Dit belangrijkste toeristisch centrum van Cap Bon (20.000 inwoners) is één van de meest geliefde badplaatsen van heel Tunesië. De Romeinse upper-class had er al vakantievilla’s hoewel het stadje eigenlijk pas dateert uit de 15de eeuw (vanaf de 13de eeuw was het niet meer dan een vesting). Na die datum was het ook een geliefd oord voor zeerovers. Daarna viel Hammamet een tijdje in Spaanse handen. Aan het begin van de 20ste eeuw ontdekte een andersoortige elite de buitenplaats : schilders als Paul Klee en schrijvers als Gustave Flaubert, Guy de Maupassant en Oscar Wilde waren de eerste beroemdheden die Hammamet met hun verblijf vereerden, gevolgd door imposante namen als Winston Churchill en Sophia Loren. Een groot deel was gast in het huis van een Roemeens miljonair, eens het mooiste huis ter wereld genoemd. Vandaag de dag is het te bezichtigen. Het dient als cultureel centrum terwijl de tuinen zijn omgebouwd tot openluchttheater.
Van de in 179 na Chr. door de plaatselijke proconsul Salvus Julianus opgezette colonia rest slechts een onduidelijke opgraving aan het strand. Strategisch gelegen tussen twee beschutte baaien werd de landtong in 904 voor het eerst versterkt. Een bezetting door de Normandiërs onder Rogier de Tweede, een bezetting door de Hafsieden en de strijd tussen Spanje en de zeerovers betekenden voor Hammamet telkens weer de nodige belegeringen, veld slagen en bloedige taferelen. Hammamet werd in 1560 veroverd door de piraat Dragut, vergeefs ingesloten door Andrea Doria, en viel in 1602 ten prooi aan een soort Paard van Troje-truc : 300 Maltezer Ridders, vermomd als medemoslims, kwamen naderbij onder het bespelen van Arabische instrumenten, werden met open armen ontvangen en gingen meteen over tot het plunderen van de stad. Toen in 1605 10 galjoenen uit Sicilië en Malta verschenen, namen de islamitische bewoners van de stad de benen. Maar zij vereffenden de openstaande rekening door stiekem 100 man weer terug te sturen, en die hielden flink huis onder de 1100 indringers. Zo langzamerhand was Hammamet aardig berucht in Europa (als "Mahometta" of "La Mahomette"). De stad speelde vervolgens een rol in Tunesiës eerste burgeroorlog : na een opstand tegen bey Murad I te hebben geleid, trok een bey bekend onder de naam Haji Ali Laz zich hier terug in 1673, en werd vermoord en begraven in de Kasba.
In 1881, toen de Fransen binnenvielen, boden ook de inwoners van deze stad weerstand aan een vooruitgeschoven eenheid in de buurt. A1 snel stuurden de Fransen extra troepen, maar op de haar zo eigen, verleidelijke wijze had Hammamet toch een overwinninkje geboekt Kapitein Bordier, die de Fransen aanvoerde, was zo dol op het plaatsje dat hij ontslag nam uit dienst en er zich als gepensioneerde vestigde. De Fransen legden wegen en een spoorbaan aan en introduceerden de telefoon. In de uitbundige jaren twintig trok de plaats rijken aan, die er een minder sobere leefstijl op na hielden in hun witte villa's met klassieke tuinen, aan warme stranden omringd door hun Siamese katten. De Tweede Wereldoorlog vormde een onderbreking, maar liet weinig sporen na : het Vreemdelingenlegioen hield een garnizoen in de Kasba, een regiment Senegalezen was in de buurt gelegerd, op het strand werden wat bunkers gebouwd en de Duitsers, niet zoals André Gide en Paul Klee op uitnodiging, namen hun intrek. Naast wat ondergronds verzet tegen het Franse protectoraat en een bloedig conflict in 1953 wordt de geschiedenis van Hammamet sedertdien geheel en al door het toerisme bepaald.
Een steile trap omhoog voert u (langs de souks) de Rasba binnen (de vesting van de middeleeuwse medina). Op de binnenplaats staan bomen, drie ongedateerde, afgelegde kanonnen en de maraboet van Sidi Bou Ali (de bekende qubbakoepel met een verzonken, met vlaggen gedrapeerd katafalk). Naast de kanonnen klimt u omhoog naar de Chemin de Ronde over de wallen. Het Moorse café (waar men een glaasje muntthee kan drinken en een waterpijpje kan roken) is schoon en vriendelijk, het uitzicht over de stad en de baai is schitterend.