Vago augeletto che cantando vai
(tekst: Petrarca)
(transcriptie: Adrián Rodríguez van der Spoel)
Vago augeletto che cantando vai,
o ver piangendo, il tuo tempo passato,
vedendoti la notte e’l verno a lato,
e’l di dopo le spalle e i mesi gai.
Se, come i tuoi gravosi affanni sai,
cosi sapessi il mio simile stato,
verresti in grembo à questo sconsolato,
a partir seco i dolorosi guai.
Io non so se le parti sarian pari,
chè quella che tu piangi è forse in vita,
di ch’a me morte e’l ciel son tanto avari;
Ma la stagion’, e l’ora men gradita,
co’l membrar de’dolci anni e de gl’amari,
a parlar teco con pietà m’invita.
Ach vogeltje, dat zingt van vroeger dagen
en triest en treurig weeklaagt, nu de tijd
winterse koude en duisternis bereidt
en ‘t warme zomerlicht weer doet vervagen,
als jij, zoals je weet wat jij moet dragen,
ook weten zou wat ik voor pijnen lijdt,
dan zou je als troost in mijn ontroostbaarheid
uit medelijden met mij komen klagen.
Maar ach, jij zou mijn droefheid niet verstaan,
want zij om wie jij treurt is nog in leven
terwijl mijn liefste reeds is heengegaan.
Maar door ’t seizoen word ik ertoe gedreven
vol weemoed en tot schreiens aangedaan
pratend met jou mezelf weer kracht te geven.