De
geschiedenis van Tunesie
Tunesië
heeft een lange, en roerige geschiedenis achter de rug. Dagelijks worden we hier
aan herinnerd, niet alleen door de historische monumenten of de overblijfselen
daarvan, maar ook doordat veel restaurants en hotels de naam van beroemde
figuren uit de geschiedenis dragen, zoals b.v. hotel Hannibal, hotel Hasdrubal,
hotel Yughurta, restaurant Massinissa enz.
PREHISTORIE
Vele
tienduizenden jaren terug zag Tunesië er heel
anders uit dan nu. Het had een
vochtig klimaat, veel bossen, meren en een weelderige vegetatie. Er leefden
giraffen, beren, herten, antilopen en struisvogels. De
mensen leefden uitermate primitief van jagen
en vissen en kleedden zich in huiden. Als werktuigen
gebruikte men stenen, terwijl uitgeblazen struisvogeleieren werden versierd en
als bekers en flessen gebruikt.
Maar
het klimaat wordt steeds droger, de woestijn ontstaat, en noodgedwongen trekken de
bewoners meer naar het noorden, waar andere, waarschijnlijk uit Egypte gekomen
stammen, zich bij hen aansluiten. De werktuigen worden ingenieuzer en er zijn zelfs overblijfselen van figuratieve kunst uit die tijd
gevonden: fresco's op
rotswanden, die ons herders met hun kudden, gewijde dansscènes en wagenspelen
laten zien.
In het
museum in Sfax en in het Bardomuseum in Tunis zijn vondsten uit de prehistorische tijd verzameld.
PUNISCHE
TIJD
De
echte geschiedenis van Tunesië begint met de komst van de Feniciërs, wier
Tunesische nazaten Puniërs genoemd worden.
1101
v. Chr.: Stichting
van een Fenicische nederzetting in Utica. Omstreeks deze tijd waren de Feniciërs
het machtigste zeevarende volk van de Middellandse Zee. Om deze suprematie
te kunnen behouden moest de vaarroute optimaal
beschermd worden. Daarom werden vanuit de stad Tyros (in het huidige Libanon) veel handelsfactorijen gesticht
langs de 4000 km. lange vaarroute van Tyros naar Tartessos in Spanje. Op het
hoogtepunt van hun macht hadden zij een grote gordel factorijen op Sardinië en
Sicilië, in Noord-Afrika, Marokko en Spanje.
Waarin
handelden zij zoal? Uit Spanje importeerden zij
zilver en koper, uit Sardinië
wijn en olie, uit de Sahara smaragd, uit Cornwall tin, en uit zwart Afrika goud,
ivoor en slaven.
Tyros
was echter niet alleen een opslagplaats voor de door de schepen
meegebrachte
goederen: het had zelf ook bloeiende industrieën: de textielindustrie leverde
een kwaliteit zijde, katoen en linnen die die van de
Egyptenaren overtrof, de
juweliers stonden wijd en zijd bekend, de borduurkunst
stond hoog aangeschreven
en de parfums waren beroemd in de hele wereld.
Aanvankelijk
hadden de Feniciërs in Noord-Afrika weinig contact met de autochtone bevolking,
er kwam alleen wat ruilhandel op gang. Drie eeuwen na Utica werd Carthago
gesticht en wel uit pure noodzaak: jaloezie
van andere mogendheden kon niet uitblijven. De eerste bedreiging kwam van Griekenland,
dat een oogje liet vallen op Sicilië, waar de Feniciërs grote
hoeveelheden graan vandaan haalden. Daardoor zagen zij zich gedwongen
een
nieuwe handelspost, zo dicht mogelijk bij Sicilië te stichten, en de keus viel op
Carthago.
Over de
stichting van Carthago
De legende,
en waarschijnlijk ook uw gids, vertelt echter een ander verhaal over de
stichting van Carthago:
Koning
Pygmalion van Tyros is jaloers op zijn puissant rijke zwager Acerbas, die met
zijn zus, prinses Elyssa is getrouwd. Hij laat Acerbas vermoorden, maar Elyssa,
later Dido genoemd, weet in het geheim met
haar gevolg en de rijkdommen van haar overleden
man zee te kiezen. Zij gaan aan wal in het noordoosten
van het huidige Tunesie en krijgen daar een
lapje grond aangeboden ter grootte van een
runderhuid. De slimme Elyssa laat de huid in flinterdunne
reepjes snijden en hiermee weet zij de hele heuvel van Byrsa te omsingelen. Zij sterft de
vrijwillige vuurdood nadat de plaatselijke berbervorst haar ten huwelijk heeft
gevraagd. Zij offerde zichzelf om hierdoor te voorkomen dat
de nieuwe stad en
haar landgenoten in handen van deze vorst zouden vallen.
Toch is dit weliswaar aandoenlijke verhaal erg onwaarschijnlijk, immers de verhouding van Carthago met het moederland is altijd goed geweest, wat zeker niet het geval zou zijn geweest wanneer Dido haar broer bedrogen had. Daarbij voelde Tyros zich bedreigd door de Grieken, er moest gehandeld worden en daarom werd in 814 v. Chr. Kart Hadasht, het huidige Carthago gesticht, dat spoedig zou uitgroeien tot politiek, militair en handelscentrum van Noord-Afrika.
Bang, dat
Sicilië toch eens in andere handen zal vallen, beginnen
de Feniciërs nu ook
aandacht te besteden aan het achterland. Zij
waren niet alleen geweldige zeelieden, hun landbouw
en veeteelt stond ook op een hoog peil. Een groot
landbouwkundige was Magon, (een heerlijke rode Tunesische wijn draagt nu nog
zijn naam) van wie 28 werken in het Latijn zijn vertaald. Dankzij zijn
theorieën
heeft de landbouw van Spanje, Italië, Sicilië en Noord-Afrika
een enorme ontwikkeling doorgemaakt, en veel van zijn adviezen
worden nu nog opgevolgd.
Menige Tunesische keuterboer dorst nog zijn graan met het door Magon
ontworpen
'Punische karretje'. Ook zijn theorieën over b.v. de afstanden tussen de
olijfbomen, de behandeling van wijnstronken, het persen van olie, en de
bevruchting van dadelpalmen, worden nu nog in praktijk gebracht.
De pottenbaksters van Sejnane werken nog net zo als in de Punische tijd, terwijl het platte, dagelijks door kinderen langs de weg aangeboden Tabona-brood, volgens Punisch recept wordt bereid. In het museum in Kerkouane is zo'n Punische broodoven te zien. Ook de granaatappel, die op veel grafstenen staat afgebeeld, hebben zij geïntroduceerd, de Romeinen zullen later spreken over de 'Punische' appel. De veestapel en de bijenteelt werd ook niet vergeten. Typisch is dat net zoals in de islam, het de Feniciërs verboden was varkensvlees te eten. Koeien, schapen en paarden werden gefokt alsmede olifanten. Deze olifanten waren door de klimaatverandering weliswaar niet zo sterk als hun soortgenoten in Centraal-Afrika, maar later in de geschiedenis zal de grote veldheer Hannibal toch met hen zijn barre tocht over de Alpen aandurven.
Echter, de
Feniciërs zijn het meest bekend geworden door de purpervloeistof, die zij uit
Murexschelpen trokken, waarmee heel wat koninklijke gewaden zijn geverfd.
De
eerste belagers van de Feniciërs zouden inderdaad de Grieken zijn, wat Carthago
op het verlies van een gedeelte van Sicilië komt te staan. Maar een veel
grotere vijand zou Rome worden, met wie Carthago lang op goede voet had geleefd
maar dat zich zorgen begint te maken over de bewegingen van Carthago: er groeit
een spanningsveld, Europa en Afrika tasten elkaar af, twee
elektrisch geladen
wolken...Twee grootmachten van totaal verschillende aard
staan tegenover elkaar:
-
Carthago met een eeuwenlange maritieme
ervaring, maar in het geheel geen eigen leger. Het zou dus met huurlingen moeten werken: zonder
militaire traditie, zonder discipline, gespeend van vaderlandsliefde en vlot
geneigd tot rebellie en desertie...
- Rome totaal geen ervaring op zee, maar een uitstekend opgeleid leger, vol toewijding en nationaliteitsgevoel. Het geluks peelt Rome in de kaart:
er spoelt een vijandelijke galei aan. Dit zal dienen tot model voor de Romeinse ingenieurs en weldra wordt er hard gewerkt op de werven. Slaven
worden opgeleid tot bekwame roeiers en binnen twee maanden tijd beschikt Rome over 125 galeien. De boten worden voorzien van een
uitklapbare
loopplank, die op het vijandige schip kan
worden neergelaten, via welke hun befaamde infanterie kan enteren... Een geniale
vondst.
De
aanleiding tot de eerste blikseminslag heeft een Grieks tintje. Huurlingen van
de inmiddels overleden Griekse legeraanvoerder Agathocles stichten een
klein
zeeroverstaatje op Sicilië, een gedeelte van hen vraagt bescherming van Rome,
het andere gedeelte richt zich tot Carthago en dat betekent de vlam in
de pan.
264 -
241 v. Chr.: Eerste Punische oorlog
De
eerste zeeslag wordt wonderbaarlijk genoeg een overwinning
voor de Romeinen, 50 van de
130 schepen van de Carthagers worden verwoest, de rest slaat, volkomen
in de war
gebracht door dit vreemde oorlogstuig op de vlucht... Rome besluit verder te gaan
en de vijand op eigen gebied aan te vallen. Onder aanvoering van Regulus
landen de troepen in de buurt van het huidige Kelibia, gaan
plunderend naar het noorden
en bezetten Tunis, onderweg worden 20.000 krijgsgevangenen
gemaakt die als slaven naar Rome worden getransporteerd.
Carthago wil onderhandelen maar Rome
stelt zulke extreem hoge eisen o.a. het afstand doen van Sardinië
en Sicilië,
dat Carthago weigert en de strijd weer opneemt. Onder leiding van de Griekse
huurling Xantippe, in wie Carthago volledig vertrouwen heeft, trekken 15.000
huursoldaten, 3.000 ruiters en 100 strijdolifanten richting Tunis. Er
ontstaat paniek onder de Romeinse soldaten, vooral ook onder de paarden die doodsbenauwd
voor die olifanten zijn. Duizenden soldaten sneuvelen, en tijdens de haastige
terugtocht van de rest van het Romeinse leger steekt er een enorme storm op,
tijdens welke vele boten met man en muis vergaan. Een geweldige overwinning voor
Carthago. Maar Rome geeft zijn doel: het bezit van Sicilië niet op. Met financiële
steun van de burgers wordt het leger weer op krachten gebracht. De staatskas van
Carthago daarentegen is bijna leeg en de huurlingen beginnen opstandig te
worden
omdat zij nog geen soldij ontvangen hebben. Hierdoor weet Rome in 241 v. Chr.
een definitief einde aan de 1ste Punische oorlog te maken door de Carthagers bij
de Aegatische eilanden te verslaan. De vrede wordt getekend en als prijs
daarvoor moet Carthago zijn gedeelte van Sicilië aan Rome afstaan.
240- 237
v. Chr.: Oorlog van de huurlingen tegen Carthago
Dit
was de volgende klap die Carthago te verwerken kreeg. Het had na de
vredesondertekening alle huursoldaten naar El Kef gestuurd met de belofte dat ze
daar hun soldij zouden ontvangen en dan naar huis konden terugkeren. Maar wat
er
kwam, geen soldij. De onrust onder de huurlingen groeide, sloeg om in woede, en
geholpen door duizenden berbers trekken zij muitend op naar
Tunis. Deze strijd
zou drie jaar duren, waarna Carthago er eindelijk in slaagde de huurlingen
richting Sardinië te verdrijven. Daar beginnen zij ook onrust te zaaien, en
worden door de inwoners van het eiland verdreven, waarna zij Rome om bescherming
vragen. Carthago maakt intussen zijn vloot gereed om de controle over Sardinië
weer op te nemen, Rome ziet dit als een oorlogsbeweging, verklaart wederom de
oorlog, en Carthago, te zwak geworden om te reageren, moet nu ook afstand doen
van Sardinië en Corsica...
Carthago
wil de zware verliezen compenseren en stuurt
een belangrijke veldheer uit de 1ste Punische
oorlog: HAMILKAR naar Spanje om een nieuvv koloniaal rijk op te
bouwen. Hamilkar neemt zijn 9 jaar
oude zoontje mee, nadat deze eerst zijn vader heeft moeten beloven zich nooit
aan de Romeinen over te geven. Dat zoontje was... HANNIBAL. Hun veroveringstocht
loopt voorspoedig, de zilvermijnen van Morena en Tartessos worden met succes geëxploiteerd,
en hetzelfde jaar nog worden enorme hoeveelheden zilver naar Carthago
getransporteerd. Tijdens een van de veroveringstochten raakt Hamilkar gewond, en
verdrinkt tijdens een vluchtpoging. Zijn schoonzoon Hasdrubal
volgt hem op, en
laat een geweldige nieuwe stad bouwen: Carthagena, ofwel: het
nieuwe Carthago.
Hij sluit met Rome, dat zich zorgen maakt om de expansie van het Carthaagse rijk het Ebroverdrag, waarin Saguntum aan de Romeinen wordt toegewezen. De handel gaat goed, de landerijen worden bewerkt, kortom de toekomst ziet er weer zonnig uit voor Carthago.
Na de dood van Hasdrubal wordt de dan 25-jarige Hannibal zijn
opvolger. En deze zal alles in het werk stellen om de belofte, eens aan
zijn
vader gedaan, gestand te houden, n.l. de overwinning op Rome te behalen. Zijn
inname van de stad Saguntum wordt dan ook de aanleiding tot de tweede Punische
oorlog.
219 -
201 v. Chr.: Tweede Punische oorlog
Rome
was er zich echter niet van bewust het grootste militaire genie aller tijden tegenover
zich te krijgen. Met 50.000 man, 12.000 ruiters en 37 olifanten zal Hannibal de
barre tocht over de Pyreneeën en de Alpen ondernemen. Veel van zijn
manschappen, gewend aan een zonnig klimaat zullen alleen
al van de koude
sterven. Met minder dan de helft van zijn manschappen, en maar een olifant zal
hij de dalen bereiken, zelf na een opgelopen oogaandoening het licht uit één oog
missend. Maar het moreel van de soldaten blijft goed en hun vertrouwen in
Hannibal is groot.
In 218
worden de Romeinse troepen bij de Ticinus en de Trebia.twee zijrivieren van de
Po verslagen, in 217 behaalt Hannibal de volgende overwinning bij het Trasimeense
meer, in 216 volgt de slag bij het
Cannaemeer. De weg naar Rome ligt nu voor Hannibal open, maar... hij gaat niet die richting op, hij zakt, waarschijnlijk
omdat hij de troepensterkte in Rome sterk overschat, af naar Capua in het
zuidwesten om daar te wachten op de steun van de troepen van zijn broer Hasdrubal (een veel voorkomende Carthaagse naam), die
hem vanuit Andalusië zou
komen versterken. Het mocht niet zo zijn, in 207 wordt Hasdrubal, al zo dicht
zijn broer genaderd, ten noorden van Ancona verslagen en gedood... Zijn
afgehouwen hoofd laat de Romeinse commandant in Hannibals kamp werpen.
Hierna
besluit Rome zelf tot de aanval op Carthago over te gaan. De leiding van de
expeditie wordt in handen gegeven van de 30-jarige PC. Scipio, die na zijn tocht
de bijnaam 'Africanus' krijgt.
204 v.
Chr.: Landing van Scipio en zijn leger dicht bij Utica
Zoals
Hannibal in Italië geprobeerd had onrust te zaaien onder het volk, zo probeert
nu Scipio de bevolking op te hitsen tegen Carthago. Hij vindt een gewillig oor
bij berbervorst Massinissa, een door liefdesverdriet verbitterd man, die
eens
verloofd was met de dochter van Hasdrubal: de mooie Sophonisbe. Omdat deze
liefdesgeschiedenis bepalend is geweest voor de
goede afloop van de oorlog voor de Romeinen
wil ik u dit verhaal niet onthouden: er was een landstreek, ongeveer
overeenkomend met het huidige Zuid-Tunesië en Algerije, die Numidia
werd genoemd en door berbers werd bewoond. Ten tijde van Hannibal waren er twee
vorsten: Massinissa van Oost-Numidia en Syphax van West-Numidia en beiden
probeerden hun invloed te vergroten. De Numidische ruiters stonden wijd en zijd
bekend; zij waren gewilde huursoldaten. Samen met zijn
toekomstige schoonvader
Hasdrubal was Massinissa in Spanje tegen de Romeinen ten strijde getrokken. Dan
wordt Syphax verliefd op Sophonisbe, en op voorwaarde dat hij niet over zal
lopen naar het Romeinse kamp, wordt de arme Sophonisbe aan hem
uitgehuwelijkt.
Uit wraak laat Massinissa dan aan Scipio
weten dat deze op zijn steun kan rekenen.
Dit verraad van de Numidische vorst zou de redding van Rome gaan
betekenen. De verwoestende veldtochten beginnen, legerkampen worden in brand
gestoken, Syphax vlucht, maar ter hoogte van Bulla Regia
wordt hij door de Romeinse strijdkrachten ingerekend. Massinissa
kan nu eindelijk zijn Sophonisbe trouwen, maar Sophonisbe, niet van plan om zich aan de Romeinen over te geven,
drinkt een beker gif en zal als een heroïsche koningin sterven.
Hannibal,
die nog steeds in Italië was, wordt op
de hoogte gebracht van de moeilijke
situatie van Carthago, en besluit terug te keren. In 203 landt hij in Hadrumet,
het huidige Sousse, maar zijn troepen zijn vermoeid, en
de cavalerie enorm uitgedund. In drie dagen tijd wordt de strijd
beslist bij Zamaa, dat
ergens in de buurt van het huidige Siliana
moet hebben gelegen. Het was de eerste, maar
ook laatste nederlaag van Hannibal, de laatste tegenstand van Carthago was
gebroken, Rome was heer en meester, Carthago moet zijn hele vloot afgeven, en
zal nooit meer zonder toestemming van Rome oorlog mogen voeren.
Met grote energie en bekwaamheid werken de Carthagers aan het herstel van hun economie door zich te specialiseren op agrarische producten. Hannibal heeft daar met zijn werkloze soldaten een groot aandeel in gehad. Hem werd opgedragen de exploitatie van de landbouw te organiseren, er werden o.a. duizenden olijfbomen geplant, en het volk was zo trots op hem, dat hij tot suffeet (hoogste gezagsdrager) werd uitgeroepen. Zijn sociale instelling keerde zich tegen de voorrechten die de aristocratische families ten deel vielen, en toen hij hiertegen maatregelen wilde gaan treffen stootte hij op zoveel onbegrip en haat van de kapitalistische families dat hij vrouw en kinderen verliet om nooit meer terug te keren naar zijn land. Hij wilde de strijd echter nog niet opgeven en zwierf van land tot land om steun tegen Rome te krijgen. Als Rome dan om zijn uitlevering vraagt grijpt hij naar de gifbeker. In hetzelfde jaar (183 v, Chr.) is ook Scipio in ballingschap gestorven. De laatste had in zijn grafsteen laten beitelen: '0, ondankbaar vaderland, mijn beenderen zul je niet hebben'. Dit zouden ook de woorden van Hannibal geweest kunnen zijn. Intussen weet de berbervorst Massinissa beetje bij beetje zijn vorstendom te vergroten, waarop de Carthagers noodgedwongen, ter zelfverdediging, de wapens tegen Massinissa opnemen. Dit zou de aanleiding worden van de derde Punische oorlog.
149 -146
v. Chr.: Derde Punische oorlog
Hadden
de Carthagers aan het einde van de 2e Punische oorlog immers niet moeten beloven
nooit meer oorlog te voeren zonder toestemming van Rome? Utica kiest de zijde
van Rome, en Carthago, dat alleen maar vrede wil met Rome, vraagt
onderhandelingen aan. Deze vinden plaats in het nieuwe Romeinse kampement van
Utica.
Eerste eis:
'U wilt vrede, dus u hebt geen w
apens meer nodig, lever deze daarom allemaal
in.' Carthago willigt deze eis in en duizenden harnassen,
speren
worden aan de Romeinen overgedragen.
Tweede eis: Trek u terug uit Carthago, u kunt zich vestigen waar u wilt, als het maar op minimaal 11 km. van de zee is, want Carthago moet verwoest worden'.
De
Carthagers staan als vastgenageld aan de grond. Hun stad verwoest worden? Hun
Carthago met zijn 700.000 inwoners, zijn paleizen, zijn tempels met vergulde
daken, zijn havens en al zijn rijkdommen? Dat nooit!
De
Carthagers bereiden zich binnen hun muren voor op
een langdurig beleg, dat drie jaar zal duren. Er wordt
manmoedig gevochten, maar het is een ongelijke strijd.
De stad wordt tot in alle hoeken door
de Romeinen geplunderd en in brand
gestoken. Niet meer dan 50.000 inwoners hebben de oorlog overleefd. De
Carthaagse aanvoerder Hasdrubal verschanst zich met zijn overgebleven
manschappen en zijn gezin in de tempel van Eschmun, die zich op de top van
de heuvel van Byrsa bevindt en een bijna onneembare
vesteging is. Slechts één van hen
zou zijn land ontrouw worden, en dat was Hasdrubal zelf. Hij werpt zich
met een
olijftak in de hand op de knieen voor de Romeinse aanvoerder Scipio Aemilianus.
De achtergeblevenen, teleurgesteld en verbitterd door de lafheid van Hasdrubal,
werpen zich allen, ook de vrouw van Hasdrubal en haar twee kinderen in de
vuurzee van de brandende tempel.
Op last van
de Senaat wordt op de overblijfselen van Carthago een dikke laag zout gestrooid
om het land voor eeuwig onvruchtbaar te maken.
Eindelijk
was de wens van de inmiddels overleden Romeinse magistraat Cato in vervulling
gegaan. Had hij niet iedere toespraak in de Senaat, over welk onderwerp dan ook,
besloten met de beroemde woorden:
'Ceterum
censeo Carthaginum esse delendam' (En overigens ben ik van mening dat Carthago
verwoest moet worden).
Kunst en
cultuur van de Feniciërs
Laten
we vooropstellen dat dit een oosters volk was, en dat de nakomelingen van Dido dit
in hun gedrag en geestelijk leven ook altijd gebleven zijn. Welnu, deze oosterlingen
kenden geen 'kunst om de kunst'. Voor hen is
het leven zelf het kunstwerk en zij hebben er geen enkele behoefte aan zich in andere kunstvormen
te uiten, wel zullen zij het nuttige met het aangename verenigen. De oosterling
steekt het bosje jasmijn achter zijn
oor, de westerling zet het in een vaasje...
Wat
weten we nu van de cultuur van de Feniciërs? Is er van hen nog iets te zien in
Tunesië?
Al
zijn de Romeinen zeer grondig te werk gegaan met hun vernielingen:
één
stad is
redelijk overeind gebleven en dat is Kerkouane in de Cap Bon, voor archeologen
het neusje van de zalm. Pas in 1952 is het bestaan van deze stad ontdekt door de
niets vermoedende Franse archeoloog Charles Saumagne, een verwoed visser, die
heerlijk over zijn dobber zat weg te dromen, toen zijn aandacht ineens
getrokken werd door wat potscherven. Bij nader
onderzoek van deze vondst kwam hij tot
de
conclusie, dat hij hier te maken had met kunstnijverheid uit de
tijd voor de Romeinen. Dit was het begin
van het blootleggen van Kerkouane, dat vroeger
Tamezrat heette. We krijgen hierdoor een redelijk beeld van het
leven van de aristocratie van Carthago: brede straten, huizen met een oosterse indeling zoals
we die nu nog in de Arabische huizen zien, te weten: een binnenplein
met daar omheen de andere vertrekken. leder huis had zijn eigen badkamer, terrazzo
vloeren en een intelligent ontworpen waterleidingsysteem. Maar ook buiten
de stad geven de haven en de begraafplaatsen veel informatie, alsmede de werkplaats
waar uit murex-schelpen de purperrode vloeistof werd getrokken, waar zij zo'n
vermaardheid mee verwierven.
De religie
van de Feniciërs was een geloof in sterk verband met de natuur en
natuurverschijnselen. Zij personifieerden de krachten van de natuur, de zon, de
hemellichamen en verhieven hen tot goden. De
mannelijke goden werden Baal
genoemd, de vrouwelijke Astarte. Tanit was hun belangrijkste godin, haar symbool
zien we o.a. in een van de vloeren van Kerkouane: een horizontale
streep boven een driehoek met daarboven een cirkeltje, als een gestileerde persoon
die zijn armen uitstrekt. Tegenslagen werden gezien
als de toorn van de goden. Een diepgeworteld religieus gevoel, en
een onvoorwaardelijke onderwerping aan de wil
van de goden moet de verklaring zijn van hun kinderoffers.
Nu waren
kinderoffers in die tijd niets nieuws. Werd aan Abraham al niet gevraagd zijn
zoon Isaac te offeren, om daardoor te getuigen van zijn rotsvaste geloof in God?
Offerde Agamemnon niet zijn dochter Efigeneia om te verkrijgen dat er een
gunstige wind voor zijn vloot zou opsteken? Ook de joden hebben tot in de 7e
eeuw v. Chr. in het Tophet van Ben Hinnoun, dicht bij Jeruzalem, hun kinderen
geofferd.
Tijden
van tegenslagen of rampen zoals besmettelijke ziekten,
slechte oogst, tekort aan
regen, waren steeds reden om kinderoffers te brengen. Toen
de Griekse legeraanvoerder Agathokles de stad Carthago
bedreigde, schreven de bewoners dit toe aan hun onachtzaamheid jegens de goden. In een dag werden
toen 500 kinderen geofferd om de goden
welgevallig te zijn. De Franse schrijver Flaubert heeft
hierover hartverscheurende, maar niet altijd met de waarheid strokende
verhalen geschreven. Hij vertelt o.a. over gillende kleuters, die aan de hand van hun
moeders naar het bronzen monster van God Moloch werden gesleept, die
met zijn lange ronddraaiende armen de kinderen in de vuurmassa liet verdwijnen! Ten
onrechte, er is nooit een God Moloch vereerd, hier is sprake van een verkeerde
interpretatie van het woord Molk, dat menselijk slachtoffer betekent. Tevens is
bewezen dat er nooit kinderen,
ouder dan zes maanden zijn geofferd. Men was niet altijd even
eerlijk tegen de goden: rijke mensen kochten een kind van de armen
en offerden dat in plaats van hun eigen kind.
De
as van de slachtoffertjes werd in urnen gedaan, vaak gesierd met
een
kleine grafsteen. Dit stapelwerk van urnen wordt Tophet
genoemd. In
Carthago- Salamboo kunt u nog zo'n in redelijke staat verkerende Tophet
bekijken. Wat
de gewone dodencultus betrof: de Feniciërs geloofden in een lange reis
naar het eeuwige leven, en gaven hun overledenen een 'reisuitzet' mee
van zes basisstukken: een olielamp op een schoteltje, twee wijnkruikjes en twee
grote kruiken. Archeologen hebben resten gevonden van drank, amandelschillen,
schapenboutjes en visgraten. Dat deze gaven
vooral symbolisch bedoeld waren blijkt uit het feit dat er
'namaak' koekjes
en fruit gevonden zijn, vervaardigd uit aardewerk en mooi
beschilderd. Ook zijn
er sieraden gevonden en veel make-up artikelen zoals flesjes
parfum,
geurende oliën, mascara en spiegeltjes, om de vrouw zo mooi mogelijk
in het hiernamaals te laten arriveren.
Heel
apart zijn tevens de kleine, van geperst glas gemaakte, veelkleurige maskertjes
met karikaturale gezichtsuitdrukkingen, die de geesten zouden moeten
afschrikken, alsmede de intaglio's, minutieus hol uitgesneden edel- of
halfedelstenen, waarvan de prachtige voorstellingen vaak alleen maar met
een loep goed waar te nemen zijn. Het procédé van de intaglio's
is tegengesteld aan dat van de ons beter bekende came. In het museum van Bardo zijn exemplaren
daarvan te bekijken. Ook zien we in het
Bardomuseum veel gebruiksvoorwerpen van de Feniciërs, die een goed beeld geven van hun levenswijze: geen
kunstvoorwerpen maken waar je niets mee kunt doen, maarwel een kunstzinnige ziel
geven aan de objecten, zij het dan dat zij niet altijd even origineel zijn
en
veel Egyptische en Hellenistische invloeden te zien geven. Maar is het niet leuk
wanneer men ziet dat een aardewerk koetje een babyflesje blijkt te zijn
en het
hoofd van een godin een parfumbrander? Meer verfijnde gebruiksartikelen werden
vanuit Griekenland geïmporteerd.
In Dougga staat het enige goed geconserveerde monument uit de Punische tijd: het is het mausoleum van de berbervorst Atebanen droeg een tweetalige Libisch-Punische inscriptie. In 1842 werd deze inscriptie door Consul Sir Thomas Read mee naar Engeland genomen onder het mom het schrift te willen ontcijferen, maar Dougga heeft de steen nooit meer terug gezien, die prijkt nu in het British Museum.
Wist u dat Feniciërs ons het alfabet gebracht hebben, zij het dan zonder
klinkers?
DE
ROMEINEN
Het
Romeinse rijk zal stand houden van de 2e eeuw v. Chr. tot de 5e eeuw na Chr.
maar aanvankelijk is er geen enkele actie in het land te bespeuren. Het gevoel,
dat door de verwoesting van Carthago de veiligheid van Italië en Sicilië is
zeker gesteld, schijnt een zo grote voldoening te geven dat aan kolonialisatie
van dit gebied nog niet gedacht wordt.
In 111 v. Chr. worden zij echter gedwongen tot actie over te gaan. De Numidische koning Yughurta, kleinzoon van Massinissa, aan wiens hulp Rome de zege op Carthago te danken had, ziet geen reden om Rome verder te steunen. Integendeel, hij probeert zijn rijk,''dat zich van het Westen van de Romeinse grens tot ver in Algerije uitstrekt te vergroten. Het wordt een harde, zes jaar durende oorlog die uiteindelijk door de Romeinen wordt gewonnen. Geringe aanzetten tot kolonialisatie worden gegeven, maar vanwege de interne moeilijkheden in het land, zoals de burgeroorlog van Caesar tegen Pompeius, biedt de Senaat steeds tegenwerking. Pas na de definitieve overwinning van Caesar in 46 v. Chr. wordt de kolonialisatie op grote schaal aangepakt, om onder keizer Augustus het hoogtepunt te bereiken. Reeds bestaande steden krijgen een groot aantal Romeinse inwoners, veel nieuwe steden rijzen als paddestoelen uit de grond. De Punische en Numidische bevolking conformeert zich volkomen aan het Romeinse Rijk en krijgt het Romeinse burgerrecht, waardoor zij belastingplichtig worden. Waren tijdens de Punische oorlogen de landerijen verwoest of wel verwaarloosd, nu wordt met veel energie gewerkt om de vruchtbaarheid van het land te benutten. Tunesië zal in korte tijd de korenschuur van Rome worden. Schepen varen vanaf Sousse, Utica en Carthago naar Rome, volgeladen met graan. Andere schepen brengen hout naar Rome, waarmee de thermen verwarmd worden, en ook wilde dieren zoals leeuwen, beren en panters worden naar Italië verscheept om daar de festiviteiten in de arena's op te luisteren...
Het wegennet wordt uitgebreid en er worden enorme aquaducten gebouwd. De Latinisatie gaat snel, vooral in de steden, kinderen krijgen Romeinse namen, een Romeinse opvoeding en weldra zal er geen onderscheid meer zijn tussen overwinnaars en overwonnenen. De grote bloei weerspiegelt zich ook in het geestelijk leven: Cicero, Vergilius, Horatius, Ovidius, Tacitus...
Maar
ook de autochtone bevolking heeft briljante geesten geleverd: zoals de
Heilige Augustinus (vooral bekend om zijn 'belijdenissen'), Tertullianus, de
eerste grote verdediger van de christelijke kerk, en keizerdichter
Septimius-Severus, zij allen waren van berberafkomst.
De
enorme kapitalen die worden verdiend worden voornamelijk
ter verfraaiing van de steden gebruikt, hetgeen
op de lange duur de uitholling van de economie zal gaan
betekenen en onrust brengt in het land, die zal toenemen met de komst van het Christendom, 17 juli 200 jaar na Chr. zal
er voor de eerste keer op Afrikaanse
bodem christenbloed vloeien. Twaalf mannen en vijf vrouwen belijden openlijk hun
christen zijn, en zullen deze moed met de dood moeten bekopen. Weinig later
sterven twee vrouwen voor Christus: de slavin Felicita, die acht maanden
in
verwachting is, en de adellijke jonge vrouw Perpetua met haar baby op de arm
worden in de arena voor de wilde beesten gegooid.
238
v. Chr.: opstand in Thysdrus (El Jem). Rebellen voeren de 80 jaar oude, zeer
populaire stadhouder Gordianus naar het immense amfitheater, waar
hij door een
enthousiaste menigte wordt ontvangen en tot antikeizer wordt uitgeroepen. Het
nieuws verbreidt zich snel, de onlusten nemen toe, overal
worden beelden van de keizer omvergetrokken, en Gordianus maakt een triomfale entree in Carthago.
Tegenacties blijven niet uit, tijdens een van deze acties wordt de zoon van
Gordianus gedood. Overmand door verdriet pleegt de oude man zelfmoord. De eerste
verschijnselen van anarchie kunnen niet de kop worden ingedrukt, de
autoriteit
verliest zijn macht en kracht, het leger gaat bevelen in plaats van
gehoorzamen.
Het verval van het Romeinse Rijk is in zicht, en van deze situatie profiteren de
Vandalen.
Kunst en
cultuur van de Romeinen
Helaas
hebben de Arabieren in de 7e eeuw zo grondig alle steden van de Romeinen
verwoest, en de materialen weggesleept om daar hun eigen moskeeën mee op te
trekken, dat er maar een schaduw te zien valt van het eens zo rijke Romeinse
leven. De steden echter die nooit of slechts tijdelijk door de Arabieren werden
bezocht, geven ons nog een redelijk beeld uit die tijd, zoals: Sbeitia, Dougga,
Makthar, Bulla Regia en Thurburbo Majus.
De steden
werden steeds volgens eenzelfde plan gebouwd. Bij de stadsingang werd ter
ere
van de keizer een triomfboog gebouwd, middelpunt van de stad was het
marktplein:
forum genaamd. Daar omheen het Capitool, tempel
van de oppergod Jupiter, en de godinnen Juno en Minerva, en verder: theaters, thermen
en andere tempels. Op
enige afstand van het forum werden de woonwijken gebouwd. Veel
pleinen waren
versierd met marmeren beelden van keizers, goden en
godinnen en er werden prachtige fonteinen gebouwd, die het water ontvingen via ingenieus gebouwde
aquaducten.Tot vermaak van het publiek werden
grote amfitheaters gebouwd, waar
wagenspelen werden gehouden en toneelstukken werden opgevoerd, maar die
helaas
ten tijde van de christenvervolgingen ook vreselijke martelingen te zien gaven.
De mooiste
erfstukken die de Romeinen aan de Tunesiërs hebben nagelaten zijn
wel de mozaïeken
(een Arabier spreekt van: fusaifuse) die dienden als wand- of
vloerversiering.
Wist u dat het Bardomuseum de grootste collectie mozaïeken
ter wereld heeft?
Voor de meest eenvoudige uitvoeringen werden kiezelsteentjes gebruikt, voor
de fraaiere dobbelsteentjes of stiftjes van kleurig
marmer of glas. Die mozaïeken
vertellen ons heel veel over het dagelijkse leven: jacht- en vistaferelen, fauna
en flora, landbouw, oogst, maar ook liefde en romantiek en veel mythologische
voorstellingen.
Men
kan zich afvragen hoe het mogelijk is dat
veel van deze mozaïeken de tand des tijd
zo goed hebben doorstaan. Welnu, na de intensieve vernielingen bleven de
restanten van de stad, onder een dikke laag stof, achter. Daarbij zorgde het
droge klimaat dat de door stof bedekte 'tapijten' niet aangetast werden.
DE
VANDALEN
De
Vandalen waren een groep Germaanse stammen.
Tijdens de grote landverhuizing
belandden zij in Spanje, waar zij Vandalusië, het huidige Andalusië stichtten,
en waar zij ongeveer twintig jaar gewoond hebben. Zij
waren aanhangers van het Arianisme, een afscheiding
van de christelijke leer, die de goddelijkheid van
Christus loochende.
439
n. Chr.: Binnenkomst
van de Vandalen in Noord-Afrika onder leiding van Geiserik. Ditmaal dus geen
leger maar een heel volk; vrouwen, kinderen en vee, in totaal 80.000 personen,
die in in Andalusië buit gemaakte vissersbootjes binnen een maand in
pendeldienst overgebracht werden naar het beloofde land: de graanschuur
van
Noord-Afrika. Geiserik: een kleine, weinig spraakzame man,
mank ten gevolge van
een val van zijn paard, kortom op het eerste gezicht weinig indruk makend,
blijkt een van de scherpzinnigste mensen van zijn tijd te zijn en bovendien
onstuitbaar actief. De verovering van het land verloopt vrij snel, en zelfs
Carthago biedt nagenoeg geen weerstand. Als overtuigd Ariër vindt hij in de
orthodoxe christenen zijn grootste tegenstanders, zowel politiek als religieus.
Vooral zij zullen dan ook zijn slachtoffers
worden. Hun kerken worden vernield
en hun eigendommen geplunderd. De primaat van Afrika, de oude Quodvultdeus, een
grote vriend van de Heilige Augustinus, wordt
met zijn hele clerus gearresteerd,
en in wankele bootjes de zee ingedreven... zij hebben echter het geluk aan de
Italiaanse kust, ergens in de buurt van Napels aan te spoelen...
De rest van
de bevolking wordt echter niet echt onderdrukt. Zij moeten wel al hun wapens
inleveren, maar behouden hun vrijheid en hun rechten en vooral ook omdat zij
weinig belasting hoefden te betalen waren zij
zelfs blij onder het juk van de
Romeinen uit te zijn. Alle verdedigingswerken, behalve de muren van Carthago,
worden gesloopt om te voorkomen dat de Romeinen bij een eventuele tegenaanval
van deze bolwerken gebruik kunnen maken.
Geiserik is
onstuitbaar en steekt met zijn mannen over naar Rome. Zij weten
de stad veertien
dagen bezet te houden en slepen alle kunstschatten die
ze maar te pakken kunnen
krijgen naar hun schepen: beelden, vazen, kunstschatten uit de paleizen tot het
gouden dak van de tempel van Jupiter toe. Duizenden jonge patriciers worden als
slaaf meegenomen, ook keizerin Eudoxie en haar twee dochters...
Wie
gijzelt er nu een keizerin?! Welnu haar man, keizer Valentinianus de
derde was
vermoord door een zekere Maximus, welke na deze daad de keizerin tot vrouw en
één van haar dochters tot schoondochter opeiste. Waarschijnlijk heeft Eudoxie
zelf de hulp van Geiserik ingeroepen. Zijn zoon Hunerik zal met één van haar
dochters trouwen, terwiji de keizerin en haar andere dochter later naar
Constantinopel gebracht worden. En zo zal Geiserik ieder jaar in het voorjaar
een bataljon op plundertocht sturen naar de kusten van Italië, Sardinië,
Sicilië, of Corsica.
Puritein
als hij is, wil hij zijn volk beschermen tegen het losbandige leven
van de
Romeinen, en neemt daarvoor rigoureuze maatregelen. Zo laat
hij b.v. de hele
wijk van de tempel van Celestis, bekend om zijn prostitutie, afbreken.
25-1-477:
dood van Geiserik na een regeringsperiode van vijftig jaar. Hij zou
de geschiedenis ingaan als een van de meest
opmerkelijke figuren van de Afrikaanse
geschiedenis. Terecht zijn zijn wreedheden tegenover de christenen hem verweten
maar toch mag gezegd worden dat na de periode van anarchie tijdens het
verval
van het Romeinse Rijk, men tijdens het bewind van Geiserik zelfs van
een periode van rust kan spreken. De eenvoudige burgers hebben weinig van hem te duchten
gehad, zijn woede was immers gericht tegen de stedelijke christenen, die ook de
meeste belasting moesten betalen.
Men
moet ook niet vergeten, dat de Vandalen nog ver af stonden van de beschaving
van de
Grieken en Romeinen. Zowel de Byzantijnen als de Arabieren zullen zich later in
hun strijd voor het geloof zeker niet minder vandalistisch opstellen.
DE
BYZANTIJNEN
De
opvolger van Geiserik was zijn oudste zoon Hunerik, die een veel wreder karakter
had. Toen de patriarch van Carthago hem smeekte wat humaner op te treden, werd
deze op bevel van Hunerik levend verbrand. Ook
zijn twee opvolgers weten niet
veel respect af te dwingen en daar profiteert een andere machthebber van:
Justinianus, de grote keizer van het Oost-Romeinse rijk, in Byzantium
gevestigd, die er al lang van droomde het Romeinse Rijk in zijn volle glorie te
herstellen. Onder leiding van de succesvolle generaal Belisarius landen de
Byzantijnse troepen op 22 sept. 433 op Ras Kaboudia (even ten zuiden van het
huidige Mahdia). Zonder veel tegenstand te ontmoeten
maakt Belisarius te paard zijn triomfantelijke
entree in Carthago, waar hij in naam van
Justinianus de
troon bestijgt. Hoe is het mogelijk dat de Vandalen niet meer verzet boden?
Welnu de discipline onder de Vandalen was danig afgezwakt, veel mannen
waren omgekomen tijdens één van de strooptochten, of
tengevolge van het warme klimaat
waar zij niet aan gewend waren, en degenen die het overleefd hadden leken
in niets meer op de stoere Germanen die
ten tijde van Geiserik het land waren binnengevallen. Zij
waren nu gekleed in met gouddraad gestikte zijden gewaden,
droegen veel sieraden en genoten van alle overvloed die het land hun bood. Het
enige wat zij deden toen de troepen van Belisarius het land binnen vielen, was
dat zij zich, doodsbenauwd, in hun kerk verschansten.
Onmiddellijk
wordt door de Byzantijnen begonnen met het opnieuw optrekken van de
verdedigingswerken, die de Vandalen hadden verwoest, gevolgd door een in een
onwaarschijnlijk hoog tempo bouwen van soortgelijke forten
overal in het
binnenland, uit angst voor aanvallen van de berbers. Daarna
worden grote
basilieken gebouwd, vaak op of om overblijfselen van de Romeinse tempels. Was de
angst van Belisarius voor de berbers terecht, het echte gevaar zou uit een
andere hoek komen.
De kunst
van de Byzantijnen
Ook de
Byzantijnen zouden nog mozaïeken maken, maar die vallen volledig in het niet
bij de Romeinse kunst: weg speelsheid, weg gloedvolle kleuren, alles was
veel
grover en saaier en bijna alleen toegepast op grafstenen. Voor het bouwen
van
hun basilieken gebruikten de Byzantijnen veelal de overblijfselen van de
Romeinse gebouwen, zij metselden hun muren en pilaren om de bestaande
gestapelde
bouwwerken van de Romeinen, waarvan nog resten te zien zijn in o.a. Carthago en
El Kef.
DE
ARABIEREN
622: Begin van de jaartelling van de islam
647: Eerste
Arabische inval
in Tunesië. 20.000 Arabieren vallen het
land binnen, veroveren de stad Sufetula, het
huidige Sbeitla, vernielen de stad, vermoorden
de patriarch Gregorius, maar verdwijnen spoorslags, de stad achterlatend in de
staat waarin hij nu nog verkeert. Dit was de eerste kennismaking met de
strijders voor de islam. Twintig jaar later volgde een tweede inval, die op niet
veel meer dan een razzia leek.
670:
Vallen de Arabieren definitief het land binnen onder
leiding van Okaba Ibn Nafi,
die tot verbijstering van zijn manschappen midden in de kale vlakte de stad
Kairouan sticht.
De
Byzantijnen verweren zich weliswaar, maar de berbers zijn veel heftiger in hun
verzet. Eerst onder leiding van berbervorst Koceila, in een gevecht met hem
wordt Okaba Ibn Nafi in 683 gedood. Een nog beroemder verzetsstrijdster
was de
legendarische berberprinses Kahena, die met haar troepen twintig
jaar lang
weerstand weet te bieden. Zij was ervan overtuigd, dat de Arabieren het land
vanwege zijn vruchtbaarheid wilden veroveren, en besloot daarom
alles te
verwoesten: steden werden vernield, bossen en landerijen in brand
gestoken, het zou een van de meest grondige verwoestingen aller
tijden worden. De meest heldhaftige verhalen doen over haar de ronde. Zo zou zij zich met haar
manschappen verschanst hebben in het amfitheater van El Jem, van waaruit zij een
onderaardse gang naar Salakta liet graven (aan de kust ten zuiden Mahdia) waar
vandaan men de bevoorrading van de troepen verzorgde. Tijdens een van de
aanvallen van de Arabieren op het amfitheater, zouden deze bekogeld zijn met
levende vissen, wat hen in duivelse krachten van Kahena deed geloven, want hoe
komt men in het binnenland aan levende vis? Nadat zij het Colosseum
hadden overmeesterd, ontdekten zij de gang naar Salakta...
Uiteindelijk worden de berbertroepen toch tot
capitulatie gedwongen en met de dood van Kahena sterft
ook het berberverzet. Over de wijze waarop deze heldin
is gestorven bestaan meerdere lezingen; op haar vlucht
zou ze in een put gestort zijn, terwijl
anderen beweren dat zij bij Tabarka is gesneuveld, waarna haar hoofd door de
Arabieren in triomf door het land gevoerd zou zijn...
Daarna gaat
het met de islamisering en Arabisering vrij snel en het land krijgt de naam:
Ifriqiya.
De
eerste zelfstandige dynastie is die der Aghlabiden (800 - 909), genoemd naar Ibn
El Aghlab, die er in slaagt rust in het land te brengen, en verzoening met de
berbers. Het zou de eerste gouden eeuw van Tunesië worden: bloei
van de islam, literatuur, en architectuur. Overal worden
vestingen, moskeeën en waterwerken
gebouwd. Kairouan is dan het onbetwiste centrum van macht, geloof en wetenschap.
Maar
zoals het Christendom zijn schisma's en verschillende richtingen
kent, zo duiken
ook meningsverschillen in de islam op. De grootste groep moslims waren de
soennieten, levend naar traditie, de soenna, van de profeet. Daar
tegenover stonden de Fatimiden, later sji'iten genaamd,
afstammelingen van Fatima, de
dochter van Mohammed en Ali, haar man en neef. Zij wilden alleen een wettige
afstammeling van Mohammed als kalief erkennen. Na de dood van de derde kalief
werd Ali inderdaad tot kalief gekozen, maar niet met algemene instemming. De
weinig ambitieuze, en zeer vredelievende Ali zoekt zijn heil
bij scheidsrechters
en in compromissen, dit tot groot ongenoegen van enkelen van zijn zeer
toegewijde volgelingen, die zich afscheiden en Kharijiten (zij die weg gaan)
genoemd zullen worden. Het zal een zeer fanatieke sekte
worden die er alles voor
over heeft om het geloof zuiver te houden. Door hen zal Ali in 661 vermoord
worden. Terug naar de glorietijd van de Aghlabiden. Eens zeer eenvoudige, devote
vorsten, gaan zij een steeds luxueuzer leven leiden en bouwen prachtige
paleizen, niet in Kairouan, maar een tiental kilometers daarbuiten in
Raqqada.
Wat was daarvan de reden? Was het uit veiligheidsoverwegingen, was het uit
verlangen naar privacy of was de oorzaak, zoals nu verteld wordt: de
slapeloosheid, waaraan één der vorsten leed? De zuivere lucht
in Raqqada (dit
betekent: zij, die in slaap doet vallen) liet deze vorst eindelijk een goede
nachtrust genieten. Hoe het ook zij: de onderdanen worden opstandig,
vooral ook
door de drastische belastingverhogingen zonder welke dit luxe leven niet
mogelijk was. De laatste Aghlabidenvorsten zullen het land vanuit Tunis
besturen, ver van het orthodoxe Kairouan en deze kans grepen de Fatimiden aan.
In 909
wordt Kairouan door de Fatimiden veroverd en zij stellen hun leider: Obeid
Allah, de nieuwe imam voor, die kort daarna in alle moskeeën van Kairouan tot
kalief wordt geproclameerd. Maar wat het volk niet weet: Obeid Allah, die
zich
Mahdi - de recht (door Allah) geleide - laat noemen, heeft het oog op
Egypte
gericht, dat hij zo snel mogelijk voor de Fatimiden wil veroveren. Hij begint
daarom met het zoeken naar een betere strategische ligging, en kiest daarvoor
de
kuststrook, ver weg van de altijd opstandige berbers. Hier laat hij een
prachtige stad bouwen: Mahdia.
909
-1048: Dynastie van de Fatimiden
Er is
echter veel, veel geld nodig voor deze veroveringstochten, en
de drastische belastingverhogingen zullen de oorzaak
worden van de opstanden en oorlogen.
Ook de
grootheidswaanzin van de Mahdi wekt wrevel, vooral onder de puriteinse
Kharijiten. De tweede kalief: Qaim bi Amr Allah zal te maken krijgen met de
historische figuur Abu Yazid Mahlad IBen Kaydad, een
in Algerije opgevoede onderwijzer die een Tunesische
vader had. Deze Kharijit begon onder zijn
leerlingen gelijkheid te preken, hetgeen erg aansloeg onder de altijd verdrukte
berbers. Hij gaf zijn onderwijzersbestaan op en trok met duizenden door
hem
bezielde berbers op ten strijde voor de zuiverheid van het geloof. Een
Algerijnse bewonderaar schonk hem even voor de Tunesische grens een ezel,
waardoor hij daarna altijd met de bijnaam 'de man met de ezel' door
het leven
zal gaan. Tot op heden is 'de man met de ezel' een bekend
begrip in Tunesië. In het mooie museum van Raqqada kunt u munten zien, die Abu Yazid heeft laten
slaan.
Het
zal een
felle 12 jaar durende strijd worden die pas onder het bewind van de derde
kalief
en ten gunste van hem wordt beslist. Eindelijk is de nachtmerrie van Mahdia
voorbij. Abu Yazid wordt gevangen genomen en de kalief organiseert een groots
overwinningsfeest, waarbij 'de man met de ezel' als gevangene aan het volk zal
worden getoond... Zover komt het niet want Abu Yazid bezwijkt aan zijn
verwondingen.
Om hem tot
vermaak van het volk te kunnen laten fungeren wordt het vel van zijn lichaam
gestroopt, met stro opgevuld, op een kameel gehesen, en wordt Abu Yazid, met
twee hem belachelijk makende apen op zijn schouders door Mahdia gevoerd...
Pas in
969 zullen de Fatimiden Egypte veroveren en de stad Cairo stichten. De grote
generaal in deze strijd was Jawhara, menig hotel of souvenirshop in Tunesië
draagt nog zijn naam. De heersende kalief El Muiz verhuist met zijn gevolg en al
zijn bezittingen naar Egypte, en draagt de administratie van Ifriqiya over aan
de, de Fatimiden altijd trouw gebleven berberfamilie Ziri. Voor het eerst een
echte berberdynastie in het land. Onder de Ziriden beleeft het land een eeuw van
rust en welvaart, totdat het verlangen naar emancipatie te groot wordt.
1048:
breuk van de Ziriden met Cairo, maar wat nog een hardere klap zal
zijn voor de
Fatimiden: de Ziriden sluiten zich aan bij de soennieten. Wraak vanuit Caïro kan
niet uitblijven.
1053
-1057: Hilalische invasie
In Egypte woonden twee beruchte stammen: Beni Hilal en Solaïm, die het land alleen maar tot last waren. De kalief laat hen op Ifriqiya los, en zij verwoesten en plunderen het land op een meedogenloze manier...wat overbleef was: onenigheid en anarchie. De berbers vluchten de bergen in, en van deze tijd dateert de nog heden te bezichtigen Qsour: opslagplaatsen voor graan, wapens enz. En wie profiteren hiervan? De Noormannen. Zij hadden Sicilië al veroverd en vallen bij Mahdia het land binnen om zich daarna vrij vlot meester te maken van de hele oostelijke kuststrook.
De Almohaden, een moslimdynastie uit Marokko, snellen te
hulp en 'vegen' met een leger van meer dan 100.000 soldaten het land schoon van
Noormannen en Hilalianen.
Pas echt rustig zal het worden onder het stadhouderschap van de niet meer van Marokko afhankelijke dynastie van de Hafsiden.
Eindelijk begint er een nieuwe bloeitijd voor Tunesië, die drie en een halve eeuw zal duren. Internationale betrekkingen komen tot stand en ambassadeurs worden uitgewisseld. Als enig onrust brengend voorval in deze tijd was de kruistocht van Koning Lodewijk IX van Frankrijk die met zijn kruisvaarders het land voor het Christendom trachtte te winnen. Op weg naar Carthago breekt onder zijn mannen een pestepidemie uit, waaraan hij ook zelf op 25 augustus 1270 zal sterven...
Na deze kortstondige verstoring
groeit de welvaart gestaag, mede te danken aan de
duizenden Andalusiërs,
moslimbroeders die door de christenen uit Spanje
verdreven waren en hun toevlucht in Tunesië zochten. Zij brachten behalve
hun kapitaal ook hun knowhow
mee in zake handel, landbouw, irrigatie, handwerk en architectuur. Ook hun
muziek klinkt weldra in alle delen van het land...
De kunst
van de Arabieren
De Arabieren hebben een zeer gering artistiek verleden. Een van de karakteristieken van de moslimkunst is de bijna totale afwezigheid van schilders en beeldhouwers buiten de architectuur. Dat is niet verwonderlijk want de koran verbiedt de voorstelling van ieder levend wezen:
'wee hem,
die de Heer, mensen of levende wezens schildert! Schilder alleen
bomen, bloemen
en onbezielde voorwerpen!' Het begin van de architectuur van de islam ziet men
in de moskeeën. De eerste moskeeën zou ik streng, stevig, sereen willen
noemen.
Vanaf
de 13e eeuw zal de architectuur door de Andalusiërs worden beïnvloed, waardoor
de bouw speelser, lichter, de versieringen bonter worden.
Ten
tijde van de Aghlabiden, een eeuw van bloei van
religieus leven, kunst, wetenschap en poëzie, bouwde men
Ribats: forten voor monnikenstrijders, stadswallen, en
vooral niet te vergeten de waterreservoirs en aquaducten, in het
bouwen waarvan zij ware meesters waren. Tijdens
de bloeitijd van de Hafsiden worden veel mooie
souqs en paleizen gebouwd, waarvan vele nog intact zijn.
In de
particuliere bouw zijn drie kenmerken karakteristiek voor de
Maghreb:
allereerst de rijk versierde buitendeuren, aanvankelijk gebeurde dit met
spijkers, later ging men er ook koper en brons voor gebruiken. Daarnaast de vaak
monumentale houten luifels boven de deuren en niet te vergeten: de moucharabih:
traliewerk van hout of ijzer voor de ramen, waardoor de vrouwen die niet de
straat op mochten, naar buiten konden kijken, terwijl zij zelf niet gezien
werden. Een echt Arabisch huis verschilt niet veel van de huizen van de Feniciërs:
een centraal binnenplein, waar omheen de verschillende vertrekken liggen, die
niet met elkaar verbonden zijn, maar alleen toegankelijk zijn via de binnenhof.
De naar de straat gerichte gevel had nooit ramen.
Een
andere vorm van Arabische kunstuiting is de kalligrafie, waarmee
u wanneer u in Tunesië bent dagelijks
geconfronteerd zult worden. Of het nu de simpele zilverkleurige
sticker is in de auto van uw taxichauffeur waarop de namen van
Mohammed en Allah geschreven zijn, de 99 aanroepingen
van de profeet langs de wanden van Zaouia
Sidi Ben Aissa in El Kef, of de banderol langs de muren van de Ribat in Sousse,
het zijn allemaal kunstwerken. Al in de 7e eeuw was het een prestigezaak de
koran zo mooi mogelijk te kopiëren. Maar ook in de 20ste eeuw is deze kunst nog
zeer levend, kijkt u maar eens naar de reclame van Coca Cola!
In het
museum van Raqqada zijn mooie voorbeelden te zien van islamitisch
aardewerk, o.a. uit de tijd van Aghlabiden en Fatimiden. Veel van dit
aardewerk
is met kalligrafie versierd en merkwaardig genoeg zijn hierop dierfiguren waar
te nemen.
Even wil ik ook aandacht schenken aan de architectuur van de berbers. Eenmaal geïslamiseerd, beginnen zij ook moskeeën te bouwen, maar volgens hun aard: eerlijk en eenvoudig en van minimale grondstoffen gebruik makend. Doen de latere Maghrebijnse minaretten vaak denken aan hoogstandjes van suikerwerk, bij de berbers denken we eerder aan uit kinderbrein ontsproten zandkastelen. Kijkt u maar eens rond op Djerba en u zult begrijpen wat ik bedoel.
In hun
pottenbakkers- en weefkunst zien we, tegen de wil van de koran in, primitieve
mens- en diervoorstellingen.
PIRATERIJ
Met de
internationale handel groeit ook de piraterij en de slavenhandel. Bekende piraten
waren o.a. twee beruchte broers: Barbarossa (zijn eigenlijke
naam was: Baba Aruj) en Khaireddine, die voor de sultan van Turkije opereerden. Zo
weet Khaireddine Tunis, Bizerte en Kairouan te bezetten en de
Hafsidenvorst
Mulay Hassan vlucht naar Sicilië. Maar ook Spanje ligt op de loer en zo wordt
Tunesië een twistappel tussen Turkije en Spanje.
SPAANSE,
TURKSE EN FRANSE OVERHEERSING
1535:
Karel V verovert Tunis en herstelt de gevluchte regent weer in zijn ambt, al zal
hij niet meer dan vazal zijn: Tunesië komt onder Spaans protectoraat.
1574:
Geslaagde tegenaanval van de Turken, die met bijna 300 zeilschepen bij La
Goulette landen. Het zal het definitieve einde zijn van de Hafsidendynastie, en
Tunesië wordt nu een Turkse provincie met een Pasja als onderkoning, een Dey
als verantwoordelijke man voor de strijdkrachten en een Bey
voor het regelen van
de administratie en het innen van de belastingen. In
de loop der jaren zal de macht van
de Bey's steeds groter worden, en Bey Mourad (1612 - 1631)
zal het
uiteindelijk lukken, de macht van de Pasja en de Dey aan zich te trekken, de rol
van Turkije, dat in eigen land genoeg problemen heeft, is uitgespeeld. De
familie Mourad zal tot 1702 regeren, waarna na een legeropstand de officier
Hussein Ben Ali de macht overneemt. De Housseiniden zullen in een erfelijke
dynastie 252 jaar regeren. De Bey was de absolute monarch, die
ook hoofd van
justitie was, en wat de rechtspleging betreft hadden zij hele aparte ideeën.
Werd een doodvonnis uitgesproken, dan waren er verschillende manieren, waarop
dit vonnis werd uitgevoerd:
Turken
werden in een zaal van de kasba gewurgd, Moren met een sabel onthoofd,
Marokkanen opgehangen, joden levend verbrand, militairen gefusilleerd en vrouwen
werden, achterste voren op een ezel gezeten te schande door de stad gevoerd, en
daarna in een zak gebonden in het water gegooid.
Ook aan het
hof en tussen de families van de Bey ging het niet altijd zachtzinnig toe. Het
Beyschap was weliswaar erfelijk, maar over de hele breedte van
het geslacht
Houssein: na het overlijden van een Bey volgde de oudste van de nieuwe generatie
hem op, wat dus niet altijd zijn zoon, maar ook een neef kon zijn. Dit is de
oorzaak van veel hofintriges en moorden geweest.
Het was een
kostbare tijd voor 's lands schatkist: de Bey's lieten prachtige paleizen
en
moskeeën bouwen en er werd gestreefd naar modernisering op het gebied van
landbouw, onderwijs, gezondheidszorg wat heel veel geld opslokte, terwijl de
resultaten van de vernieuwingen maar magertjes waren. De Bey's baadden in grote
weelde, en als er een bankroet dreigt, zijn zij geenszins van plan hun
levenswijze te veranderen.
Toen in
1819 de slavenhandel verboden werd, waardoor veel inkomsten
vervielen moesten buitenlandse leningen gesloten worden, waartoe
Engeland, Frankrijk en Italië
maar wat graag bereid waren. Het werd een ware competitie,
vooral tussen Frankrijk en Italië om zoveel mogelijk invloed
in het land te krijgen. Uit die
tijd stamt de T.G.M.-trein van Tunis, die langs de verschillende badplaatsen
loopt, een project dat aan de Italianen werd gegund. Frankrijk, bang dat de Bey
te pro-ltalië zal worden, zoekt een aanleiding om het land binnen te vallen,
en vindt die in 1881 in een op zich vrij onbelangrijk grensincident tussen
Tunesië en Algerije (Algerije was al sinds 1830 door de Fransen bezet).
Frankrijk zegde Tunesië hulp toe, en 30.000 Franse soldaten marcheerden
vanuit
Algerije Tunesië binnen, rukten zonder problemen op naar Tunis, de Bey kon niets
anders doen dan het verdrag van Bardi tekenen, waardoor Frankrijk
de controle
kreeg over alle buitenlandse grenzen om 'de orde en de veiligheid langs de
grenzen en de kust te herstellen'.
In 1883 zou
de Bey nog het verdrag van La Marsa ondertekenen, waarin geschreven is dat de
Bey weliswaar zijn ambt mag blijven vervullen, maar dat hij alle 'suggesties'
van de Fransen moet uitvoeren...
Maar wat
als protectie werd voorgesteld werd al snel kolonisatie. De meeste steden van het
land krijgen een Europees uiterlijk met grote
gebouwen en brede boulevards. De
landbouw wordt, echter ten koste van de
keuterboeren, drastisch aangepakt, grote boerderijen met rode
dakpannen verschijnen in het landschap
en er
wordt een spoorwegnet aangelegd om fosfaten, zink en lood,
afkomstig
van de mijnen langs de Algerijnse grens, naar
de Tunesische havens te kunnen vervoeren.
Weldra zijn
de hoogste posten in het land door Fransen bezet, die op kosten van de
Tunesische schatkist een Europees salaris verdienen. Het enige wat
de Fransen
zelf betalen is de militaire bezetting van het
zuiden. Zagen de Tunesiërs ergens wel voordelen
van de kolonisatie, o.a. het verbeteren van de infrastructuur,
bouwen van havens, stuwdammen, ontginning van de bodemschatten, toch groeit het
verlangen naar onafhankelijkheid. Een kleine haard van verzet ontstaat: de
Destour Partij, die echter nog weinig weerklank bij de bevolking vindt, terwijl
de leden zelf ook niet van veel daadkracht en
bezieling blijk geven. Met wachten
is op een grote persoonlijkheid die de lange strijd naar de onafhankelijkheid
zal aandurven. En die komt er in de persoon van een jonge advocaat uit Monastir.
HABIB
BOURGUIBA
In
1934 richt hij de 'Nieuwe Destour Partij' op. Daarna reist hij het
hele land door om het programma van de partij uiteen te zetten en
leden te winnen. Een
groot redenaar, die met hart en ziel de menigte weet op te zwepen, en de mensen
ervan weet te overtuigen, dat het Franse juk moet worden afgeworpen.
Hij had in
Frankrijk gestudeerd, was met een Franse vrouw getrouwd, en stak zijn sympathie
voor veel westerse ideeën niet onder stoelen of banken. De Fransen zien de
groeiende steun van de bevolking aan Bourguiba eerst met lede ogen aan, gaan
daarna tot actie over door de partij te verbieden en Bourguiba
met enkele van
zijn medewerkers te arresteren en te verbannen naar Borj Le Boeuf, in het zuiden
van Tunesië. Het was zijn eerste verbanning, maar beslist niet de laatste.
In 1936
wordt hij vrijgelaten, waarna hij nog feller
voor zijn volk en zijn land aan de
slag gaat. Er komen stakingsgolven en demonstraties, waarop de verontruste
Franse regering in 1938 besluit de partijleiders te arresteren en hen naar Frankrijk
af te voeren. Drie dagen na deze arrestatie op 9 april, ontstaat er een spontane
protestmars waarop de politie hard terugslaat: honderd doden, veel gewonden en
meer dan duizend arrestaties waren het gevolg.
Bourguiba
zit aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, die
ook Tunesië niet ongeschonden zou laten in een
Franse gevangenis, waar de Italianen, hopende zijn steun te
krijgen voor de ideeën van Mussolini, hem weghalen en naar Rome
overbrengen,
Een grote verdienste van Bourguiba is dat
hij de Fransen nooit is afgevallen en
vanuit zijn verbanningsoorden er steeds op gehamerd heeft, dat
het volk nooit partij mocht kiezen voor
de Duitsers en de Italianen.
Wat
hield die oorlog op Tunesische bodem in?
Italië, dat onder meer Libië bezit, besluit in 1 940 om Egypte, waar de Britten zitten, te gaan veroveren. De Britten jagen de Italianen op de vlucht, half Libië door. Duitsland, dat het strategisch belang van Noord-Afrika ziet schiet te hulp. De Britten moeten terug, maar houden de Libische stad Tobruk. Op 21 juni 1942 valt na lange en harde strijd Tobruk in handen van de Duitsers, aangevoerd door Rommel, later de Woestijnvos genoemd. De Britten trekken zich terug in Egypte op een natuurlijke verdedigingslinie ter hoogte van El Alamein. Ten noorden ligt de zee, in het zuiden moerassige gebieden. De Duitsers werpen een linie op tegenover de Britse. In oktober 1942 weten de Britten onder aanvoering van Montgomery door te breken en jagen de Duitsers voor zich uit, dwars door Libië, naar Tunesië. In januari 1943 liggen de Britten voor de Marethlinie, ongeveer 40 kilometer ten zuiden van Gabes. Al in november '42 starten de Britten en Amerikanen de operatie Fakkel met landingen in Marokko en Algerije. De Franse verdedigers, onder gezag van het Vichybewind geven zich snel over. De geallieerden rukken op naar Tunesië, zij willen snel naar Bizerte en Tunis. De eerste poging mislukt, maar Tunesië zit 'in de tang'. De tweede poging heeft meer succes, en op 7 mei 1943 wordt de overwinning van de geallieerden op grootse wijze gevierd op de boulevards van Tunis. De Fransen nemen de touwtjes weer in handen en de hoop van Bourguiba, dat zijn trouwe steun aan Frankrijk positieve consequenties ten aanzien van zijn ideeën over zelfstandigheid van Tunesië zou hebben, bleek ijdel.
DE
NA-OORLOGSE PERIODE
Hierop
besloot Bourguiba het land vrijwillig te verlaten, om in de rest van de wereld
bijval en begrip voor zijn vrijheidsstrijd te vinden. Als hij zelfs de V.N. gaat
vragen om Frankrijk onder druk te zetten wordt hij weer gearresteerd. Eerst
wordt hij overgebracht naar Tabarka, daarna naar het kleine eilandje La Galite
30 km ten noordoosten van Tabarka. De Tunesiërs worden
steeds opstandiger, en deze opstand escaleert als
in 1952 twee kopstukken van de Nationale Vakbond:
Ferhat Hached en Hedi Chaker door Franse terroristen worden vermoord.
Als
in juli 1954 Frankrijk een nieuwe regering krijgt
onder leiding van Pierre Mendes France
leeft de hoop weer op. Bourguiba had groot respect voor de nieuwe Franse
premier, des te pijnlijker voor hem was het dat deze hem naar een gevangenis in
Frankrijk liet overbrengen. Toch blijkt de hoop van Bourguiba niet ongegrond:
eind juli brengt Mendes France een bezoek aan Tunis, en als eerste stap van
onafhankelijkheid krijgt Tunesië in het verdrag van Carthago de binnenlandse
autonomie toegekend.
Op 1
juni 1955 keert Bourguiba, naar zijn land terug, het volk is waanzinnig van
vreugde en bereidt hem een ware triomftocht. Maar niet iedereen was gelukkig met
het verdrag van Carthago, zoals Salah Ben Youssef, een
van de beste vrienden van
Bourguiba en tevens een van de kopstukken van de partij. Toen Bourguiba in 1952
werd gearresteerd had Ben Youssef kans gezien naar Cairo te vluchten en volgde
op afstand de gebeurtenissen in zijn land.
Nu laat hij
duidelijk merken erg teleurgesteld te zijn over
dit kleine stukje verkregen autonomie, terwijl de
Fransen de buitenlandse politiek en een groot gedeelte van het
economisch beleid nog in handen hebben. Deze houding wordt hem niet in dank
afgenomen en in September 1955 wordt hij uit de partij gestoten. Salah Ben
Youssef zint op wraak, en wanneer Bourguiba in 1956 een vrouwencongres in El Kef
bijwoont, pleegt Salah een aanslag op hem. Deze mislukt en weer vlucht Salah Ben
Youssef naar Cairo. In September 1961 zal hij, vermoord, in een hotelkamer in
Frankfurt gevonden worden.
Bourguiba
bleef de steun van het volk behouden, de onderhandelingen met Frankrijk gingen
door en eindelijk na een bezetting van 75 jaar wordt Tunesië op 20 maart 1956
officieel onafhankelijk verklaard. Vrijwel onmiddellijk daarna
worden verkiezingen gehouden, die een klinkende overwinning brengen voor de Destour
partij.
11 April
wordt Bourguiba minister-president en kort daarna wordt de laatste van de Bey's,
Bey Lamine, verdacht van collaboratie met Salah Ben Youssef, uit zijn ambt
gezet.
25 Juli
1957 wordt Tunesië officieel een republiek met Bourguiba als president, die in
1975 tot president voor het leven zal worden benoemd. Toch is de strijd nog niet
helemaal gestreden. Bij de onafhankelijkheidsverklaring was door de Fransen een
voorwaarde ingebouwd: zij zouden ter wille van
de Atlantische verdediging hun
vlootbasis in Bizerte mogen behouden. Dit is een doom in het oog van Bourguiba,
te meer daar de basis steeds wordt uitgebreid, zelfs met een
vliegveld voor straaljagers, die ingezet worden
in de Frans-Algerijnse strijd. De druppel die
deze emmer van ergernis doet
overlopen is het bombardement door de Fransen op
het Tunesische grensplaatsje Sakiet Sidi Youssef in februari 1959. Bourguiba
geeft hierop het sein tot de aanval op de vioot-basis. Niet alleen het leger,
maar ook de bevolking dringt op naar Bizerte, de nederlaag tegemoet.
De strijd
is ongelijk, er vallen meer dan 20.000 slachtoffers
onder de soldaten en burgers. Het wordt een
bittere nederlaag voor Bourguiba en een van de zwartste
dagen in de geschiedenis van Tunesië. Pas in 1963 zullen de Fransen de basis
definitief verlaten. Inmiddels heeft de euforie van 20 maart 1956 plaats
gemaakt voor zorgen om de toekomst. Immers na
het vertrek van 130.000 Fransen en 30.000
Italianen was Tunesië een land met nauwelijks een administratief en technisch
kader, een gedesorganiseerde landbouw, een erg lage levensstandaard en een veel
te snelle bevolkingsgroei. Bourguiba begint met zijn volk een nieuwe, westers
uitziende rechtspraak te geven, wat heel opzienbarend was voor een land waar
eeuwenlange de koran als enige maatstaf had gegolden. Opvallend was hoe hij
hierbij de vrouw uit de haar tot dan toe altijd ondergeschikte rol wist te halen. Over
vrouwen gesproken: Bourguiba was inmiddels van zijn eerste Franse
vrouw gescheiden en hertrouwd met een Tunesische: Wassila Ben Ammar.
Enkele van
de rechtsvernieuwingen waren:
Echtscheiding
kan niet meer eenzijdig door de man worden geëist, maar moet evenals het
huwelijk wederzijds bekrachtigd worden. Om het om economische redenen
uithuwelijken van jonge kinderen uit te sluiten wordt de huwbare leeftijd van
meisjes van 15 naar 18 jaar verschoven. Polygamie, hoewel in Tunesië niet
zoveel voorkomend wordt verboden en de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen
wordt onderstreept met als gevolg dat de vrouw ook stemrecht krijgt. Door het
instellen van de leerplicht krijgen de meisjes ook kans op onderwijs.
Er
komt een Nationale Vrouwenorganisatie, de U.N.F.T. Deze organisatie
heeft tot in de kleinste plaatsen haar
onderafdeling en organiseert talloze programma's
en bijeenkomsten om vrouwen voor te lichten over b.v. hygiëne,
geboortebeperking, kinderopvoeding, beroepsvoorlichting.
Het meest
opzienbarende echter is dat Bourguiba ook tracht de ramadan af te schaffen, de
vastenmaand van de moslims. Zijn motivatie hiervoor vindt
seis instemming bij de
Mufti van Tunis, de autoriteit op het gebied van de koran. Wat was de motivatie
van Bourguiba?
'Ten tijde
van een heilige oorlog hoeft men niet te vasten, maar is onze strijd om ons land
uit de onderontwikkeling te halen ook niet een heilige strijd?'
Algemene
instemming vindt dit voorstel zeker niet. Kairouan, het bolwerk van de islam
laat onmiddellijk zijn afkeuring horen, zoals het dat ook al gedaan
had na de
instelling van de monogamie. Buurlanden, vooral Libië, verwijten Bourguiba zijn
ontrouw aan de koran en zijn heulen met het westen.
Maar de
overtuigingskracht die hij uitstraalt en zijn geweldige spreekvaardigheid zijn
er mede de oorzaak van dat het gros van het volk hem op handen draagt en hem
letterlijk in alle steden en veel dorpen op een voetstuk plaatst. ledere
zichzelf respecterende stad heeft minstens een standbeeld voor zijn 'Combattant
Suprème' opgericht.
Wat
de economische ontwikkeling na de
onafhankelijkheid betreft, daarin zijn twee perioden te onderscheiden: een
periode van staatssocialisme tot 1969 en daarna een tijd van
economisch liberalisme. Wat de eerste periode betreft;
Bourguiba wilde van Tunesië een modern land maken, waarin landbouw, handel en
industrie op coöperatieve grondslag zouden worden beheerd. Grote man achter deze
plannen was de minister van planning, Ahmed Ben Salah. Er zouden fabrieken
opgericht
worden die producten moesten vervaardigen voor de binnenlandse markt, en elke
streek zou datgene produceren wat gezien de behoefte, of de aanwezige
grondstoffen het beste zou zijn. Het particuliere initiatief wordt hierdoor
ondergeschikt aan de centrale planning. De hele landbouw zou in 1969 coöperatief
georganiseerd moeten zijn. Bourguiba trekt enthousiast van dorp tot dorp om de
landbouwers te overtuigen van de noodzaak van dit plan. Hoewel het volk
medezeggenschap beloofd was en een brede discussie komt hier in de praktijk niet
veel van terecht: men heeft teveel haast! De boeren worden gedwongen zich aan te
sluiten, met als gevolg dat velen van hen uit protest hun vee doden en het
land niet meer bewerken. De grootgrondbezitters, die zich bedreigd voelen in
hun
welstand steunen deze protesten. Het verzet tegen de coöperaties
groeit en als in 1969 de overheid ook het privé-bezit wil aanpakken, ontstaat er zoveel
verzet in alle lagen van de bevolking dat de regering de plannen wel
moet
opgeven. Wie werd het zwarte schaap? Het fiasco werd volkomen
op de rug van Ahmed Ben Salah geschreven en
hij werd het land uit gezet. Dit 'in ongenade
laten vallen' en zelf zijn handen in onschuld wassen, zien we vaker bij
Bourguiba gebeuren.
In 1984
werd de subsidie op brood ingetrokken, wat de aanleiding werd tot
de zogenoemde
'broodoorlog' De rellen begonnen in het zuiden, maar drongen ook door
tot in de
hoofdstad. Na enkele dagen van geweld, waarbij tientallen doden vielen, kondigde
Bourguiba de vernietiging van dat besluit af. Nu werd Mohammed Driss, de
minister van binnenlandse zaken als zondebok aangewezen, en tevens zijn
eigen
vrouw Wassila, die hij verdacht van samenzwering met Mohammed Driss. Beiden
werden het land uitgezet.
Toen twee
jaar later de eindexamenuitslagen van de middelbare scholen bedroevend
slecht
waren, kwam Bourguiba onverwacht met het bericht: degenen die gezakt zijn mogen
hun examen allemaal in september overdoen. Met deze herkansing schept hij weer
veel goodwill. Terug naar 1969 en het fiasco van de coöperaties, dat
het einde van het Tunesische socialisme zou
betekenen. Men maakt nu een zwaai van 180
graden! Het particuliere initiatief krijgt grotere vrijheid dan ooit,
buitenlandse ondernemers worden aangemoedigd geld te
steken in Tunesische ondernemingen en krijgen
allerlei faciliteiten. Veel buitenlandse bedrijven gaan
op het verzoek in, vooral aangelokt door de lage
lonen. Achter de schermen gaat Bourguiba zich
steeds meer als dictator gedragen, zelfs met zijn ministers gaat
hij geen dialoog aan. Na geteisterd te zijn door een hartaanval en een
leverziekte, krijgt hij ook verschijnselen van de ziekte van Parkinson. Toch is
hij iedere avond weer te zien op de televisie, zij het moeilijk lopend, gesteund
door zijn nicht, tevens verzorgster Saida Sassi of anderen, maar steeds met de
verbeten blik van de man die er niet aan denkt zijn functie neerte leggen, hij
was immers in 1974 benoemd tot president voor het leven?
De toestand
wordt langzaam maar zeker onhoudbaar, ministers worden benoemd om soms na enkele
dagen al weer uit de gratie te zijn. Het meest verbeten stelt Bourguiba zich op
tegen de M.T.I., een beweging die de zuiverheid van de islam beoogt, en door
allerlei acties haar ongenoegen over het beleid van de regering toont. Wanneer
de leden van de beweging geen gehoor krijgen gaan zij tot harde maatregelen
over. Zo werden in 1987 enkele bommetjes gegooid in hotels in Sousse en Monastir,
wat veel arrestaties tot gevolg had. Tegen drie leden van de beweging
werd de doodstraf geëist, die ook uitgevoerd werd, maar Bourguiba wilde niet rusten
voordat het hoofd van de leider van de partij, de leraar Ghannouchi gevallen zou
zijn.
Terwijl Bourguiba nog maar enkele uren per dag helder van geest was, raakte het land als het ware in een coma, er kon niet meer geregeerd worden...
7 November
1987 is een dramatische dag voor Bouguiba. Eerste minister Zine El Abidine Ben
Ali pleegt een staatsgreep, die zonder enig bloedvergieten verloopt. Hij
verantwoordt zijn daad door aan te voeren dat Bourguiba geestelijk en lichamelijk niet meer in staat
was zijn land te besturen. Het volk reageert
eerst ongelovig, daarna enthousiast en er breekt een groot gevoel van opluchting
door.
De eerste beloften van de nieuwe president, waaronder die van persvrijheid en afschaffing van politieke processen werden gunstig ontvangen. Voorbarig optimisme zou niet verstandig zijn, maar Tunesië krijgt nieuwe levenskansen. Zoals een jong meisje zei: we hebben nu een president die zelf kan lopen!
Er worden arrestaties verricht onder regerings- en parlementsleden, die zich aan corruptie schuldig gemaakt hebben en er wordt naar openheid gestreefd. Duizenden gevangenen worden vrijgelaten, in het eerste jaar in totaal 13.000, waaronder de leider van de M.T.I. Ghannouchi. Op 8 februari 1989 worden na een onderbreking van 30 jaar colleges in de Zitouna moskee hervat. Iedere morgen en avond groeperen zich de studenten om de pilaar van hun professor! Contacten met de andere Maghreblanden worden versterkt, en waar zij verbroken waren, weer hersteld. Hun gezamenlijke ideaal, een verenigde Maghreb, krijgt op 17 februari 1989 gestalte in Marrakech waar de 'Unie van Arabische Maghreblanden', de LIMA, wordt opgericht. Op 2 april 1989 hebben de eerste verkiezingen na de machtsovername plaats gehad, de presidentsverkiezing alsmede de verkiezing voor de volksvertegenwoordiging. De eerste werd een eclatante overwinning voor Zine El Abidine Ben Ali, terwijl de RCD alle zetels (141) in de volksvertegenwoordiging verwierf. Ben Ali zal over een periode van 5 jaar regeren. Hij stelde een kabinet samen, waaronder twee ministers uit de gelederen van de gematigde oppositie, terwijl hij een voorstel indiende voor algehele amnestie voor diegenen die om politieke redenen gevangenzitten.