Rond het oude Mechelen, dat door wallen was omgeven, lagen verscheidene buitenwijken. Eén daarvan was Hanswijk. Deze wijk verwierf al vroeg bekendheid. Hoe dit gebeurde, verhaalt de legende.

Een schip met koopwaren kwam langs de Dijle aan. Aan boord bevond zich ook een houten Mariabeeld. Ter hoogte van Hanswijk liep het vaartuig vast. Na vergeefse pogingen om het weer vlot te krijgen, brachten de bootslui het beeld aan wal en het schip kwam los. Duidelijk een teken dat Maria hier haar verblijfplaats koos.

Wanneer dit gebeurde zegt de legende niet. Volgens de overlevering was de Mariaverering al drie eeuwen oud, toen de Dalscholieren in 1288 naar Mechelen kwamen om het heiligdom te bedienen. Vandaar dat 988 als het beginjaar van de verering van O.-L.-Vrouw van Hanswijk wordt beschouwd.

 

Ook het verhaal van het ontstaan van de processie is een in elkaar vloeien van werkelijkheid en vrome gegevens. In 1272 werd Mechelen door onlusten en pest geteisterd. Ten einde raad namen de bewoners van Hanswijk hun toevlucht tot de Lieve Vrouw en droegen ze biddend haar beeld naar de stad. Opgeschrikt door de grote menigte, sloten de burgers de poorten. Maar bij het zingen van de woorden "Monstra te esse matrem" (Toon dat gij onze moeder zijt) ging de oude Brusselse poort open en kon de ommegang de stad binnentrekken. Toen kort daarop de kwalen ophielden, werd uit dankbaarheid beloofd het Mariabeeld elk jaar in processie door de stad te dragen.

 
     

 
 
1