Tedet animam meam
Sebastián Durón (1660-1716)transcriptie: Adrián Rodríguez van der Spoel © 2002
Tedet animam meam vite mee
dimitam adversum me eloquium meum.
Loquar in maritudene
anime mee dicam Deo
noli me condemnare
indica mihi;
cor me ita judices?
Num quidbonum
tibi videdetur
si calumnieris me
et opprimas me
opus manuum tuarum;
et consilium impiorum adiuves
Ninquid oculi carnei tibi sunt;
aut sicut videt homo et tu videbis?
Nunquit sicut dies hominis dies tui;
et anni tui sicut humanasunt tempora
ut queras iniqui tatem meam
et paccatum meum scruteris;
et scias quia nihil impium fecerim.
Cum sit nemo qui de manu tua quidemanu tua
possit eruere.
vertaling: Job 10: 1-7 (Statenvertaling)
Mijn ziel is verdrietig over mijn leven;
ik zal mijn klacht op mij laten;
ik zal spreken in bitterheid mijner ziel.
Ik zal tot God zeggen: Verdoem mij niet;
doe mij weten, waarover Gij met mij twist.
Is het U goed, dat Gij verdrukt,
dat Gij verwerpt den arbeid Uwer handen,
en over den raad der goddelozen schijnsel geeft?
Hebt Gij vleselijke ogen, ziet Gij, gelijk een mens ziet?
Zijn Uw dagen als de dagen van een mens?
Zijn Uw jaren als de dagen eens mans?
Dat Gij onderzoekt naar mijn ongerechtigheid,
en naar mijn zonde verneemt?
Het is Uw wetenschap, dat ik niet goddeloos ben;
nochtans is er niemand, die uit Uw hand verlosse.