Van de tijd voor de islam is er eigenlijk maar één soort muziek bekend:

de houda. Het  is een zang  die de cadans van de gang  van de kameel volgt, en zo de vermoeidheid deed vergeten. Het waren indringende gezangen, langzaam wanneer de kameel rustig liep, om tot grote snelheid en intensiteit te komen wanneer hij in draf ging.

Met  de  komst  van de islam wordt  de adhan (oproep tot het gebed) bepalend  voor de zang. Vijfmaal per dag vanuit de minaret om de gelovigen naar Allah te  roepen, maar  altijd  zonder  begeleiding: de islam verbiedt decoratie, die de  aandacht  van de gelovige  tot  God zou kunnen afleiden, in  de moskee is  daarom instrumentale  muziek  niet  toegestaan. De  eerste muzikale  beroemdheden in de wereld van de islam verschenen in Damascus onder het  bewind  van  de  Omayyaden, waar  de  zangeres  Jamila  grote  bekendheid genoot. Van haar wordt verteld, dat zij op haar bedevaart naar Mekka werd vergezeld door 50 musici, en dat de dichter Omar van uitzinnige bewondering voor haar zang zijn tenue in tweeën scheurde!

De Aghlabiden lieten professionele zangers  en  instrumenten  uit  Bagdad  komen, en in Kairouan  werden de eerste  muziekinstrumenten  gemaakt, zoals de luit en rbab. De onderdanen stonden echter huiverig  tegenover deze  muziek, beïnvloed door de afkeurende woorden van de Malekiet  Assad Ibn El Furat die o.m. schreef de wijn  is een  verrader, wijn  heeft geen  gebed, geen  heilige  oorlog, geen  vasten  tot  gevolg, alleen  maar  de luit  en mizmar' (een soort hobo)'. Heel bekend in die  tijd was de  negerslaaf Ziriab, sterren- en  aardrijkskundige, en virtuoos  luitspeler, die via Bagdad  naar Kairouan was gekomen. Hij was ook een goed zanger en componist, genoot veel bewondering van de Aghlabidenvorst Ibn El Aghlab en wist Kairouan tot een ware muziekschool te maken. Echter, op een dag bezong hij, met de vorst onder zijn gehoor, zijn zwarte huidskleur. De vorst werd  woedend, want  het  was in die  tijd gebruikelijk  om lofliederen op  vorsten, kaliefen enz. maar zeker niet  op  zichzelf, te zingen. Ziriab  moest  met  zijn  gezin vluchten, maar werd in Cordoba met open armen door kalief El Hakam ontvangen, waar hij tot aan zijn dood vruchtbaar heeft kunnen werken.

De klassieke Tunesische muziek, malouf genaamd, is ontstaan uit invloeden van de Andalusiers. (In Marokko noemt men deze muziek Gharnati). Stelt u zich echter niet de gelijkenis voor met de Spaanse muziek die ons bekend is. De malouf is echt Oosters, de toonsoorten die gebruikt  worden klinken verre van Europees en zijn voor degene die er voor het eerst mee kennis maakt  erg moeilijk te begrijpen. Wie er echter een  goed oor aan  wil lenen zal deze muziek op den duur gaan waarderen.

De malouf is een muzikale compositie waarin instrumentale en zanggedeelten elkaar  afwisselen in een vastgelegde volgorde. Bij het  opnoemen  van de instrumenten die bij de traditionele muziek gebruikt worden zal ik de  namen  van enkele virtuozen  noemen voor het geval u een cassetteband zou willen kopen:

- ud: Tunesische luit met 5 dubbele snaren. Bekende luitisten: Khemais Tarnane  en het nieuwe  veelbelovende talent Anouar Braham,  die in 1987 de        prijs van het festival van de Medina in Tunis heeft gewonnen en o.a. een luitsolo heeft gespeeld in een van de balletten van Maurice Béjart;

- qanun: een zeer aristocratische cither met 26 dubbele snaren: Mohammed Gharbi en Brahim Salah;

- rbab: voorvader van de viool: Dr. Farza;

- nay: een heel eenvoudig fluitje, gemaakt van rozenhout: Salah El Mahdi;

- naqaret: twee kleine trommeltjes, die met stokjes worden bespeeld;

- darbouka: trommel van aardewerk, bespannen met geitehuid;

- kamanja: viool met 4 snaren waarmee vooral Mohammed Triki en Kaddour Srarfi bekend geworden zijn.

 

De traditionele formaties, die uit niet meer dan vier personen bestonden, speelden niet van blad, maar op het gehoor.

Onder het bewind van de Bey's, vele waren muziekliefhebbers, komt er  een verandering. Het gaf  een hele opschudding in Tunis toen Bey  Ramadhan in 1694 een orgel liet overkomen uit Italië.

Toen in 1705  de dynastie  van de Hoesseiniden  aan de macht  kwam ontstonden  twee soorten  muziek: de militaire en  de muziek voor de gegoede burger. Voor militaire muziek doet men een  beroep op Italiaanse  muziek. Ahmed Bey riep  zelfs de hulp van Verdi  in die samen met Cheik  Lasram militaire marsen componeerde. Zo ontstonden fanfares en harmonieën.

Het tweede aspect was minder officieel: meer en meer kwam het in  zwang bij feestelijke  gelegenheden  een orkest uit te nodigen b.v. bij huwelijk  of besnijdenis.

Zeer  muzikaal  was  Rachid  Bey, die  zelf  uitstekend  luit  en  viool  speelde  en  een  nieuw  element  aan  de  malouf  toevoegde, de 'bachraf', een instrumentale ouverture van Turkse oorsprong.

Tijdens het Franse protectoraat ging het bergafwaarts met de  populariteit en  de beoefening van  de malouf, en ging de  interesse van de massa meer uit naar o.a. de lichtere Egyptische muziek.

Dat de malouf nu weer in ere is  hersteld  is vooral  te  danken  aan de Engelse  bankier en  musicus Baron R. d'Erlanger (zie Sidi Bou Said) die  een zesdelige  encyclopedie  van  de Arabische muziek op zijn naam heeft staan. In de praktijk heeft dit geleid tot een congres van de Arabische muziek, dat in 1930 in Cairo is gehouden, en de oprichting van het  eerste  nationale  muziekinstituut  van  Tunis in 1934, dat  genoemd  is naar  de  muzikale Mohammed Rachid Bey: la Rachidiyya. Voor het eerst ging men de muziek op blad zetten, iets wat men voordien voor onmogelijk hield.

Na de onafhankelijkheid is in 1958 het eerste Tunesische conservatorium geopend.

 

Naast de malouf, die  we  de  muziek van  de  stad  zouden  kunnen  noemen, is er  de folkloristische  muziek, die  altijd  miskend  is  en  pas  na de onafhankelijkheid, mede door de radio, televisie en de diverse festivals, meer erkenning is gaan krijgen.

Men ontkomt er niet aan bij het aanhoren van deze muziek te  denken dat  Ravel bij het  componeren van  zijn 'bolero' hierdoor beïnvloed is. De  leider improviseert  of  citeert op een zeer  hoge toon, de groep  herhaalt het, eerst  heel rustig, haast  monotoon, maar  het tempo wordt steeds  sneller  en indringender om tot een hoogtepunt te raken, en dan plotseling zonder gebaar of signaal: stop, stilte!

Iedere stam heeft zijn  eigen ritme en  kleur, zo is  Hamrouni de muziek  van de negers in  de regio van Gabes, Zrawa noemt men  de muziek van  de berbers van Matmata, Marzouqui van de Mraziq stam bij Douz enz. Allen hebben zij echter  gemeen, dat ze indien instrumentaal begeleid, maar  een snaarinstrument hebben: de  Gombri, waarvan  de  klankkast  gemaakt  is  van  het  schild  van een  schildpad die door hen als een helig beest wordt beschouwd, ofwel simpel van een conservenblikje.

Andere instrumenten door hen gebruikt zijn:

- mizwid: een soort doedelzak van geitenhuid gemaakt;

    - zokra: een op een hobo gelijkend instrument;

    - fhal en gasba: fluitjes;

- heel veel percussie-instrumenten zoals de darbouka, tbila, tabla enz. De darbouka  is bespannen met  een geiten- of lamshuid, alleen  professionele

  musici gebruiken vissenhuiden. De huid wordt door warmte op de goede spanning gebracht met de handen, bij een vuur of onder een lamp.  

- chaqachiq: cimbalen, die vooral in de magische liederen worden gebruikt, en dan voor een opzwepend ritme zorgen.

 

In 1988 is voor het eerst het Maghrebijnse festival van het  bedoeïnenlied gehouden en  wel in Ain Tedeles, als teken van  de eenheid van de  Maghreb en met het streven deze muziek weer helemaal te rehabiliteren.

 

Gelukkig zijn er heel wat hotels die af en toe voor de gasten een folkloristische groep uitnodigen. Het scherpe  geluid van de fluiten en de mizwid  zult u niet snel vergeten, evenmin als de danseressen. De Tunesische traditie kent geen buikdanseressen, maar gracieus en sensueel zijn de Tunesische danseressen  zeker: blootsvoets, met  zilveren  enkelbanden, brede  heupceintuurs  om  de  soepel  vallende  kleding, mooie  borstsieraden  en grote oorringen laten zij een behendigheid met kruiken zien die niet ver van professionele acrobatiek af staat.

Jammer genoeg heeft de grote vlucht van het toerisme hier  een  niet  al te  beste  invloed  op: er  worden  nogal  eens  danseressen  ingezet, die  dit predikaat nog niet verdienen, of geïmporteerde buikdanseressen zijn, en vaak wordt er een collectief vermaak van gemaakt, doordat een danseres een van de toeristen op het toneel uitnodigt, wat dan meestal zo'n potsierlijke vertoning wordt, dat de Tunesische dans erdoor onrecht wordt aangedaan.

Afgezien van de aristocratische en de populaire muziek kan men zich afvragen: hoe is  het met  de religieuze muziek? In de moskeeën zien we  geen instrumentale muziek of grote koren, en toch is er een religieuze muziek ontstaan en wel vanuit de marabouts.

In  de moskee  is  geen  plaats voor  vrijheid, fantasie, verbeelding of  spontaniteit, in de  zaouia is  die  er  wel. In de  moskee  heerst  het gevoel  van onderwerping, in de zaouia juist de geborgenheid.

De marabouts zijn soms  uitgegroeid tot ware  muziekscholen  zoals de zaouia van Sidi Ben Arous in Tunis, waar de meeste later  bekend  geworden zangers en zangeressen hun eerste stappen in de muziek hebben gezet.

Het ontstaan is te danken aan het soefisme, islamitische mystici, die hun onderwerping tot God wilden laten uitgroeien  tot eenwording met God,  die voorbij gaat aan rede en zintuigen en uiteindelijk voert tot extase en een soort mystieke dronkenschap. Hun motto is: God is het al, en alles is God. Zij vonden in de zaouia's de plaats om hun bijeenkomsten te houden, waarbij ook veel gemusiceerd  werd. Zij vormden  broederschappen, waarbij  die van de sulamiya heden ten dage de Tunesiërs nog het meest aanspreekt, omdat  hun muziek  tot het  bewind van Ben Ali iedere  morgen op de radio werd uitgezonden. Daarin werd Habib Bourguiba lof toegezongen, een persoonsverheerlijking, door de koran niet toegestaan.

Soefi-dichters horen tot de belangrijkste  in  de  islam. Voor  leken  zijn  hun  gedichten  echter  moeilijk te  begrijpen, omdat  zij  een  geheime  code gebruiken om hun door de koran verboden pantheïstische ideeën te verhullen. Praten zij b.v. over wijn in de kroeg dan bedoelen zij met  wijn:

de extatische vereniging met de geest van God, terwijl de kroeg staat voor het binnenste van de ziel.

Vanuit het soefimilieu is o.a. de muziekschool van Ahmed El Wafi ontstaan, zijn leerling  Khemais Ternane, de grootste muzikale  persoonlijkheid  op het gebied van composities van de 20ste eeuw, heeft het eerste orkest van de Rachidiya samengesteld.

Naast  de  traditionele  muziek  heeft  ook  de  'rai' een  plaatsje  gevonden. Rai  betekent  'mening' en  het  is dan ook van het genre protestsong. De conventionele  Tunesier staat  nogal afwijzend  tegenover de rai, maar  concerten van  bijvoorbeeld de Algerijnse  Khaled, van wie ook in Nederland  al C.D.'s worden verkocht, worden door de jeugd druk bezocht.

 

Voor  diegenen, die  thuis  nog  na  willen  genieten  van  de  Tunesische  muziek, of  er  wat  meer  aan  willen  wennen  zijn  er  goede en goedkope cassettebanden te koop (+-2 dinar). Enkele suggesties;

Zangers o.a.: Lotfi Bouchnak, All Riyahi, Adnan Chawachi, Hedi Jouini, Tahar Gharsa, Slah Mosbah, Al Ifrit.

Zangeressen: Saliha, Fathia Khairi, Mouna Rachid, Latifa Arfaoui, Sonia M'barek, Alya Belaid, Soufia Sadok, Choubeila Rached, Lamia Ouerghi,

                    Amina Srarfi.

Wilt u een bandje met folkloristische muziek vraag dan naar 'musique folklorique'.


1