Tunesië ligt in het noordwesten van Afrika, op slechts 120 km ten zuiden van Sicilië. Met een oppervlakte van 164150 km² is het ongeveer 5 maal zo groot België. Het land wordt in het westen door Algerije begrensd, in het oosten door Libië en in het noorden en noordoosten door de middellandse zee. Samen met Marokko en Algerije wordt Tunesië door de Arabieren Djezirat-al-Maghreb genoemd, het eiland waar de zon nooit ondergaat. Het atlasgebergte loopt dwars door dit gebied en reikt van Marokko via Algerije tot in Tunesië. Het Tunesische landschap kenmerkt zich door de bergachtige streken in het noorden en een woestijngebied in het zuiden. De overgang tussen de twee streken wordt gevormd door het steppengebied van Centraal Tunesië. De bergketens in het noorden zijn uitlopers van van het atlasgebergte. De ketens lopen min of meer evenwijdig aan elkaar van het noordoosten naar het zuidwesten. Het tot 1000 m hoge kustgebergte dat zich in het noorden uitstrekt, wordt de noordelijke Tell genoemd en bestaat uit de Kroumirie en de Mogod. Doordat het gebergte tot aan de zee doorloopt is de kust hier zeer rotsachtig en grillig ; stranden zijn hier weinig. In dit gebied valt de meeste regen van heel Tunesië. Verder naar het zuiden neemt de regenval steeds meer af. Parallel aan het kustgebergte loopt de hoge Tell met een maximale hoogte van 1600 m. Hier ontspringt ook de enige rivier die heel het jaarwaterdragend is, de Medjerda. De stroom bereikt ten noorden van de aan de oostkust gelegen hoofdstad Tunis de zee.Een derde uitloper van het atlasgebergte is de Dorsalketen die een aantal hoge, van oorsprong vulkanische toppen rijk is ; de Djebel Chambi (1544 m), kenmerkt zich ook door de diep uitgesneden dalen die door afstromend regenwater zijn gevormd. De rivierbeddingen zijn alleen na overvloedige regenval met watergevuld, en kunnen al na enkele uren weer droog staan. Deze rivieren die in heel het land voorkomen, noemt men wadi's of oued. Samen met de hoge Tell voorkomt de Dorsale enerzijds datvochtige zeelucht het zuiden kan bereiken en anderzijds beschermen deze twee bergtekens het noorden tegen droge winden uit het zuiden.
In tegenstelling tot het subtropische rijk begroeide noorden wordt het landschap van Centraal Tunesië beheerst door steppen, halfdroge vlakten die meestal met grassen begroeid zijn. In het westen liggen de onvruchtbare, schrale hoge steppen die tot 900 m hoog zijn. In oostelijk richting worden de steppen lager en vruchtbaarder. Dit gebied wordt de Sahel genoemd. Ten zuiden van dit gebied vindt men de Chotts. Dit zijn uitgestrekte zoutmeren die konden ontstaan door dat het gebied geen afwatering heeft. In het uiterste zuiden van Tunesië komt een woestijnlandschap voor. Dit landschap wordt onderebroken door enkele verspreid liggende gebergten. Deze behoren tot een keten die van noord naar zuid loopt. De hoogste top is de Djebel Zmertene met 715 m. De oostkust is voor de strandliefhebbers een waar paradijs : vanaf Nabeul in het noorden lopen stranden bijna;onderbrokendoor tot aan de Libische grens, over een totale lengte van bijna 1000 km. Langs deze kust vindt men ook verschillende havens en bijna alle grote steden van het land. Voor de oostkust liggen de Kerkenna-eilanden en het bekende Djerba, dat al sinds de Romeinse tijd door een dam met het vasteland verbonden is.