De Vijftigers, zo noemden een
aantal experimentele dichters zich uit de jaren vijftig.
Leider was Lucebert . Ze veroorzaakten in de Nederlandse
literatuur (met name in de poëzie) een revolutionaire
wending die niet door iedereen werd begrepen. Op hun beurt hadden ze weinig waardering voor conventionele dichters (in hun ogen dan conventioneel!) als Bertus Aafjes en Maria Vasalis. Tot de
groep behoorden o.a. Lucebert, Kouwenaar, Campert,
Andreus, Elburg, Schierbeek, Vinkenoog. Sterk verwant aan
de Experimentele Groep Holland, waaruit het tijdschrift
Cobra (= Copenhagen, Brussel, Amsterdam) voortkwam,
braken zij met traditionele vormen en stonden zij een
'lichamelijke' poëzie voor. |
Ik
tracht op poëtische wijze Dat wil zeggen Eenvouds verlichte waters De ruimte van het volledig leven Tot uitdrukking te brengen Ware ik geen mens geweest Gelijk aan menigte mensen Maar ware ik die ik was De stenen of vloeibare engel Geboorte en ontbinding hadden mij niet aangeraakt De weg van verlatenheid naar gemeenschap De stenen stenen dieren dieren vogels vogels weg Zou niet zo bevuild zijn Als dat nu te zien is aan mijn gedichten Die momentopnamen zijn van die weg |
Uiterlijke kenmerken hiervan zijn rijm- en metrumloze regels,
vrije strofebouw, weinig of geen interpunctie. Het optreden van
De Vijftigers verwekte vaak schandaal en sterk verzet. (Bijvoorbeeld
hun bezetting van het Stedelijk Museum in Amsterdam).
Wie een goede indruk van het werk van de Vijftigers wil krijgen kan het beste de bloemlezing Nieuwe griffels, schone leien , samengesteld door Paul Rodenko lezen
Hepelenica