Oorspronkelijk
was dat niet zo.
De
10de eeuw wordt beschouwd als de tijd waarin het Oud Russisch
ontstond. In die tijd bestonden er allerlei Oostslavische talen
die onderling weinig verschilden. Rusland bestond uit tientallen
vorstendommen en er was nauwelijks vraag naar een standaardtaal.
In het loop van de tijd zijn de regionale talen tot de drie hedendaagse
talen ontwikkeld: Russisch, Oekrainisch en Wit-Russisch.
Eeuwenlangs
bleef het Russisch volk agrarisch. Boeren hadden geen hoger onderwijs
genoten en hielden niet van reizen. In dat soort milieu tierden
dialecten welig, ondanks het feit dat het Standaard Russisch als
de officiële taal van het land al uitgebreid gebezigd werd.
In
het begin van de 19de eeuw werd het eerste woordenboek van de
Russische dialecten uitgebracht. Het bevatte pakweg 200,000 worden.
Als een tegenwoordig hoog opgeleide Rus het nu leest, begrijpt
hij nauwelijks de helft van de woorden. Die woorden die hij niet
begrijpt, zijn als dialectwoorden verdwenen.