De geschiedenis van Tunesie

 

Tunesië  heeft  een lange, en roerige geschiedenis achter de rug. Dagelijks worden we hier aan herinnerd, niet  alleen door de historische monumenten of de overblijfselen  daarvan, maar  ook doordat  veel restaurants en hotels de naam  van beroemde figuren  uit de  geschiedenis  dragen, zoals b.v. hotel Hannibal, hotel Hasdrubal, hotel Yughurta, restaurant Massinissa enz.

 

PREHISTORIE

 

Vele  tienduizenden  jaren  terug  zag  Tunesië  er  heel  anders  uit  dan  nu. Het  had een vochtig klimaat, veel bossen, meren en een weelderige vegetatie. Er leefden  giraffen,  beren,  herten,  antilopen  en  struisvogels. De  mensen  leefden  uitermate  primitief  van  jagen  en  vissen  en   kleedden zich in huiden. Als werktuigen gebruikte men stenen, terwijl uitgeblazen struisvogeleieren werden versierd en als bekers en flessen gebruikt.

Maar  het  klimaat wordt steeds droger, de woestijn ontstaat, en noodgedwongen trekken de bewoners meer naar het noorden, waar andere, waarschijnlijk uit Egypte  gekomen stammen, zich bij hen aansluiten. De werktuigen worden ingenieuzer en er zijn zelfs overblijfselen van figuratieve kunst uit die tijd gevonden: fresco's op rotswanden, die ons herders met hun kudden, gewijde dansscènes en wagenspelen laten zien.

In het museum in Sfax en in het Bardomuseum in Tunis zijn vondsten uit de prehistorische tijd verzameld.

 

PUNISCHE TIJD

 

De echte geschiedenis van Tunesië begint met de komst van de Feniciërs, wier Tunesische nazaten Puniërs genoemd worden.

 

1101 v. Chr.: Stichting  van een Fenicische  nederzetting in Utica. Omstreeks deze tijd waren de Feniciërs het machtigste zeevarende volk van de Middellandse Zee. Om  deze  suprematie  te  kunnen  behouden  moest  de  vaarroute  optimaal  beschermd  worden. Daarom  werden  vanuit  de  stad Tyros (in het huidige Libanon) veel handelsfactorijen gesticht langs de  4000 km. lange vaarroute van Tyros naar Tartessos in Spanje. Op het hoogtepunt van hun macht hadden zij een grote gordel factorijen op Sardinië en Sicilië, in Noord-Afrika, Marokko en Spanje.

Waarin  handelden  zij  zoal? Uit  Spanje  importeerden  zij  zilver  en  koper, uit  Sardinië wijn en olie, uit de Sahara smaragd, uit Cornwall tin, en uit zwart Afrika goud, ivoor en slaven.

 

Tyros  was  echter  niet alleen een opslagplaats voor de door de schepen  meegebrachte goederen: het  had zelf ook bloeiende industrieën: de textielindustrie leverde  een kwaliteit  zijde, katoen  en linnen die  die  van  de   Egyptenaren overtrof, de juweliers  stonden wijd  en  zijd bekend, de  borduurkunst  stond  hoog aangeschreven en de parfums waren beroemd in de hele wereld.

Aanvankelijk  hadden  de  Feniciërs in Noord-Afrika weinig contact met de autochtone bevolking, er kwam alleen wat ruilhandel op gang. Drie eeuwen na Utica werd Carthago gesticht en wel uit pure noodzaak: jaloezie van andere mogendheden kon niet uitblijven. De eerste bedreiging kwam van Griekenland, dat  een oogje liet vallen op Sicilië, waar de Feniciërs grote hoeveelheden  graan  vandaan haalden. Daardoor zagen zij zich gedwongen een  nieuwe  handelspost, zo  dicht  mogelijk bij Sicilië te stichten, en de keus viel op Carthago.

 

Over de stichting van Carthago

 

De legende, en waarschijnlijk ook uw gids, vertelt echter een ander verhaal over de stichting van Carthago:

Koning  Pygmalion van Tyros is jaloers op zijn puissant rijke zwager Acerbas, die  met zijn zus, prinses Elyssa is getrouwd. Hij laat Acerbas vermoorden, maar Elyssa,  later  Dido  genoemd,  weet   in  het geheim met   haar  gevolg en de  rijkdommen  van  haar  overleden   man  zee  te kiezen. Zij  gaan aan  wal  in  het noordoosten van  het  huidige  Tunesie  en  krijgen daar  een  lapje  grond  aangeboden  ter  grootte  van  een  runderhuid.  De  slimme  Elyssa  laat de huid in flinterdunne  reepjes  snijden  en  hiermee  weet  zij  de hele heuvel van Byrsa te omsingelen. Zij sterft de vrijwillige vuurdood nadat de plaatselijke berbervorst haar  ten  huwelijk heeft gevraagd. Zij offerde zichzelf om  hierdoor  te  voorkomen dat  de nieuwe  stad en haar  landgenoten in handen  van deze vorst  zouden vallen.

Toch  is dit weliswaar aandoenlijke verhaal erg  onwaarschijnlijk, immers  de verhouding van Carthago met  het moederland is altijd goed geweest, wat  zeker niet  het  geval  zou  zijn geweest wanneer Dido haar broer bedrogen had. Daarbij voelde Tyros zich bedreigd door de Grieken, er moest gehandeld worden en daarom werd in 814 v. Chr. Kart Hadasht, het huidige Carthago gesticht, dat spoedig zou uitgroeien tot politiek, militair en handelscentrum van Noord-Afrika.

Bang, dat  Sicilië  toch  eens  in  andere  handen zal vallen, beginnen  de  Feniciërs  nu ook aandacht  te  besteden  aan  het  achterland. Zij  waren  niet  alleen geweldige  zeelieden, hun  landbouw  en  veeteelt  stond  ook  op een hoog peil. Een groot landbouwkundige was Magon, (een heerlijke rode Tunesische wijn draagt nu nog zijn naam) van wie 28 werken in het Latijn zijn vertaald. Dankzij  zijn  theorieën heeft de landbouw van Spanje, Italië, Sicilië  en  Noord-Afrika  een enorme  ontwikkeling  doorgemaakt, en  veel  van  zijn adviezen  worden  nu nog  opgevolgd. Menige  Tunesische keuterboer dorst nog zijn graan met het door Magon  ontworpen 'Punische karretje'. Ook zijn theorieën  over b.v. de afstanden  tussen de  olijfbomen, de  behandeling van wijnstronken, het persen van olie, en de bevruchting van dadelpalmen, worden nu nog in praktijk gebracht.

De pottenbaksters  van Sejnane werken nog net zo als in de Punische tijd, terwijl het platte, dagelijks door kinderen langs de weg aangeboden Tabona-brood, volgens  Punisch  recept  wordt bereid. In  het  museum  in  Kerkouane  is  zo'n Punische broodoven te zien. Ook de granaatappel, die op veel grafstenen staat afgebeeld, hebben zij geïntroduceerd, de Romeinen zullen later spreken over de 'Punische' appel. De veestapel en de bijenteelt werd ook niet vergeten. Typisch is dat net zoals in de islam, het de Feniciërs verboden was varkensvlees te eten. Koeien, schapen en paarden werden gefokt alsmede olifanten. Deze olifanten  waren  door  de  klimaatverandering  weliswaar  niet   zo  sterk  als  hun  soortgenoten in Centraal-Afrika, maar  later  in de geschiedenis zal de grote veldheer Hannibal toch met hen zijn barre tocht over de Alpen aandurven.

Echter, de  Feniciërs  zijn  het  meest  bekend geworden door de purpervloeistof, die zij uit Murexschelpen trokken, waarmee heel wat koninklijke gewaden zijn geverfd.

 

De  eerste  belagers van de Feniciërs zouden inderdaad de Grieken zijn, wat Carthago op het verlies van een gedeelte van Sicilië komt te staan. Maar een veel grotere  vijand  zou Rome worden, met wie Carthago lang op goede voet had geleefd maar dat zich zorgen begint te maken over de bewegingen van Carthago: er  groeit  een  spanningsveld, Europa en  Afrika tasten elkaar  af, twee  elektrisch  geladen wolken...Twee grootmachten van  totaal  verschillende  aard   staan tegenover elkaar:

-   Carthago met  een  eeuwenlange  maritieme  ervaring, maar  in  het  geheel geen eigen leger. Het zou dus met huurlingen moeten werken: zonder militaire  traditie, zonder discipline, gespeend van vaderlandsliefde en vlot geneigd tot rebellie en desertie...

-   Rome totaal geen ervaring op zee, maar  een  uitstekend  opgeleid leger, vol toewijding en nationaliteitsgevoel. Het geluks peelt Rome in  de kaart:  

    er spoelt   een  vijandelijke  galei  aan. Dit   zal  dienen  tot  model voor  de  Romeinse  ingenieurs en  weldra  wordt er  hard  gewerkt  op  de werven.  Slaven

    worden      opgeleid tot     bekwame  roeiers   en   binnen   twee   maanden   tijd  beschikt   Rome  over   125 galeien. De   boten   worden  voorzien  van  een   

    uitklapbare  loopplank,  die  op het vijandige schip kan worden neergelaten, via welke hun befaamde infanterie kan enteren... Een geniale vondst.

 

 De aanleiding tot de eerste blikseminslag heeft een Grieks tintje. Huurlingen van de inmiddels overleden Griekse legeraanvoerder Agathocles stichten  een     klein zeeroverstaatje op Sicilië, een gedeelte van hen vraagt bescherming van Rome, het andere gedeelte richt zich tot Carthago en dat betekent  de vlam in     de pan.

 

264 - 241 v. Chr.: Eerste Punische oorlog

De  eerste  zeeslag  wordt wonderbaarlijk genoeg een  overwinning  voor  de  Romeinen, 50 van de 130 schepen van de Carthagers  worden verwoest, de rest slaat, volkomen  in de war gebracht door dit vreemde oorlogstuig op de vlucht... Rome besluit verder te gaan en de vijand op eigen gebied aan te vallen. Onder aanvoering  van  Regulus  landen  de troepen in de buurt  van het  huidige Kelibia, gaan  plunderend naar  het  noorden en  bezetten Tunis, onderweg  worden 20.000  krijgsgevangenen  gemaakt  die  als  slaven  naar  Rome worden getransporteerd. Carthago  wil onderhandelen maar Rome stelt zulke extreem hoge eisen o.a. het afstand  doen  van  Sardinië  en Sicilië, dat Carthago weigert en de  strijd weer  opneemt. Onder leiding van de Griekse huurling Xantippe, in wie Carthago  volledig  vertrouwen heeft, trekken 15.000 huursoldaten, 3.000 ruiters en  100 strijdolifanten  richting  Tunis. Er  ontstaat  paniek onder de Romeinse soldaten, vooral ook onder de paarden die doodsbenauwd voor die olifanten zijn. Duizenden soldaten sneuvelen, en tijdens de haastige terugtocht van de rest van het Romeinse leger steekt er  een enorme storm op, tijdens welke vele boten met man en muis vergaan. Een geweldige overwinning voor Carthago. Maar Rome geeft  zijn  doel: het bezit  van Sicilië niet op. Met financiële  steun van de burgers wordt het leger weer op krachten gebracht. De staatskas van Carthago daarentegen  is  bijna  leeg en  de huurlingen beginnen opstandig te worden omdat  zij nog geen soldij ontvangen hebben. Hierdoor weet Rome in 241 v. Chr. een definitief einde  aan  de 1ste Punische oorlog te maken door de Carthagers bij  de Aegatische  eilanden te verslaan. De vrede  wordt getekend en als prijs daarvoor moet Carthago zijn gedeelte van Sicilië aan Rome afstaan.

 

240- 237 v. Chr.: Oorlog van de huurlingen tegen Carthago

Dit  was  de volgende  klap  die Carthago te verwerken kreeg. Het had na de vredesondertekening alle huursoldaten naar El Kef gestuurd met de belofte dat ze daar hun  soldij  zouden  ontvangen en dan naar huis konden terugkeren. Maar wat  er kwam, geen soldij. De onrust onder de huurlingen groeide, sloeg om in woede, en  geholpen  door duizenden  berbers  trekken  zij  muitend op naar Tunis. Deze strijd zou drie jaar duren, waarna Carthago er eindelijk in slaagde de huurlingen richting  Sardinië te verdrijven. Daar beginnen zij ook  onrust te zaaien, en  worden door de inwoners van het eiland verdreven, waarna zij Rome om bescherming vragen. Carthago  maakt  intussen  zijn  vloot  gereed om de controle over Sardinië weer op te nemen, Rome  ziet  dit  als  een oorlogsbeweging, verklaart wederom de oorlog, en Carthago, te zwak geworden om te reageren, moet nu ook afstand doen van Sardinië en Corsica...

Carthago  wil  de  zware  verliezen  compenseren  en  stuurt  een  belangrijke  veldheer  uit  de  1ste  Punische  oorlog: HAMILKAR naar  Spanje om een nieuvv koloniaal rijk op te bouwen. Hamilkar  neemt zijn  9 jaar oude zoontje mee, nadat deze eerst zijn vader heeft moeten  beloven zich nooit aan de Romeinen over te geven. Dat  zoontje was... HANNIBAL. Hun veroveringstocht  loopt voorspoedig, de zilvermijnen van Morena en Tartessos worden met succes geëxploiteerd, en hetzelfde jaar  nog worden enorme hoeveelheden  zilver naar Carthago getransporteerd. Tijdens een van de veroveringstochten raakt Hamilkar gewond, en verdrinkt  tijdens een  vluchtpoging. Zijn  schoonzoon  Hasdrubal  volgt  hem op, en laat een  geweldige  nieuwe  stad bouwen: Carthagena,  ofwel: het  nieuwe Carthago.

 

Hij sluit met  Rome, dat zich  zorgen maakt om de expansie  van  het Carthaagse rijk het  Ebroverdrag, waarin Saguntum aan de Romeinen wordt toegewezen. De handel  gaat  goed, de  landerijen  worden  bewerkt, kortom  de  toekomst  ziet  er weer zonnig uit voor Carthago. 

Na  de  dood van Hasdrubal  wordt de dan 25-jarige Hannibal zijn opvolger. En deze zal alles in het  werk  stellen om  de  belofte, eens aan  zijn  vader gedaan, gestand te houden, n.l. de overwinning  op Rome te behalen. Zijn inname van de stad Saguntum wordt dan ook de aanleiding tot de tweede Punische oorlog.

219 - 201 v. Chr.: Tweede Punische oorlog

Rome  was  er  zich  echter  niet van bewust het grootste militaire genie aller tijden tegenover zich te krijgen. Met 50.000 man, 12.000 ruiters en 37 olifanten zal Hannibal de  barre  tocht  over de  Pyreneeën en de Alpen ondernemen. Veel van zijn manschappen, gewend  aan  een zonnig klimaat zullen  alleen  al van de koude sterven. Met  minder  dan  de helft  van zijn manschappen, en maar een olifant zal hij de dalen bereiken, zelf na een opgelopen oogaandoening het licht uit één oog missend. Maar het moreel van de soldaten blijft goed en hun vertrouwen in Hannibal is groot.

In 218  worden  de Romeinse troepen bij de Ticinus en de Trebia.twee zijrivieren van de Po verslagen, in 217 behaalt Hannibal de volgende overwinning bij het Trasimeense meer,  in  216  volgt  de slag bij  het  Cannaemeer. De weg  naar  Rome  ligt  nu  voor  Hannibal open, maar... hij gaat niet die richting op, hij zakt, waarschijnlijk omdat  hij de troepensterkte  in Rome sterk  overschat, af naar Capua in het zuidwesten om daar te wachten op de steun van de troepen van zijn broer Hasdrubal (een veel voorkomende Carthaagse naam), die  hem vanuit  Andalusië zou komen versterken. Het mocht niet zo zijn, in 207 wordt Hasdrubal, al zo dicht  zijn broer genaderd, ten  noorden  van  Ancona  verslagen en gedood... Zijn afgehouwen  hoofd laat de Romeinse commandant in Hannibals kamp werpen.

Hierna besluit Rome zelf tot de aanval  op Carthago over te gaan. De leiding van de expeditie wordt in handen  gegeven van de 30-jarige PC. Scipio, die na zijn tocht de bijnaam 'Africanus' krijgt.

 

204 v. Chr.: Landing van Scipio en zijn leger dicht bij Utica

Zoals  Hannibal in Italië geprobeerd  had  onrust te zaaien onder het volk, zo probeert nu Scipio de bevolking op te hitsen tegen Carthago. Hij vindt een gewillig oor bij berbervorst Massinissa, een door liefdesverdriet  verbitterd man, die  eens verloofd  was met  de dochter van Hasdrubal: de mooie Sophonisbe. Omdat deze liefdesgeschiedenis  bepalend  is  geweest  voor  de  goede  afloop  van  de  oorlog  voor  de  Romeinen  wil  ik  u  dit verhaal niet onthouden: er was een landstreek, ongeveer overeenkomend met het huidige  Zuid-Tunesië en  Algerije, die Numidia  werd  genoemd en  door  berbers werd bewoond. Ten tijde van Hannibal waren er twee vorsten: Massinissa van Oost-Numidia en Syphax van West-Numidia en beiden probeerden hun invloed te vergroten. De Numidische ruiters stonden wijd en zijd bekend; zij  waren  gewilde  huursoldaten. Samen met  zijn  toekomstige schoonvader Hasdrubal was Massinissa in Spanje tegen de Romeinen ten strijde getrokken. Dan wordt Syphax verliefd op Sophonisbe, en op voorwaarde dat hij niet over zal lopen naar het Romeinse kamp, wordt de arme  Sophonisbe  aan  hem  uitgehuwelijkt. Uit  wraak  laat  Massinissa  dan  aan  Scipio  weten  dat  deze  op  zijn  steun  kan  rekenen.  Dit  verraad  van  de Numidische vorst zou de redding van Rome gaan betekenen. De verwoestende veldtochten beginnen, legerkampen worden in brand gestoken, Syphax vlucht, maar  ter  hoogte  van  Bulla Regia  wordt  hij  door  de  Romeinse  strijdkrachten  ingerekend. Massinissa  kan  nu  eindelijk   zijn  Sophonisbe  trouwen, maar Sophonisbe, niet van plan om zich aan de Romeinen over te geven, drinkt een beker gif en zal als een heroïsche koningin sterven.

Hannibal, die  nog steeds  in  Italië  was, wordt  op  de  hoogte  gebracht   van  de   moeilijke situatie van  Carthago, en besluit terug te keren. In 203 landt  hij in Hadrumet, het  huidige   Sousse, maar   zijn  troepen   zijn  vermoeid, en  de  cavalerie  enorm   uitgedund. In  drie dagen tijd wordt de strijd  beslist   bij Zamaa, dat  ergens  in  de  buurt  van  het  huidige  Siliana  moet hebben gelegen. Het was de eerste, maar ook laatste nederlaag van Hannibal, de laatste tegenstand van Carthago was gebroken, Rome was heer en  meester, Carthago moet zijn hele vloot afgeven, en zal nooit meer zonder toestemming van Rome oorlog mogen voeren.

 

Met grote energie en  bekwaamheid  werken  de  Carthagers aan het herstel van hun  economie door  zich te specialiseren op agrarische producten. Hannibal heeft  daar  met  zijn  werkloze soldaten  een groot  aandeel in gehad. Hem  werd  opgedragen  de  exploitatie  van de landbouw te organiseren, er werden o.a. duizenden olijfbomen  geplant, en het volk was zo trots op hem, dat hij tot suffeet (hoogste gezagsdrager)  werd uitgeroepen. Zijn sociale instelling keerde zich tegen  de  voorrechten  die de  aristocratische  families  ten deel vielen, en  toen  hij hiertegen maatregelen wilde gaan treffen stootte hij op zoveel onbegrip en haat van de kapitalistische families dat hij vrouw en kinderen  verliet om  nooit meer terug te keren naar zijn land. Hij wilde de strijd echter nog niet opgeven en zwierf van land tot land om steun tegen Rome te krijgen. Als Rome dan om zijn uitlevering vraagt grijpt hij naar de gifbeker. In hetzelfde jaar (183 v, Chr.) is  ook Scipio in ballingschap gestorven. De laatste had in zijn grafsteen laten beitelen: '0, ondankbaar vaderland, mijn beenderen zul je niet hebben'. Dit  zouden  ook de  woorden  van  Hannibal  geweest  kunnen  zijn. Intussen  weet   de  berbervorst  Massinissa  beetje  bij  beetje  zijn  vorstendom   te  vergroten,  waarop  de Carthagers noodgedwongen, ter zelfverdediging, de wapens tegen Massinissa opnemen. Dit zou de aanleiding worden van de derde Punische oorlog.

 

149 -146 v. Chr.: Derde Punische oorlog

Hadden  de  Carthagers  aan  het einde van de 2e Punische oorlog immers niet moeten beloven nooit meer oorlog te voeren zonder toestemming van Rome? Utica kiest de zijde van Rome, en Carthago, dat alleen maar vrede wil met Rome, vraagt onderhandelingen aan. Deze  vinden  plaats in het nieuwe Romeinse kampement van Utica.

Eerste eis: 'U wilt  vrede, dus   u  hebt   geen  w apens  meer  nodig, lever  deze  daarom  allemaal   in.' Carthago  willigt  deze  eis in  en duizenden harnassen,                       speren  worden aan de Romeinen overgedragen.

Tweede eis: Trek u terug uit Carthago, u kunt zich vestigen waar u wilt, als het maar op minimaal 11 km. van de zee is, want Carthago moet verwoest worden'.

De  Carthagers  staan  als  vastgenageld  aan  de grond. Hun stad verwoest worden? Hun Carthago met zijn 700.000 inwoners, zijn paleizen, zijn tempels met vergulde daken, zijn havens en al zijn rijkdommen? Dat nooit!

De Carthagers  bereiden  zich binnen  hun muren  voor  op  een langdurig beleg, dat  drie  jaar  zal  duren. Er  wordt  manmoedig  gevochten, maar  het  is  een ongelijke strijd. De  stad  wordt  tot   in  alle hoeken  door  de  Romeinen  geplunderd  en in brand gestoken. Niet meer dan 50.000 inwoners hebben de oorlog overleefd. De Carthaagse  aanvoerder Hasdrubal verschanst zich met zijn overgebleven manschappen en zijn gezin in de tempel van Eschmun, die zich op de top  van  de  heuvel van Byrsa  bevindt  en  een  bijna onneembare  vesteging is. Slechts één van hen zou zijn land ontrouw worden, en dat was Hasdrubal zelf. Hij werpt  zich  met  een olijftak  in  de  hand  op de knieen voor de Romeinse aanvoerder Scipio Aemilianus. De achtergeblevenen, teleurgesteld  en verbitterd door de lafheid van Hasdrubal, werpen zich allen, ook de vrouw van Hasdrubal en haar twee kinderen in de vuurzee van de brandende tempel.

Op last van de Senaat wordt op de overblijfselen van Carthago een dikke laag zout gestrooid om het land voor eeuwig onvruchtbaar te maken.

Eindelijk  was  de  wens van de inmiddels  overleden Romeinse magistraat Cato in vervulling gegaan. Had  hij  niet  iedere toespraak  in  de Senaat, over welk onderwerp dan ook, besloten met de beroemde woorden:

'Ceterum censeo Carthaginum esse delendam' (En overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden).

 

Kunst en cultuur van de Feniciërs

Laten  we  vooropstellen  dat  dit  een  oosters volk was, en dat de nakomelingen van Dido dit in hun gedrag en geestelijk leven ook altijd gebleven zijn. Welnu, deze  oosterlingen  kenden  geen  'kunst  om  de kunst'. Voor  hen  is  het  leven  zelf  het  kunstwerk  en zij  hebben er geen enkele behoefte aan zich in andere kunstvormen te  uiten, wel zullen  zij het  nuttige met het aangename verenigen. De oosterling steekt het  bosje  jasmijn achter zijn oor, de westerling  zet het in een vaasje...

Wat weten we nu van de cultuur van de Feniciërs? Is er van hen nog iets te zien in Tunesië?

Al zijn de Romeinen zeer grondig te werk gegaan met hun vernielingen:

één  stad  is redelijk  overeind  gebleven  en  dat  is  Kerkouane in de Cap Bon, voor archeologen het neusje van de zalm. Pas in 1952 is het bestaan van deze stad ontdekt door de niets vermoedende Franse archeoloog Charles Saumagne, een verwoed visser, die heerlijk over zijn dobber zat weg te dromen, toen zijn aandacht  ineens  getrokken  werd  door  wat  potscherven. Bij  nader  onderzoek  van  deze  vondst  kwam   hij  tot  de conclusie, dat hij hier te maken had met kunstnijverheid  uit  de  tijd  voor  de  Romeinen. Dit  was  het  begin  van het blootleggen van Kerkouane, dat vroeger Tamezrat heette. We krijgen hierdoor een redelijk  beeld  van  het  leven  van  de  aristocratie  van Carthago:  brede straten, huizen met een oosterse indeling zoals we die nu nog in de Arabische huizen zien, te  weten: een  binnenplein  met  daar  omheen  de  andere  vertrekken. leder huis had zijn eigen badkamer, terrazzo vloeren en een intelligent ontworpen waterleidingsysteem. Maar  ook  buiten  de  stad  geven  de  haven en de begraafplaatsen veel informatie, alsmede de werkplaats waar uit murex-schelpen de purperrode vloeistof werd getrokken, waar zij zo'n vermaardheid mee verwierven.

De religie  van  de Feniciërs  was een geloof in sterk verband met de natuur en natuurverschijnselen. Zij personifieerden de krachten van de natuur, de zon, de hemellichamen  en  verhieven  hen  tot  goden. De  mannelijke  goden  werden Baal genoemd, de vrouwelijke Astarte. Tanit was hun belangrijkste godin, haar symbool  zien  we  o.a. in een  van  de  vloeren van Kerkouane: een horizontale  streep  boven  een  driehoek  met  daarboven een cirkeltje, als een gestileerde persoon  die  zijn  armen  uitstrekt. Tegenslagen  werden  gezien  als de toorn van  de  goden. Een  diepgeworteld  religieus gevoel, en  een onvoorwaardelijke onderwerping aan de wil van de goden moet de verklaring zijn van hun kinderoffers.

Nu waren kinderoffers in die tijd niets nieuws. Werd aan Abraham al niet gevraagd zijn zoon Isaac te offeren, om daardoor te getuigen van zijn rotsvaste geloof in God? Offerde Agamemnon niet zijn dochter Efigeneia  om te verkrijgen dat er een gunstige wind voor zijn vloot zou opsteken? Ook de joden hebben tot in de 7e eeuw v. Chr. in het Tophet van Ben Hinnoun, dicht bij Jeruzalem, hun kinderen geofferd.

Tijden van  tegenslagen  of  rampen  zoals  besmettelijke ziekten,  slechte oogst, tekort aan regen, waren  steeds  reden om  kinderoffers te brengen. Toen  de Griekse  legeraanvoerder  Agathokles  de  stad  Carthago  bedreigde, schreven  de  bewoners  dit  toe  aan hun onachtzaamheid jegens de goden. In een dag werden  toen  500  kinderen  geofferd  om  de  goden  welgevallig te zijn. De Franse schrijver Flaubert heeft hierover hartverscheurende, maar niet altijd met de waarheid  strokende  verhalen geschreven. Hij vertelt o.a. over gillende kleuters, die aan de hand van hun moeders naar het bronzen monster van God Moloch werden  gesleept,  die  met  zijn  lange  ronddraaiende  armen de kinderen in de vuurmassa liet verdwijnen! Ten onrechte, er is nooit een God Moloch vereerd, hier is sprake van een verkeerde interpretatie van het woord Molk, dat menselijk slachtoffer betekent. Tevens is bewezen  dat er nooit kinderen, ouder dan  zes maanden  zijn  geofferd. Men was niet altijd even eerlijk tegen de goden: rijke mensen kochten een kind van de armen en offerden dat  in plaats van hun eigen kind.

De as van  de slachtoffertjes werd  in  urnen gedaan, vaak gesierd met een kleine grafsteen. Dit  stapelwerk van  urnen  wordt  Tophet  genoemd. In Carthago- Salamboo kunt u nog zo'n in redelijke staat verkerende Tophet bekijken. Wat de gewone dodencultus betrof: de Feniciërs geloofden in een lange reis naar het eeuwige leven, en gaven hun overledenen een 'reisuitzet' mee van zes basisstukken: een olielamp op een schoteltje, twee wijnkruikjes en twee grote  kruiken. Archeologen hebben resten gevonden van  drank, amandelschillen,  schapenboutjes  en visgraten. Dat deze gaven vooral symbolisch bedoeld waren blijkt uit het  feit  dat  er  'namaak' koekjes en fruit  gevonden zijn, vervaardigd  uit  aardewerk en  mooi  beschilderd. Ook  zijn  er  sieraden  gevonden  en  veel make-up artikelen zoals flesjes parfum, geurende oliën, mascara en spiegeltjes, om de vrouw zo mooi mogelijk in het hiernamaals te laten arriveren.

 

Heel apart zijn tevens de kleine, van geperst glas gemaakte, veelkleurige  maskertjes met karikaturale  gezichtsuitdrukkingen, die de geesten zouden  moeten afschrikken, alsmede  de intaglio's, minutieus hol uitgesneden edel- of  halfedelstenen, waarvan de  prachtige voorstellingen vaak alleen maar met  een  loep goed waar te nemen zijn. Het procédé  van  de  intaglio's  is  tegengesteld aan dat van de ons beter bekende came. In het museum van Bardo zijn exemplaren daarvan  te  bekijken. Ook  zien  we  in  het  Bardomuseum  veel  gebruiksvoorwerpen  van  de  Feniciërs, die een goed beeld geven van hun levenswijze: geen kunstvoorwerpen maken waar je niets mee kunt doen, maarwel een kunstzinnige ziel geven aan de objecten, zij het dan dat zij niet altijd even origineel zijn  en veel Egyptische en Hellenistische invloeden te zien geven. Maar is het niet leuk wanneer men ziet dat een aardewerk  koetje een babyflesje blijkt te zijn  en  het hoofd van een godin een parfumbrander? Meer verfijnde gebruiksartikelen werden vanuit Griekenland geïmporteerd.

In  Dougga  staat  het  enige goed  geconserveerde  monument  uit de Punische tijd: het is het mausoleum van  de berbervorst Atebanen droeg een tweetalige Libisch-Punische  inscriptie. In  1842  werd  deze  inscriptie  door  Consul Sir Thomas Read mee naar Engeland genomen onder het mom het schrift te willen ontcijferen, maar Dougga heeft de steen nooit meer terug gezien, die prijkt nu in het British Museum. 

Wist u dat Feniciërs ons het alfabet  gebracht  hebben, zij het dan zonder klinkers?

 

DE ROMEINEN

 

Het  Romeinse  rijk  zal  stand  houden van  de  2e eeuw v. Chr. tot de 5e eeuw na Chr. maar aanvankelijk is er geen enkele actie in het land te bespeuren. Het gevoel, dat door de verwoesting van Carthago de veiligheid van Italië en Sicilië is zeker gesteld, schijnt een zo grote  voldoening te geven dat aan kolonialisatie van dit gebied nog niet gedacht wordt.

In 111 v. Chr. worden  zij  echter gedwongen tot actie over te gaan. De Numidische koning Yughurta, kleinzoon van Massinissa, aan wiens hulp Rome de zege op Carthago te danken had, ziet geen reden om Rome verder te steunen. Integendeel, hij probeert zijn rijk,''dat zich van het Westen van de Romeinse grens tot ver in Algerije uitstrekt  te vergroten. Het wordt  een  harde, zes jaar durende  oorlog die uiteindelijk door  de Romeinen wordt gewonnen. Geringe  aanzetten tot kolonialisatie  worden  gegeven, maar  vanwege  de  interne  moeilijkheden  in  het  land, zoals  de burgeroorlog van Caesar tegen Pompeius, biedt de Senaat steeds tegenwerking. Pas na de definitieve overwinning van Caesar in 46 v. Chr. wordt de kolonialisatie op grote schaal aangepakt, om onder keizer Augustus het hoogtepunt te bereiken. Reeds bestaande steden krijgen een groot aantal Romeinse inwoners, veel nieuwe steden rijzen als paddestoelen uit  de  grond. De Punische  en  Numidische bevolking  conformeert  zich volkomen aan het Romeinse Rijk en krijgt het Romeinse burgerrecht, waardoor zij belastingplichtig worden. Waren tijdens de Punische oorlogen de landerijen verwoest of wel verwaarloosd, nu wordt met  veel  energie  gewerkt om de  vruchtbaarheid van  het land te benutten. Tunesië zal in korte tijd de korenschuur van Rome worden. Schepen  varen  vanaf  Sousse, Utica en  Carthago naar Rome,  volgeladen   met graan. Andere schepen brengen hout naar Rome, waarmee de thermen verwarmd worden, en ook wilde dieren zoals leeuwen, beren en panters worden naar Italië verscheept om daar de festiviteiten in de arena's op te luisteren...

Het wegennet wordt uitgebreid en er worden enorme aquaducten gebouwd. De Latinisatie gaat snel, vooral in de steden, kinderen krijgen  Romeinse namen, een  Romeinse  opvoeding en weldra zal er geen onderscheid meer zijn  tussen  overwinnaars en overwonnenen. De grote bloei  weerspiegelt zich ook in het geestelijk leven: Cicero, Vergilius, Horatius, Ovidius, Tacitus...

Maar ook de autochtone bevolking heeft briljante geesten geleverd: zoals de Heilige Augustinus (vooral bekend om zijn 'belijdenissen'), Tertullianus, de eerste grote verdediger van de christelijke kerk, en keizerdichter Septimius-Severus, zij allen waren van berberafkomst.

De   enorme  kapitalen  die  worden  verdiend  worden  voornamelijk  ter  verfraaiing  van  de  steden  gebruikt, hetgeen  op  de  lange  duur de uitholling van de economie zal gaan betekenen en onrust brengt in het land, die zal toenemen met de komst van het Christendom, 17 juli 200 jaar na Chr. zal  er voor de eerste keer op Afrikaanse bodem christenbloed vloeien. Twaalf mannen en vijf vrouwen belijden openlijk hun christen zijn, en zullen deze moed met de dood moeten bekopen. Weinig  later sterven twee vrouwen voor  Christus: de slavin Felicita, die acht maanden  in verwachting is, en de  adellijke jonge vrouw  Perpetua met haar baby op de arm worden in de arena voor de wilde beesten gegooid.

238 v. Chr.: opstand in Thysdrus (El Jem). Rebellen  voeren  de 80 jaar oude, zeer populaire stadhouder   Gordianus naar  het immense  amfitheater, waar  hij door  een enthousiaste menigte wordt  ontvangen en tot antikeizer wordt  uitgeroepen. Het nieuws verbreidt   zich snel, de onlusten nemen  toe, overal  worden beelden van de  keizer omvergetrokken, en  Gordianus maakt een triomfale entree in Carthago. Tegenacties  blijven niet uit, tijdens  een van deze  acties wordt de zoon van Gordianus gedood. Overmand  door verdriet pleegt de  oude man zelfmoord. De eerste verschijnselen  van anarchie kunnen  niet de  kop  worden ingedrukt, de  autoriteit verliest   zijn macht en kracht, het leger  gaat bevelen  in plaats van  gehoorzamen. Het verval  van het Romeinse Rijk  is in zicht, en  van deze situatie profiteren de Vandalen.

 

Kunst en cultuur van de Romeinen

Helaas hebben de Arabieren in de 7e eeuw zo grondig alle steden van de Romeinen verwoest, en de materialen weggesleept om daar hun eigen  moskeeën mee op te trekken, dat er maar een schaduw te zien valt van het eens zo rijke Romeinse leven. De steden echter die nooit of slechts tijdelijk door de Arabieren werden bezocht, geven ons nog een redelijk beeld uit die tijd, zoals: Sbeitia, Dougga, Makthar, Bulla Regia en Thurburbo Majus.

De steden werden steeds volgens eenzelfde plan gebouwd. Bij de  stadsingang werd ter  ere van de keizer een triomfboog  gebouwd, middelpunt van de stad was  het  marktplein: forum  genaamd. Daar   omheen  het  Capitool, tempel  van  de oppergod Jupiter, en de  godinnen Juno  en  Minerva, en verder: theaters, thermen  en  andere tempels. Op enige  afstand  van het forum werden  de woonwijken  gebouwd. Veel pleinen  waren versierd  met  marmeren  beelden  van keizers, goden en  godinnen en er werden  prachtige fonteinen gebouwd, die het  water ontvingen via ingenieus gebouwde  aquaducten.Tot  vermaak  van  het publiek   werden  grote amfitheaters  gebouwd, waar wagenspelen  werden gehouden en toneelstukken werden  opgevoerd, maar die  helaas ten tijde van de christenvervolgingen ook vreselijke martelingen te zien gaven.

De mooiste  erfstukken  die de Romeinen  aan de Tunesiërs hebben  nagelaten zijn  wel de mozaïeken (een  Arabier  spreekt van: fusaifuse) die  dienden  als wand- of  vloerversiering. Wist  u  dat  het  Bardomuseum  de grootste  collectie mozaïeken  ter  wereld heeft? Voor  de meest eenvoudige uitvoeringen werden kiezelsteentjes  gebruikt, voor  de  fraaiere  dobbelsteentjes  of  stiftjes  van  kleurig  marmer of glas. Die mozaïeken vertellen ons heel veel over het dagelijkse leven: jacht- en vistaferelen, fauna en flora, landbouw, oogst, maar ook liefde en romantiek en veel mythologische voorstellingen.

Men  kan  zich  afvragen  hoe  het  mogelijk  is dat  veel  van  deze mozaïeken de tand des tijd zo goed hebben doorstaan. Welnu, na de intensieve vernielingen bleven de restanten van de stad, onder een dikke laag stof, achter. Daarbij zorgde het droge klimaat dat de door stof bedekte 'tapijten' niet aangetast werden.

DE VANDALEN

 

De  Vandalen  waren  een  groep  Germaanse  stammen. Tijdens  de grote  landverhuizing belandden zij in Spanje, waar zij Vandalusië, het huidige Andalusië stichtten, en  waar  zij ongeveer twintig jaar  gewoond  hebben. Zij  waren  aanhangers  van  het  Arianisme, een  afscheiding  van  de  christelijke  leer,  die  de goddelijkheid van Christus loochende.

 

439  n. Chr.: Binnenkomst  van de  Vandalen in Noord-Afrika onder leiding van Geiserik. Ditmaal dus geen leger maar een heel volk; vrouwen, kinderen en vee, in  totaal  80.000 personen, die in in Andalusië buit gemaakte vissersbootjes binnen een maand in pendeldienst overgebracht werden naar het beloofde land: de  graanschuur  van  Noord-Afrika.  Geiserik: een  kleine, weinig  spraakzame  man, mank ten gevolge van een val van zijn paard, kortom op het eerste gezicht weinig  indruk  makend, blijkt  een  van  de  scherpzinnigste  mensen van zijn tijd te zijn en bovendien onstuitbaar actief. De verovering van het land verloopt vrij snel, en  zelfs  Carthago biedt nagenoeg geen weerstand. Als overtuigd Ariër vindt hij in de orthodoxe christenen zijn grootste tegenstanders, zowel politiek als religieus. Vooral  zij  zullen  dan  ook  zijn  slachtoffers  worden. Hun kerken worden vernield en hun eigendommen geplunderd. De primaat van Afrika, de oude Quodvultdeus, een  grote  vriend  van  de  Heilige  Augustinus, wordt  met  zijn hele  clerus gearresteerd, en in wankele bootjes de zee ingedreven... zij hebben echter het geluk aan de Italiaanse kust, ergens in de buurt van Napels aan te spoelen...

De rest van de bevolking wordt echter niet echt onderdrukt. Zij moeten wel al hun wapens inleveren, maar behouden hun vrijheid en hun rechten en vooral ook omdat zij weinig  belasting  hoefden  te  betalen  waren  zij  zelfs  blij onder het juk van de Romeinen uit te zijn. Alle verdedigingswerken, behalve de muren van Carthago, worden gesloopt om te voorkomen dat de Romeinen bij een eventuele tegenaanval van deze bolwerken gebruik kunnen maken.

Geiserik is onstuitbaar  en steekt  met zijn mannen over  naar Rome. Zij weten  de stad  veertien dagen bezet te  houden en slepen  alle  kunstschatten  die  ze maar te pakken kunnen krijgen naar hun schepen: beelden, vazen, kunstschatten uit de paleizen tot het gouden  dak van de tempel van Jupiter toe. Duizenden jonge patriciers worden als slaaf meegenomen, ook keizerin Eudoxie en haar twee dochters...

Wie  gijzelt  er  nu een keizerin?!  Welnu haar man, keizer Valentinianus de derde was vermoord door een zekere Maximus, welke  na deze daad de keizerin tot vrouw en één  van haar  dochters  tot  schoondochter opeiste. Waarschijnlijk heeft Eudoxie zelf de hulp van Geiserik ingeroepen. Zijn zoon Hunerik zal met één van haar  dochters trouwen, terwiji de keizerin  en haar andere dochter later naar Constantinopel gebracht worden. En zo zal Geiserik  ieder jaar in het voorjaar een bataljon op plundertocht sturen naar de kusten van Italië, Sardinië, Sicilië, of Corsica.

Puritein als  hij is, wil hij zijn volk beschermen tegen  het losbandige leven  van de Romeinen, en  neemt daarvoor  rigoureuze maatregelen. Zo  laat  hij  b.v. de hele wijk van de tempel van Celestis, bekend om zijn prostitutie, afbreken.

 

25-1-477: dood  van  Geiserik na  een regeringsperiode van vijftig jaar. Hij zou  de  geschiedenis  ingaan  als  een van  de  meest  opmerkelijke  figuren van de Afrikaanse geschiedenis. Terecht zijn zijn wreedheden tegenover de christenen hem verweten maar toch mag gezegd worden dat na de periode  van anarchie tijdens het  verval van het  Romeinse Rijk, men tijdens het  bewind van Geiserik  zelfs van  een periode  van rust kan spreken. De  eenvoudige burgers hebben weinig van hem te duchten gehad, zijn woede was immers gericht tegen de stedelijke christenen, die ook de meeste belasting moesten betalen.

Men  moet  ook niet vergeten, dat  de Vandalen  nog ver af stonden van de beschaving  van  de Grieken en Romeinen. Zowel  de Byzantijnen  als  de  Arabieren zullen zich later in hun strijd voor het geloof zeker niet minder vandalistisch opstellen.

 

DE BYZANTIJNEN

 

De  opvolger van Geiserik was zijn oudste zoon  Hunerik, die een veel  wreder karakter had. Toen de patriarch  van Carthago hem smeekte  wat humaner op te treden, werd   deze  op  bevel  van  Hunerik  levend  verbrand. Ook   zijn  twee opvolgers  weten  niet veel respect  af te dwingen  en  daar  profiteert  een andere machthebber van: Justinianus, de grote  keizer van het Oost-Romeinse rijk, in Byzantium gevestigd, die er al lang van droomde het Romeinse Rijk in zijn  volle glorie te herstellen. Onder  leiding van de  succesvolle generaal  Belisarius landen de Byzantijnse troepen  op 22 sept. 433 op Ras Kaboudia (even ten zuiden van het huidige Mahdia). Zonder  veel  tegenstand  te  ontmoeten  maakt  Belisarius  te  paard  zijn  triomfantelijke  entree  in  Carthago,  waar  hij  in  naam van Justinianus de troon bestijgt. Hoe is het mogelijk dat de Vandalen niet meer verzet boden? Welnu de discipline onder de Vandalen was  danig afgezwakt, veel mannen  waren  omgekomen  tijdens  één  van  de  strooptochten, of  tengevolge  van  het warme klimaat waar zij niet aan gewend waren, en degenen die het overleefd  hadden  leken  in  niets  meer  op  de  stoere  Germanen  die  ten  tijde  van  Geiserik  het  land  waren  binnengevallen. Zij  waren nu gekleed in met gouddraad gestikte zijden gewaden, droegen veel sieraden en genoten  van alle overvloed die het land hun bood. Het  enige wat zij deden toen de troepen van Belisarius het land binnen vielen, was dat zij zich, doodsbenauwd, in hun kerk verschansten.

Onmiddellijk  wordt  door de  Byzantijnen begonnen met  het opnieuw optrekken van de verdedigingswerken, die  de Vandalen hadden verwoest, gevolgd door een in een onwaarschijnlijk  hoog tempo  bouwen van  soortgelijke forten  overal in het binnenland, uit  angst voor  aanvallen  van de  berbers. Daarna  worden grote basilieken gebouwd, vaak op of om overblijfselen van de Romeinse tempels. Was de  angst van Belisarius voor de berbers terecht, het echte gevaar zou uit een andere hoek komen.

 

De kunst van de Byzantijnen

Ook de  Byzantijnen zouden nog mozaïeken maken, maar die vallen volledig  in het niet bij de Romeinse kunst: weg  speelsheid, weg gloedvolle kleuren, alles was  veel grover  en saaier  en bijna alleen toegepast  op grafstenen. Voor het bouwen  van hun  basilieken gebruikten de Byzantijnen  veelal  de overblijfselen van de Romeinse gebouwen, zij metselden hun  muren en pilaren om de bestaande  gestapelde bouwwerken van  de Romeinen, waarvan  nog resten te zien zijn in o.a. Carthago en El Kef.

 

DE ARABIEREN

 

622: Begin van  de  jaartelling  van de  islam

647: Eerste   Arabische  inval  in  Tunesië. 20.000   Arabieren  vallen  het   land  binnen,  veroveren  de  stad  Sufetula, het   huidige  Sbeitla,  vernielen  de stad, vermoorden de patriarch Gregorius, maar verdwijnen spoorslags, de stad achterlatend in de staat waarin hij nu nog verkeert. Dit was de eerste kennismaking met de strijders voor de islam. Twintig jaar later volgde een tweede inval, die op niet veel meer dan een razzia leek.

670: Vallen de  Arabieren  definitief  het land  binnen onder  leiding van Okaba  Ibn Nafi, die tot verbijstering van zijn manschappen midden in de kale vlakte  de stad Kairouan sticht.

De Byzantijnen  verweren  zich weliswaar, maar de berbers zijn veel heftiger in hun verzet. Eerst onder leiding van berbervorst Koceila, in een gevecht met hem wordt Okaba Ibn  Nafi in 683 gedood. Een  nog beroemder  verzetsstrijdster was de legendarische  berberprinses Kahena, die  met  haar  troepen twintig  jaar lang weerstand weet te bieden. Zij was ervan overtuigd, dat de Arabieren het land vanwege  zijn vruchtbaarheid  wilden veroveren, en besloot daarom  alles  te verwoesten: steden werden  vernield,  bossen  en  landerijen in brand  gestoken, het  zou een van de  meest grondige  verwoestingen aller  tijden  worden. De meest  heldhaftige  verhalen  doen over haar de ronde. Zo zou zij zich met haar manschappen verschanst hebben in het amfitheater van El Jem, van waaruit zij een onderaardse gang naar  Salakta  liet graven (aan de kust ten zuiden Mahdia) waar  vandaan  men  de bevoorrading van de troepen verzorgde. Tijdens een van de aanvallen van de Arabieren op het amfitheater, zouden deze bekogeld zijn met levende vissen, wat hen in  duivelse krachten van Kahena deed geloven, want hoe  komt men  in het binnenland aan levende vis? Nadat  zij het Colosseum  hadden  overmeesterd, ontdekten zij  de  gang  naar  Salakta...  Uiteindelijk worden  de   berbertroepen  toch  tot  capitulatie gedwongen en  met  de  dood  van Kahena sterft  ook het  berberverzet. Over  de  wijze waarop  deze  heldin  is gestorven  bestaan  meerdere  lezingen; op  haar  vlucht  zou  ze  in een put gestort zijn, terwijl anderen beweren dat zij bij Tabarka is gesneuveld, waarna haar hoofd door de Arabieren in triomf door het land gevoerd zou zijn...

Daarna gaat het met de islamisering en Arabisering vrij snel en het land krijgt de naam: Ifriqiya.

 

De eerste zelfstandige dynastie is die der Aghlabiden (800 - 909), genoemd naar Ibn  El Aghlab, die er in slaagt rust in het land te brengen, en verzoening  met de berbers. Het   zou  de  eerste  gouden  eeuw van Tunesië worden: bloei  van  de islam,  literatuur, en  architectuur. Overal worden  vestingen,  moskeeën en waterwerken gebouwd. Kairouan is dan het onbetwiste centrum van macht, geloof en wetenschap.

Maar zoals  het  Christendom  zijn schisma's  en  verschillende richtingen  kent, zo duiken ook meningsverschillen in de islam op. De grootste groep moslims waren  de soennieten, levend naar  traditie, de  soenna, van de profeet. Daar  tegenover  stonden  de Fatimiden, later  sji'iten  genaamd,  afstammelingen  van Fatima, de dochter van Mohammed en Ali, haar man en neef. Zij wilden alleen een wettige afstammeling van Mohammed als kalief erkennen. Na de dood van de derde kalief werd Ali inderdaad tot kalief gekozen, maar niet met algemene instemming. De weinig  ambitieuze, en  zeer vredelievende Ali zoekt  zijn heil  bij scheidsrechters en in compromissen, dit tot groot ongenoegen van enkelen van zijn zeer toegewijde volgelingen, die zich afscheiden en Kharijiten (zij die weg gaan) genoemd  zullen  worden. Het  zal  een  zeer  fanatieke sekte  worden  die er alles  voor over heeft om het geloof zuiver te houden. Door hen zal Ali in 661 vermoord worden. Terug naar de glorietijd van de Aghlabiden. Eens zeer eenvoudige, devote vorsten, gaan zij een steeds  luxueuzer leven  leiden  en  bouwen prachtige paleizen, niet in Kairouan, maar  een tiental kilometers  daarbuiten in  Raqqada. Wat was  daarvan de reden? Was het  uit  veiligheidsoverwegingen, was het uit verlangen naar privacy of was de oorzaak, zoals nu verteld wordt: de slapeloosheid, waaraan  één  der vorsten leed? De zuivere  lucht  in  Raqqada (dit betekent: zij, die in slaap doet vallen) liet deze vorst eindelijk een goede nachtrust genieten. Hoe het ook zij: de  onderdanen worden opstandig,  vooral ook door de drastische belastingverhogingen zonder welke dit luxe  leven niet mogelijk was. De laatste  Aghlabidenvorsten zullen het  land  vanuit Tunis  besturen, ver van het orthodoxe Kairouan en deze kans grepen de Fatimiden aan.

In 909 wordt  Kairouan  door de Fatimiden veroverd en zij stellen hun leider: Obeid Allah, de nieuwe imam voor, die kort daarna in alle moskeeën van Kairouan tot kalief wordt geproclameerd. Maar  wat het volk  niet weet: Obeid Allah, die  zich Mahdi - de recht (door Allah) geleide - laat  noemen, heeft het oog op  Egypte gericht, dat hij zo snel mogelijk voor de Fatimiden wil  veroveren. Hij begint daarom  met het zoeken naar een betere strategische ligging, en kiest daarvoor  de kuststrook, ver weg van de altijd opstandige berbers. Hier laat hij een prachtige stad bouwen: Mahdia.

 

909 -1048: Dynastie van de Fatimiden

Er is  echter veel, veel  geld  nodig  voor  deze  veroveringstochten, en  de  drastische  belastingverhogingen  zullen  de  oorzaak  worden  van de opstanden en oorlogen.

Ook de  grootheidswaanzin  van  de  Mahdi  wekt wrevel, vooral onder de puriteinse Kharijiten. De tweede kalief: Qaim bi Amr Allah zal te maken krijgen met de historische  figuur  Abu  Yazid Mahlad  IBen Kaydad, een  in  Algerije  opgevoede  onderwijzer  die  een  Tunesische  vader  had. Deze  Kharijit begon onder zijn leerlingen gelijkheid te preken, hetgeen erg aansloeg onder de altijd verdrukte berbers. Hij gaf zijn onderwijzersbestaan op en  trok  met  duizenden door  hem bezielde berbers op ten strijde voor de zuiverheid van het geloof. Een Algerijnse bewonderaar schonk hem even voor de Tunesische grens een ezel, waardoor hij  daarna  altijd  met de bijnaam 'de man met de ezel' door  het leven zal  gaan. Tot op  heden is 'de man met de ezel' een  bekend  begrip  in  Tunesië. In  het mooie museum van Raqqada kunt u munten zien, die Abu Yazid heeft laten slaan.

Het zal een felle 12 jaar durende strijd worden die pas onder  het bewind van de derde  kalief en ten gunste van hem wordt beslist. Eindelijk is de  nachtmerrie van Mahdia voorbij. Abu Yazid wordt gevangen genomen en de  kalief organiseert  een groots  overwinningsfeest, waarbij 'de man met de ezel' als  gevangene aan het volk zal worden getoond... Zover komt het niet want Abu Yazid bezwijkt aan zijn verwondingen.

Om hem tot vermaak van het volk te kunnen laten fungeren wordt het vel van zijn lichaam gestroopt, met stro opgevuld, op een kameel gehesen, en  wordt Abu Yazid, met twee hem belachelijk makende apen op zijn schouders door Mahdia gevoerd...

Pas in 969  zullen  de Fatimiden Egypte  veroveren  en de  stad Cairo stichten. De grote  generaal in  deze strijd was Jawhara, menig  hotel of  souvenirshop in Tunesië draagt  nog zijn  naam. De heersende kalief El Muiz  verhuist met zijn gevolg en al zijn  bezittingen naar Egypte, en  draagt de administratie  van Ifriqiya over aan de, de Fatimiden altijd trouw  gebleven  berberfamilie Ziri. Voor het eerst een echte berberdynastie in het land. Onder de Ziriden  beleeft het land  een eeuw van rust en welvaart, totdat het verlangen naar emancipatie te groot wordt.

 

1048: breuk van de Ziriden met Cairo, maar wat nog een  hardere  klap  zal  zijn  voor de Fatimiden: de Ziriden sluiten zich aan bij de soennieten. Wraak  vanuit Caïro kan niet uitblijven.

 

1053 -1057: Hilalische invasie

In Egypte woonden  twee  beruchte stammen: Beni Hilal en Solaïm, die het land alleen maar tot last waren. De kalief laat hen op Ifriqiya los, en zij verwoesten en plunderen het land op een meedogenloze manier...wat overbleef was: onenigheid en anarchie. De  berbers vluchten  de bergen in, en van deze  tijd dateert de nog heden  te bezichtigen Qsour: opslagplaatsen  voor graan, wapens enz. En wie  profiteren  hiervan? De  Noormannen. Zij hadden  Sicilië al veroverd  en vallen  bij  Mahdia  het  land  binnen  om  zich  daarna  vrij  vlot  meester  te  maken  van  de  hele oostelijke kuststrook. 

De Almohaden, een moslimdynastie uit Marokko, snellen te hulp en 'vegen' met  een leger van meer dan 100.000 soldaten het  land schoon van  Noormannen en Hilalianen.

Pas echt rustig  zal  het  worden  onder  het  stadhouderschap  van  de  niet  meer  van  Marokko  afhankelijke dynastie van de Hafsiden. 

Eindelijk begint er een nieuwe bloeitijd voor  Tunesië, die  drie  en een  halve eeuw  zal duren. Internationale  betrekkingen komen tot stand en  ambassadeurs worden uitgewisseld. Als enig  onrust  brengend  voorval  in  deze  tijd  was  de  kruistocht    van Koning Lodewijk IX van Frankrijk die met  zijn kruisvaarders het land voor het Christendom trachtte te winnen. Op  weg  naar  Carthago  breekt  onder zijn mannen  een  pestepidemie  uit, waaraan hij ook zelf op 25 augustus 1270 zal sterven... 

Na deze kortstondige verstoring  groeit de welvaart gestaag, mede  te  danken  aan  de  duizenden  Andalusiërs, moslimbroeders  die door  de  christenen  uit  Spanje  verdreven waren  en hun  toevlucht in  Tunesië zochten. Zij  brachten behalve  hun kapitaal ook  hun knowhow mee  in zake handel, landbouw, irrigatie, handwerk en architectuur. Ook hun muziek klinkt weldra in alle delen van het land...

 

De kunst van de Arabieren

De Arabieren hebben een zeer gering artistiek verleden. Een van  de  karakteristieken  van  de  moslimkunst is  de  bijna totale  afwezigheid  van  schilders  en beeldhouwers buiten de architectuur. Dat is niet verwonderlijk want de koran verbiedt de voorstelling van ieder levend wezen:

'wee hem, die de  Heer, mensen of levende  wezens schildert! Schilder  alleen bomen, bloemen en onbezielde voorwerpen!' Het begin van de architectuur van de islam ziet men in de moskeeën. De eerste moskeeën zou ik streng, stevig, sereen willen noemen.

Vanaf de 13e eeuw zal de architectuur door de Andalusiërs worden beïnvloed, waardoor de bouw speelser, lichter, de versieringen bonter worden.

Ten  tijde  van  de  Aghlabiden, een eeuw  van  bloei van  religieus leven,  kunst,  wetenschap en  poëzie, bouwde  men  Ribats: forten  voor  monnikenstrijders, stadswallen, en vooral  niet te  vergeten de  waterreservoirs en  aquaducten, in het  bouwen  waarvan  zij  ware  meesters  waren. Tijdens  de  bloeitijd  van  de Hafsiden worden veel mooie souqs en paleizen gebouwd, waarvan vele nog intact zijn.

In de  particuliere bouw  zijn drie  kenmerken karakteristiek  voor de Maghreb: allereerst de rijk versierde buitendeuren, aanvankelijk gebeurde dit met spijkers, later ging men er ook koper  en brons voor  gebruiken. Daarnaast de vaak monumentale houten luifels  boven de deuren en niet te vergeten: de  moucharabih: traliewerk van hout of ijzer voor de ramen, waardoor de vrouwen die niet de straat op mochten, naar buiten konden kijken, terwijl zij zelf niet gezien werden. Een echt Arabisch huis verschilt niet veel van de huizen van de Feniciërs: een centraal binnenplein, waar  omheen de verschillende  vertrekken liggen, die  niet met elkaar verbonden zijn, maar alleen toegankelijk zijn via de binnenhof. De naar de straat gerichte gevel had nooit ramen.

Een  andere  vorm  van Arabische  kunstuiting is de kalligrafie, waarmee  u  wanneer  u  in  Tunesië  bent  dagelijks  geconfronteerd zult worden. Of  het  nu  de simpele zilverkleurige sticker is in de auto van uw taxichauffeur waarop de  namen  van  Mohammed  en  Allah  geschreven  zijn, de  99  aanroepingen  van  de profeet langs de wanden van Zaouia Sidi Ben Aissa in El Kef, of de banderol langs de muren van de Ribat in Sousse, het  zijn allemaal  kunstwerken. Al  in  de 7e eeuw was het een prestigezaak de koran zo mooi  mogelijk  te kopiëren. Maar ook  in de 20ste eeuw is deze kunst nog zeer  levend, kijkt u maar  eens naar de reclame van Coca Cola!

In het museum van Raqqada zijn mooie voorbeelden te zien van islamitisch aardewerk, o.a. uit de tijd van Aghlabiden en Fatimiden. Veel van  dit  aardewerk is met kalligrafie versierd en merkwaardig genoeg zijn hierop dierfiguren waar te nemen.

Even wil ik ook aandacht schenken aan de architectuur van de  berbers. Eenmaal  geïslamiseerd, beginnen zij  ook moskeeën  te bouwen, maar volgens  hun aard: eerlijk en eenvoudig en  van  minimale  grondstoffen  gebruik  makend. Doen  de  latere Maghrebijnse  minaretten  vaak  denken  aan hoogstandjes  van suikerwerk, bij de berbers denken we eerder aan uit kinderbrein ontsproten zandkastelen. Kijkt u maar eens rond op Djerba en u zult begrijpen wat ik bedoel.

In hun pottenbakkers- en weefkunst zien we, tegen de wil van de koran in, primitieve mens- en diervoorstellingen.

 

PIRATERIJ

 

Met de internationale handel groeit ook de piraterij en de slavenhandel. Bekende  piraten  waren o.a. twee  beruchte  broers: Barbarossa (zijn  eigenlijke  naam was: Baba Aruj) en Khaireddine, die voor de sultan van Turkije  opereerden. Zo  weet  Khaireddine Tunis, Bizerte en Kairouan  te bezetten en de  Hafsidenvorst Mulay Hassan vlucht naar Sicilië. Maar ook Spanje ligt op de loer en zo wordt Tunesië een twistappel tussen Turkije en Spanje.

 

SPAANSE, TURKSE EN FRANSE OVERHEERSING

 

1535: Karel V verovert Tunis en herstelt de gevluchte regent weer in zijn ambt, al zal hij niet meer dan vazal zijn: Tunesië komt onder Spaans protectoraat.  

1574: Geslaagde tegenaanval van de Turken, die met bijna 300 zeilschepen bij La Goulette landen. Het zal het definitieve einde zijn van  de  Hafsidendynastie, en Tunesië wordt nu een Turkse  provincie met  een Pasja als  onderkoning, een Dey  als  verantwoordelijke man  voor de  strijdkrachten en een Bey  voor  het regelen van de  administratie  en  het innen  van  de  belastingen. In  de  loop  der  jaren  zal  de  macht  van  de  Bey's  steeds  groter  worden, en  Bey  Mourad (1612 - 1631) zal het uiteindelijk lukken, de macht van de Pasja en de Dey aan zich te trekken, de rol van Turkije, dat in eigen land genoeg problemen heeft,  is uitgespeeld. De familie Mourad zal tot 1702 regeren, waarna na een legeropstand de officier Hussein Ben Ali de macht overneemt. De Housseiniden zullen in een  erfelijke  dynastie  252  jaar  regeren. De  Bey was  de  absolute monarch, die  ook  hoofd  van justitie was, en wat de rechtspleging betreft hadden zij hele aparte ideeën. Werd een doodvonnis uitgesproken, dan waren er verschillende manieren, waarop dit vonnis werd uitgevoerd:

Turken werden in een zaal van de kasba gewurgd, Moren met een sabel onthoofd, Marokkanen opgehangen, joden levend verbrand, militairen gefusilleerd en vrouwen werden, achterste voren op een ezel gezeten te schande door de stad gevoerd, en daarna in een zak gebonden in het water gegooid.

Ook aan het hof en tussen de families van de Bey ging het niet altijd zachtzinnig toe. Het Beyschap  was weliswaar erfelijk, maar over  de hele breedte van  het geslacht Houssein: na het overlijden van een Bey volgde de oudste van de nieuwe generatie hem op, wat dus niet altijd zijn zoon, maar ook een neef kon zijn. Dit is de oorzaak van veel hofintriges en moorden geweest.

Het was een kostbare tijd voor 's lands schatkist: de  Bey's lieten  prachtige paleizen  en moskeeën  bouwen en er werd gestreefd naar  modernisering op  het gebied van landbouw, onderwijs, gezondheidszorg wat heel veel geld  opslokte, terwijl de  resultaten van de  vernieuwingen  maar magertjes waren. De  Bey's baadden in grote weelde, en als er een bankroet dreigt, zijn zij geenszins van plan hun levenswijze te veranderen.

Toen in 1819 de slavenhandel  verboden  werd, waardoor  veel  inkomsten  vervielen  moesten  buitenlandse  leningen  gesloten  worden, waartoe  Engeland, Frankrijk en Italië maar  wat graag bereid  waren. Het werd  een ware  competitie, vooral  tussen  Frankrijk en Italië  om  zoveel  mogelijk invloed  in het  land  te krijgen. Uit die tijd stamt de T.G.M.-trein van Tunis, die langs de verschillende badplaatsen loopt, een project dat aan de Italianen werd gegund. Frankrijk, bang dat de Bey te pro-ltalië zal  worden, zoekt een aanleiding om het land binnen te vallen, en vindt die in 1881 in een op zich vrij onbelangrijk grensincident tussen Tunesië en Algerije (Algerije was al sinds 1830 door de Fransen bezet). Frankrijk  zegde  Tunesië  hulp  toe, en 30.000  Franse soldaten marcheerden   vanuit Algerije Tunesië binnen, rukten  zonder  problemen op  naar Tunis, de Bey kon niets anders doen dan het  verdrag  van Bardi  tekenen, waardoor  Frankrijk  de controle kreeg over alle buitenlandse grenzen om 'de orde en de veiligheid langs de grenzen en de kust te herstellen'.

In 1883 zou de Bey nog  het verdrag van La Marsa ondertekenen, waarin geschreven is dat de Bey weliswaar zijn ambt mag blijven vervullen, maar  dat hij  alle 'suggesties' van de Fransen moet uitvoeren...

Maar wat  als protectie  werd voorgesteld  werd  al snel  kolonisatie. De meeste steden van het land  krijgen  een  Europees  uiterlijk  met  grote  gebouwen  en brede boulevards. De  landbouw  wordt,  echter  ten  koste  van  de  keuterboeren, drastisch aangepakt, grote  boerderijen  met  rode  dakpannen   verschijnen  in   het   landschap   en  er  wordt  een  spoorwegnet  aangelegd  om   fosfaten, zink en lood,  afkomstig  van    de  mijnen  langs  de  Algerijnse grens, naar  de Tunesische havens te kunnen vervoeren.

Weldra zijn de hoogste posten in het land door Fransen bezet, die op kosten van de Tunesische schatkist een  Europees salaris verdienen. Het enige  wat  de Fransen zelf  betalen is  de  militaire  bezetting  van  het  zuiden. Zagen  de  Tunesiërs  ergens  wel  voordelen  van  de  kolonisatie, o.a. het  verbeteren  van  de infrastructuur, bouwen van havens, stuwdammen, ontginning van de bodemschatten, toch groeit het verlangen naar onafhankelijkheid. Een  kleine  haard  van verzet ontstaat: de Destour Partij, die echter nog weinig weerklank bij de bevolking vindt, terwijl de leden  zelf ook  niet  van  veel  daadkracht  en  bezieling  blijk geven. Met wachten is op een grote persoonlijkheid die  de lange strijd  naar de  onafhankelijkheid zal aandurven. En die komt er in de persoon  van een jonge advocaat uit Monastir.

 

HABIB BOURGUIBA

 

In 1934 richt hij de 'Nieuwe Destour Partij' op. Daarna  reist hij  het  hele  land  door om  het programma van de partij  uiteen te zetten en  leden te winnen.  Een groot redenaar, die met hart en ziel de menigte weet op te zwepen, en de mensen ervan weet te overtuigen, dat het Franse juk  moet  worden  afgeworpen.  Hij had in Frankrijk gestudeerd, was met een Franse vrouw getrouwd, en stak zijn sympathie voor veel westerse ideeën niet onder stoelen of banken. De Fransen zien de groeiende steun van de bevolking aan  Bourguiba eerst  met lede ogen aan, gaan  daarna tot actie over  door de partij te verbieden  en  Bourguiba  met enkele van zijn  medewerkers te arresteren en te verbannen naar Borj Le Boeuf, in het zuiden  van Tunesië. Het was zijn  eerste verbanning, maar  beslist  niet de laatste.

In 1936 wordt  hij  vrijgelaten, waarna  hij  nog  feller  voor  zijn  volk  en  zijn  land  aan  de  slag  gaat.  Er  komen  stakingsgolven en demonstraties, waarop de verontruste Franse regering in 1938 besluit de partijleiders   te arresteren en hen naar Frankrijk af te voeren. Drie dagen na deze arrestatie op 9 april,  ontstaat  er een spontane protestmars waarop de politie hard terugslaat: honderd doden, veel gewonden en meer dan duizend arrestaties waren het gevolg.

Bourguiba zit aan het  begin van  de  Tweede  Wereldoorlog, die  ook  Tunesië niet  ongeschonden  zou  laten  in  een  Franse  gevangenis, waar  de  Italianen, hopende zijn steun te krijgen voor de ideeën van  Mussolini, hem weghalen  en  naar Rome  overbrengen, Een  grote  verdienste  van  Bourguiba  is  dat  hij de Fransen nooit is afgevallen en vanuit zijn verbanningsoorden er steeds op  gehamerd  heeft, dat  het  volk  nooit  partij  mocht  kiezen  voor  de  Duitsers  en  de Italianen.

 

Wat hield die oorlog op Tunesische bodem in?

Italië, dat  onder meer Libië bezit,  besluit in 1 940 om Egypte, waar de Britten zitten, te  gaan veroveren.  De  Britten jagen de Italianen  op  de vlucht,  half  Libië  door. Duitsland, dat  het strategisch  belang  van  Noord-Afrika ziet schiet te hulp. De Britten moeten terug, maar houden de Libische stad Tobruk. Op 21 juni 1942 valt na lange en  harde strijd  Tobruk  in handen van  de Duitsers, aangevoerd  door  Rommel, later  de Woestijnvos genoemd. De Britten trekken zich terug in Egypte op een natuurlijke verdedigingslinie ter hoogte van El Alamein. Ten  noorden  ligt de zee, in het zuiden moerassige gebieden. De  Duitsers  werpen  een linie  op  tegenover  de Britse.  In  oktober  1942  weten de Britten onder aanvoering  van  Montgomery  door  te  breken  en  jagen  de  Duitsers  voor  zich  uit, dwars  door Libië, naar Tunesië. In januari 1943 liggen de Britten voor de Marethlinie, ongeveer 40 kilometer  ten zuiden van  Gabes. Al in november '42 starten de Britten en Amerikanen de operatie Fakkel   met   landingen  in  Marokko en  Algerije. De  Franse  verdedigers, onder    gezag  van  het  Vichybewind   geven  zich  snel  over.  De geallieerden  rukken  op  naar  Tunesië, zij  willen  snel naar Bizerte en Tunis. De eerste poging mislukt, maar Tunesië zit 'in de tang'. De tweede poging heeft meer succes, en op 7 mei 1943 wordt de overwinning van de geallieerden op grootse wijze gevierd op de  boulevards  van  Tunis. De Fransen nemen  de  touwtjes  weer  in  handen  en de hoop van  Bourguiba, dat  zijn trouwe steun aan Frankrijk positieve consequenties ten aanzien van zijn ideeën over zelfstandigheid van Tunesië zou hebben, bleek ijdel.

 

DE NA-OORLOGSE PERIODE

 

Hierop  besloot  Bourguiba  het  land vrijwillig te verlaten, om in de rest van de wereld bijval en begrip voor zijn vrijheidsstrijd te vinden. Als hij zelfs de V.N. gaat vragen om Frankrijk onder druk te zetten wordt hij weer gearresteerd. Eerst wordt  hij overgebracht  naar Tabarka, daarna naar het  kleine eilandje La Galite 30 km ten  noordoosten  van  Tabarka. De  Tunesiërs  worden  steeds  opstandiger, en  deze  opstand  escaleert  als  in 1952 twee  kopstukken van de Nationale Vakbond: Ferhat Hached en Hedi Chaker door Franse terroristen worden vermoord.

Als  in  juli  1954 Frankrijk een  nieuwe  regering  krijgt  onder  leiding  van  Pierre  Mendes France leeft de hoop weer op. Bourguiba had  groot respect  voor de nieuwe Franse premier, des te pijnlijker voor hem was het dat deze hem naar een gevangenis in Frankrijk liet overbrengen. Toch blijkt de hoop van  Bourguiba niet ongegrond: eind juli brengt Mendes   France een bezoek aan Tunis, en als eerste stap van onafhankelijkheid krijgt Tunesië in het verdrag van Carthago de binnenlandse autonomie toegekend.

Op 1 juni 1955 keert Bourguiba, naar zijn land terug, het volk is waanzinnig van vreugde en bereidt hem een ware triomftocht. Maar niet  iedereen was gelukkig met  het  verdrag  van  Carthago, zoals  Salah  Ben  Youssef, een  van  de  beste  vrienden van Bourguiba en  tevens een van de kopstukken van de partij. Toen Bourguiba in 1952 werd gearresteerd had Ben Youssef kans gezien naar Cairo te vluchten en volgde op afstand de gebeurtenissen in zijn land.

Nu laat hij duidelijk  merken  erg  teleurgesteld  te  zijn  over  dit  kleine  stukje  verkregen  autonomie, terwijl  de  Fransen de buitenlandse politiek en een groot gedeelte  van  het  economisch  beleid  nog  in  handen  hebben. Deze houding wordt hem niet in dank afgenomen en in September 1955 wordt hij uit de partij gestoten. Salah Ben Youssef zint op wraak, en wanneer  Bourguiba  in  1956  een vrouwencongres in El Kef bijwoont, pleegt Salah een aanslag op hem. Deze mislukt en weer vlucht Salah Ben Youssef naar Cairo. In September 1961 zal hij, vermoord, in een hotelkamer in Frankfurt gevonden worden.

Bourguiba bleef de steun van het volk behouden, de  onderhandelingen  met  Frankrijk gingen door en eindelijk na een bezetting van 75 jaar wordt Tunesië op 20 maart 1956 officieel onafhankelijk verklaard. Vrijwel  onmiddellijk  daarna  worden  verkiezingen  gehouden, die een klinkende overwinning brengen voor de Destour partij.

11 April   wordt  Bourguiba  minister-president en  kort daarna wordt de laatste van de Bey's, Bey Lamine, verdacht van collaboratie met Salah Ben Youssef, uit zijn ambt gezet.

25 Juli 1957 wordt Tunesië officieel een republiek met Bourguiba als president, die in 1975 tot president voor het leven zal worden benoemd. Toch is  de strijd nog niet helemaal gestreden. Bij de onafhankelijkheidsverklaring was door de Fransen een  voorwaarde  ingebouwd: zij  zouden  ter  wille  van  de  Atlantische verdediging hun vlootbasis in Bizerte mogen behouden. Dit is een doom in het oog van  Bourguiba, te meer daar de basis  steeds wordt  uitgebreid, zelfs  met een  vliegveld  voor  straaljagers,  die  ingezet  worden  in  de  Frans-Algerijnse  strijd. De   druppel  die   deze  emmer   van   ergernis   doet   overlopen   is   het bombardement door de Fransen op het Tunesische grensplaatsje Sakiet Sidi Youssef in februari 1959. Bourguiba geeft hierop het sein  tot  de  aanval  op  de vioot-basis. Niet alleen het leger, maar ook de bevolking dringt op naar Bizerte, de nederlaag tegemoet.

De strijd  is  ongelijk, er  vallen  meer  dan  20.000  slachtoffers  onder  de  soldaten  en  burgers. Het  wordt  een  bittere nederlaag voor Bourguiba en een van de zwartste dagen in de geschiedenis van Tunesië. Pas  in 1963 zullen de Fransen de basis definitief verlaten. Inmiddels  heeft  de euforie van 20 maart 1956 plaats  gemaakt  voor  zorgen  om  de  toekomst. Immers  na  het  vertrek van  130.000 Fransen en 30.000 Italianen was Tunesië een land met nauwelijks een administratief en technisch kader, een gedesorganiseerde landbouw, een erg lage levensstandaard en een veel te snelle  bevolkingsgroei. Bourguiba  begint met zijn volk een nieuwe, westers uitziende rechtspraak te geven, wat heel opzienbarend was voor een land waar  eeuwenlange de  koran als  enige  maatstaf had gegolden. Opvallend was hoe hij hierbij de vrouw uit de haar tot dan toe altijd ondergeschikte rol wist te halen. Over  vrouwen  gesproken: Bourguiba  was inmiddels van zijn eerste Franse vrouw gescheiden en hertrouwd met een Tunesische: Wassila Ben Ammar.

Enkele van de rechtsvernieuwingen waren:

Echtscheiding kan niet meer eenzijdig door de man worden geëist, maar moet evenals het huwelijk wederzijds bekrachtigd worden. Om het om economische redenen uithuwelijken van jonge kinderen uit te sluiten wordt de huwbare leeftijd van meisjes van 15 naar 18 jaar  verschoven. Polygamie,  hoewel in  Tunesië niet zoveel voorkomend wordt verboden en de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen wordt onderstreept met als gevolg dat de vrouw ook stemrecht krijgt. Door het instellen van de leerplicht krijgen de meisjes ook kans op onderwijs.

Er  komt  een  Nationale  Vrouwenorganisatie, de U.N.F.T. Deze  organisatie  heeft  tot  in  de  kleinste  plaatsen  haar  onderafdeling    en   organiseert   talloze programma's en bijeenkomsten om vrouwen voor te lichten over b.v. hygiëne, geboortebeperking, kinderopvoeding, beroepsvoorlichting.

Het meest opzienbarende echter is dat Bourguiba ook tracht de ramadan af te schaffen, de  vastenmaand  van de moslims. Zijn  motivatie  hiervoor  vindt  seis instemming bij de Mufti van Tunis, de autoriteit op het gebied van de koran. Wat was de motivatie van Bourguiba?

'Ten tijde van een heilige oorlog hoeft men niet te vasten, maar is onze strijd om ons land uit de onderontwikkeling te halen ook niet een heilige strijd?'

Algemene instemming vindt dit voorstel zeker niet. Kairouan, het bolwerk van de islam laat onmiddellijk zijn afkeuring horen, zoals het  dat ook  al gedaan  had na de instelling van de monogamie. Buurlanden, vooral Libië, verwijten Bourguiba zijn ontrouw aan de koran en zijn heulen met het westen.

Maar de overtuigingskracht die hij uitstraalt en zijn geweldige spreekvaardigheid zijn er mede de oorzaak van dat het gros van het volk  hem op handen  draagt en hem letterlijk in alle steden en veel dorpen op een voetstuk plaatst. ledere zichzelf respecterende stad heeft minstens een standbeeld voor zijn 'Combattant Suprème' opgericht.

Wat  de  economische   ontwikkeling   na   de  onafhankelijkheid betreft, daarin  zijn twee   perioden te  onderscheiden: een  periode  van  staatssocialisme  tot 1969 en daarna een tijd van economisch liberalisme. Wat de  eerste periode betreft; Bourguiba wilde van Tunesië een modern land maken, waarin  landbouw, handel en industrie op coöperatieve grondslag zouden worden beheerd. Grote man achter deze plannen was de minister van planning, Ahmed Ben Salah.  Er zouden fabrieken opgericht worden die producten moesten vervaardigen voor de binnenlandse markt, en elke streek  zou datgene  produceren wat  gezien  de behoefte, of de aanwezige grondstoffen het beste zou zijn. Het particuliere initiatief  wordt hierdoor ondergeschikt aan de centrale planning. De hele  landbouw zou in 1969 coöperatief georganiseerd moeten zijn. Bourguiba  trekt enthousiast van dorp tot dorp om de landbouwers te overtuigen van de  noodzaak  van  dit plan. Hoewel het volk medezeggenschap beloofd was en een brede discussie komt hier in de praktijk niet veel van terecht: men heeft  teveel haast! De boeren worden gedwongen zich aan te sluiten, met als gevolg dat velen van hen uit protest hun vee doden en het  land  niet  meer  bewerken.  De grootgrondbezitters, die zich bedreigd voelen in  hun welstand  steunen deze  protesten. Het verzet tegen  de coöperaties  groeit en als  in 1969 de  overheid ook  het privé-bezit  wil aanpakken, ontstaat er zoveel verzet in alle lagen van de bevolking  dat de regering de plannen wel  moet opgeven. Wie  werd het   zwarte  schaap? Het  fiasco werd volkomen  op  de  rug  van  Ahmed Ben Salah  geschreven  en  hij werd  het land uit gezet. Dit 'in ongenade laten vallen' en  zelf  zijn handen  in  onschuld wassen, zien we vaker bij Bourguiba gebeuren.

In 1984 werd de subsidie op brood ingetrokken, wat  de aanleiding werd  tot  de  zogenoemde 'broodoorlog' De rellen begonnen in het  zuiden, maar  drongen ook door  tot  in de hoofdstad. Na enkele  dagen van geweld, waarbij  tientallen doden vielen, kondigde  Bourguiba de vernietiging van  dat  besluit af. Nu  werd Mohammed Driss, de minister  van  binnenlandse zaken als zondebok aangewezen, en tevens zijn  eigen vrouw  Wassila, die hij verdacht  van  samenzwering met Mohammed Driss. Beiden werden het land uitgezet.

Toen twee jaar later de eindexamenuitslagen van de middelbare scholen  bedroevend  slecht waren, kwam  Bourguiba onverwacht  met  het bericht:  degenen die gezakt zijn mogen hun examen allemaal in september overdoen. Met deze herkansing schept hij weer veel goodwill. Terug naar 1969 en het fiasco van  de coöperaties,  dat  het  einde  van  het  Tunesische  socialisme  zou  betekenen. Men maakt nu een zwaai van 180 graden! Het particuliere initiatief krijgt grotere vrijheid  dan  ooit, buitenlandse  ondernemers  worden  aangemoedigd  geld  te  steken  in  Tunesische   ondernemingen   en  krijgen  allerlei  faciliteiten. Veel buitenlandse bedrijven gaan op het  verzoek  in, vooral  aangelokt  door  de lage  lonen. Achter  de  schermen  gaat  Bourguiba  zich  steeds  meer  als  dictator gedragen, zelfs met zijn ministers gaat hij geen dialoog aan. Na geteisterd te zijn door een  hartaanval en  een leverziekte, krijgt hij ook  verschijnselen  van  de ziekte van Parkinson. Toch is hij iedere  avond weer te zien op de televisie, zij het moeilijk  lopend, gesteund door  zijn  nicht, tevens  verzorgster Saida Sassi of anderen, maar steeds met de verbeten blik van de man die er niet aan denkt zijn functie neerte  leggen, hij was  immers in 1974  benoemd  tot  president  voor het leven?

De toestand wordt langzaam maar zeker onhoudbaar, ministers worden benoemd om soms na enkele dagen al weer uit de gratie te zijn. Het meest  verbeten stelt Bourguiba zich op tegen de M.T.I., een beweging die de zuiverheid van de islam beoogt, en  door allerlei  acties haar  ongenoegen over het beleid  van  de regering toont. Wanneer de leden van de beweging geen gehoor krijgen gaan zij tot harde maatregelen over. Zo werden  in 1987  enkele  bommetjes  gegooid in hotels in Sousse en Monastir, wat veel arrestaties tot gevolg had. Tegen drie  leden  van de  beweging  werd de  doodstraf geëist, die  ook  uitgevoerd  werd, maar Bourguiba wilde niet rusten voordat het hoofd van de leider van de partij, de leraar Ghannouchi gevallen zou zijn.

Terwijl Bourguiba nog maar enkele uren per dag helder van geest was, raakte het land als het ware in een coma, er kon niet meer geregeerd worden...

7 November 1987 is een dramatische dag  voor  Bouguiba. Eerste minister  Zine El Abidine Ben Ali  pleegt  een  staatsgreep, die  zonder  enig  bloedvergieten verloopt. Hij verantwoordt zijn daad door aan te voeren dat Bourguiba geestelijk en  lichamelijk niet meer in staat  was  zijn land te besturen. Het  volk  reageert eerst ongelovig, daarna enthousiast en er breekt een groot gevoel van opluchting door.

De eerste beloften van de nieuwe  president, waaronder die  van  persvrijheid en  afschaffing van  politieke  processen  werden  gunstig  ontvangen. Voorbarig optimisme zou niet verstandig zijn, maar Tunesië krijgt nieuwe levenskansen. Zoals een jong meisje  zei:  we hebben nu een president  die  zelf  kan lopen!

Er worden arrestaties verricht onder regerings- en parlementsleden, die zich aan corruptie schuldig gemaakt hebben en er wordt naar openheid gestreefd. Duizenden gevangenen worden vrijgelaten, in het  eerste jaar in totaal 13.000, waaronder de  leider van  de M.T.I. Ghannouchi. Op  8 februari 1989  worden  na een onderbreking van 30 jaar colleges in de Zitouna moskee hervat. Iedere  morgen en avond groeperen zich de studenten  om de  pilaar van  hun  professor! Contacten met de andere Maghreblanden worden  versterkt, en  waar  zij  verbroken  waren, weer  hersteld. Hun gezamenlijke ideaal, een verenigde  Maghreb, krijgt op 17 februari 1989 gestalte in  Marrakech  waar de 'Unie van Arabische  Maghreblanden', de LIMA, wordt  opgericht. Op  2 april 1989   hebben  de  eerste verkiezingen na de machtsovername plaats  gehad, de  presidentsverkiezing alsmede  de verkiezing  voor  de  volksvertegenwoordiging. De  eerste  werd  een eclatante overwinning voor Zine El Abidine Ben Ali, terwijl de   RCD  alle  zetels (141) in de volks­vertegenwoordiging verwierf. Ben Ali zal over  een periode  van 5 jaar regeren. Hij stelde een kabinet samen, waaronder twee ministers uit de gelederen van  de  gematigde  oppositie, terwijl hij een  voorstel  indiende  voor algehele amnestie voor diegenen die om politieke redenen gevangenzitten.

 

1