Aan de plantenwereld van Tunesië is te zien dat deze een overgang vormt van Europese naar Afrikaanse plant-en boomsoorten. Zo groeien in het noorden de ons vertrouwde es, els, eik; esp en wilg maar treffen we ook minder bekende thuya aan, die hier vroeger in dichte bossen voorkwam, alsmede de wilde olijfboom of oleander. Komen we in de kuststreken, dan valt ons oog op de kurkeik en in de hogergelegen delen op de myrte, de aardbeiboom e.a.
In de steppen groeit de tamarinde; die als boom alsook in de vorm van de struiken voorkomt. De eerder genoemde oleander doet het erg goed langs rivieren, zolang deze tenminste voor een redelijke tijd van water zijn voorzien. Hun overvloedig bestaan danken we aan het feit dat ze giftig zijn en derhalve niet dienen als voer voor ezels, kamelen of koeien. Langs de wegen wordt ook eucalyptus aangeplant, overigens een boomsoort met wel 40 variëteiten. Verder worden er cypressen neergezet, waaruit ook weer duidelijk blijkt dat er veel wordt gedaan om de begroeiing intensiever en gevarieerder te maken, zulks vooral op armere gronden. Doorgaans is het tekort aan water er de oorzaak van dat een vruchtbaar gebied verstoken blijft van weelderige plantengroei, totdat er door wateraanvoer van een bloeiende vegetatie sprake is. De meeste van de in Tunesië voorkomende palmsoorten zijn ingevoerd vanuit meer tropische landen. Naast de olijfboom is de dadelpalm van belang : deze doet zich vooral voor in oasen, doordat hij graag in vochtige grond wortelt en prijs stelt op een flinke dosis zonneschijn. De hybiscus en bougainvillea completeren deze -overigens onvolledige- opsomming : zolang er voor hen voldoende water is bloeien ze uitbundig en in veel kleuren.
Ook van de oorspronkelijke fauna is weinig overgebleven. In speciale r eservaten komen nog enkele Tunesische buffels voor. In de bossen in het noorden leven nog wilde zwijnen. Berggeiten zijn betrekkelijk algemeen. De leeuw is geheel verdwenen, maar gestreepte hyena's en een enkele lynx komen in het middenwesten nog wel voor, evenals (aan de rand van de steppen en de woestijn) steppegazellen. In deze omgeving leven ook de woestijnvossen een heel kleine vossesoort die "Fenek" wordt genoemd. Er zijn verschillende soorten roofvogels, zoals buizerds en valken. Opvallend zijn de ooievaars die nog veel voorkomen. Verder zijn er ook hagedissen, slangen en schildpadjes: In de drogere gebieden komen schorpioenen voor. Ze wonen onder stenen en zijn niet geheel ongevaarlijk. De insecten zijn ongeveer hetzelfde als bij ons.Vliegen zijn soms talrijk, muggen daarentegen niet.