een subject, dus mogelijk te bestempelen als een illusie.
De maatschappelijke fase van de transparantie neemt voor diegene die ze analyseert een afwachtende positie in. We zitten aan het einde, maar tegelijkertijd niet voor een nieuw begin. Het einde moet zich nog voordoen, de grens vlak voor het einde, paroxisme.
Welke band kan je vaststellen tussen paroxisme en fotografie? Eerst en vooral is het benaderen van de huidige tijdsgeest via paroxisme een structuur geven aan een moeilijk tastbare werkelijkheid. Er ontstaat een vruchtbare voedingsbodem die de fotograaf een stimulans biedt de werkelijkheid op een exactere manier te gaan betreden. Etymologisch kan je stellen dat paroxisme zijn oorsprong vindt in een werkwoord 'scherp maken'. Juist door die scherpte kan je getroffen worden.
Baudrillard gaat in zijn fotografie werken rond het paroxisme, daar waar hij stelt die foto's te maken waar het einde niet heerst, echter wel het moment juist voor het einde. De diagnose van Beaudrillard luidt: paroxisme, ofwel een hevige koortsaanval in het aangezicht van de dood.
Voorts spreekt Baudrillard over het real time verdwijnen van waardevolle zaken als geschiedenis, communicatie, ethiek, informatie, vrijheid, kunst, filosofie, macht, democratie, mensenrechten en de realiteit in het algemeen. Men kan uit de cultuurgeschiedenis afleiden dat zaken (cultureel bepaald) verschijnen en verdwijnen, of opnieuw opduiken onder andere vormen. Elke waarde zal verdwijnen door de culturele evolutie. Men kan niet spreken over realiseren alleen als een voltooien van iets wanneer het later ook niet gaat verdwijnen. Daarvan is het gevolg dat er onverschilligheid gaat optreden, geen verschil meer tussen positief en negatief, tussen openbaar en privé, tussen dader en slachtoffer, goed en kwaad, feit en fictie, enz. Wat rest volgens Baudrillard is leegte.
Wanneer hij met de fotografie via zijn theorieën de werkelijkheid gaat benaderen is het begrijpelijk dat hij de esthetisering ervan als een futiele kwestie ervaart. Hij betreurt de wording van de fotografie infiltrerend binnen de schone kunsten, in de schoot van de cultuur.
'Het fotografische beeld, krachtens de technische essentie ervan, is afkomstig van een plek aan gene zijde van de esthetiek, en belichaamt in die hoedanigheid een niet te onderschatten revolutie in onze wijze van
representeren'.
Bij het begin van de fotografie dreigde ze de kunsten te vertrappelen en stelde het monopolie van de kunst ter discussie. Vandaag lijkt dit fenomeen zich om te keren, de kunst vertrappelt en slorpt de fotografie in zich op. De foto heeft andere criteria die niet enkel berusten op het esthetische of artistieke. Hier vergelijkt hij de werking van de fotografie met de steeds binnen de kunst aanwezig zijnde trompe-l'oeil, een onderstroom die in zekere zin onverschillig blijft voor artistieke verwikkelingen. Volgens Baudrillard bezit de trompe-l'oeil, net als de foto, iets van de magische status van het beeld, dus van de radicale illusie van de wereld. Ze zou dichter staan bij de oorsprong en de kwellingen van de representatie en dus tegengesteld zijn aan elke mogelijke realistische visie zodat ze vertrekt vanuit een zuivere fascinatie in plaats van oordeel en smaak. Een foto zou niet mooi zijn, erger dan dat, ze bezit een objectale kracht welke vernietigd dreigt te worden door de esthetisering ervan. Door het hanteren van de fotografische techniek (die ons de niet-objectieve wereld toont) bevinden we ons midden in de trompe-l'oeil van de werkelijkheid. Er heerst volgens Baudrillard medeplichtigheid tussen de werkelijkheid en de wereld, een convergentie tussen een objectieve techniek en de eigenlijke macht van het object. Hij ziet de kunst van de foto misschien in het binnensluipen in die medeplichtigheid, niet om te beheersen, maar om mee te gaan spelen.
Hij vindt dat het beeld is wat het is, het onttrekt zich aan al onze morele beschouwingen. Het wezen ervan is immoreel, en de beeldwording van de wereld is een wording van immorele aard. Dan concludeert hij dat het onze taak is aan de representatie te ontsnappen.
Bart Ulens