DE BELEGERING VAN EEN REGENBOOG
Het mes zetten in de literatuur, in heel die Augiusstal van dat zooitje onguur met hun golvend letterlawaai en lyrisch gebral; Dat alleen is al meer reden dan genoeg om vanuit dorp en stad af te dalen en sterrenreikende ladders te bouwen zwoegen om literaire hemelgewelven te doordolen Enrailsen, en vasthaken de toekomst en revolutie, ( want ook locomotieven moeten worden voortgetrokken ) en het nieuw bewustzijn vervatten in verzenmunitie dat doe je toch niet door vergrijsde boeken binnen te schrokken. Of zag u al eens een Leefland of Rawie erbij kruipen op de barricaden ? Zeg nu zelf, enkel ontbreekt het hen nog aan een plingerige lier, voor hun kamerpoëzietjes, met al wat men aan rij en jambe kan beladen. Klinken niet veel beter ( krachtig eerder ) een Marinetti of Majakofski, Vladimir. Niet zo van die glasogige ja-knikkers en maatpakmeneren, maar dichters die, aangeleund tegen een bloedende pilaar, spottend toelachen 't executiepeletons geweren omdat hun eigen dood hen zal dichten tot martelaren. Zoals de krijgers van de vrijheid gestapt zijn uit het doek van Goya, hoe zou de dood het dichterswoord moeten hebben bedaard ? Ofdat ze mij nu kruisigen, in welke Taugetos ze mij ook gooien, geen gedicht dat laat zakken mijn rijmblinkend zwaard. Het klankengeplons uit boeken wiens baard de tijd reeds heeft gewit, en met vermoeide stem voorgedragen in krakerige salons, met levenskrachtig hart rijg 'k het aan 't spit. Maar niet alleen met letterexecuties luid ik het einde in van de vorst: Ook neer haal ik statige standbeelden en sleur buiten bustes uit marmeren zuilengangen. Want ronkende rokende motoren, woeste auto's van vernielzucht zijn het die kloppen in mijn borst. en doen ontdooien de kaaien der vooruitgang waar met uitgestrekte scharen aanmeert die knipboel aan Hyperboreën die op "cultureeltjes" komen hameren en kunstlijkhuisjes belegeren. Vooruit ! Breek aan, schaduw van de allerlaatste nacht, finale sluier van het hemelfacie, ( nog half gekluisterd in gitte sarcofagen ) waarin statig oprijst het creatief genie om de kunst uit herinneringen weg te vagen ! Het levende doek, de beweging in brons; Regenbogen jaag ik doorheen de stillevens; Machinale strijkers krijn 'k door het orkestengegons; en de tijden door de toekomst benevel ik. "Klingelklangelend waterding" Heb ik ooit zó een cataract bedacht dat woest de delta's bedwingt en watermagma erupterend de bevende gevers verkracht. Niet zo lillen mijn lippen over van dat rijmgerammel. Geen tong van mij die in alkoven barokke cantates kraaierig afdrammelt. Neen, pas wanneer we de zwaartekracht van het denken hebben bedwongen, en duikelend, vrij en ketenloos blij de lucht in zweven en kolken, wanneer we heel het verleden het woord uit hebben gewrongen, dan pas zullen wij waarlijk zijn het aangezicht der wolken.
Krasnayin
20/11/'97