Saterland, een levend taaleiland.

Eerder verschenen in: Zannekin Jaarboek 18, 1996, blz. 57-68.

P. Kramer.

Veertig jaar geleden zat ik als 'jongfeint' aan de kant van de weg, ergens aan de grens tussen Oostfriesland en Oldenburg. Ik weet het nog als de dag van gisteren. Mijn fiets stond tegen een boom en door het gebladerte schemerde op enige afstand een spitse kerktoren. Daar over de grens begon Saterland, het onbekende stukje Friesland, waarover slechts hier en daar een summier stukje in de boeken stond vermeld. In mijn tas zat als grootste schat het dunne boekje "Sealterlân" waarin de reeds lang overleden Dr. Botke een vooroorlogse expeditie naar dit landje beschreef.

Het was in die déjà-vu achtige sfeer dat ik voor het eerst de Saterlandse grond betrad, die daarna nooit meer zijn betovering voor mij zou verliezen. Door mijn gebrekkige kennis van het Duits was ik al van het begin af aan gedwongen mij in gebroken Saterlands te uiten. Het wier kumst du häär (waar kom je vandaan) en wier wolt du wai (waar wil je heen) van het meisje in de bakkerswinkel verstond ik echter maar nauwelijks. Zo werd ik ondergedompeld in het Saterlands, dat aan de ene kant soms zo opvallend op het Fries lijkt en er aan de andere kant mijlen ver vanaf staat. Het geeft nog steeds het gevoel van een andere realiteit.

Saterland (Seelterlound) is tegenwoordig een gemeente van drie dorpen - Ramsloh (Roomelse), Strücklingen (Strukelje) en Scharrel (Schäddel) - in het noordwesten van het vroegere land Oldenburg. Vanaf de Nederlands-Duitse grensovergang Nieuweschans is het nog geen vijftig autokilometers verwijderd; de nieuwe autoweg B72 loopt er dwars doorheen.

Vroeger was dat echter heel anders. Tot ongeveer 1800 bestond Saterland uit een paar zandeilandjes, die aan alle zijden waren omsloten door het ondoordringbare hoogveen, dat als een gordel het Friese kustgebied afsloot van het "Saksische" binnenland. Na de recatholisatie (ongeveer 1613-1642) werd Saterland bovendien afgesneden van het Oostfriese 'vaste land' door een kerkelijke grens. Uit de archieven blijkt dat sinsdien geen onderlinge huwelijken meer plaatsvonden. Op deze manier was Saterland nog meer van de wereld afgesloten dan een eiland. Ik vond minstens zeven landkaarten uit de periode van 1595 tot 1744 waarin de dorpen en waterlopen van Saterland geheel onjuist en bovendien steeds anders waren getekend. Een volkomen terra incognita dus. De enige weg naar buiten vormde het kronkelende riviertje de Sater Ems (Seelter Äi), dat ergens in het zuiden bij Cloppenburg ontspringt en in het noorden uitmondt in de Leda, een zijrivier van de Eems.

Van die ligging maakten de oude Saterlanders handig gebruik om met kleine bootjes het handelsverkeer te gaan onderhouden tussen het binnenland en het kustgebied. Het belangrijkste handelsartikel vormden zware keien uit het binnenland, die in het noorden nodig waren voor de kustverdediging. Bovendien kon er uit eigen bodem turf worden geleverd. Op deze wijze ontwikkelde zich in Saterland een relatieve welvaart, wat zich ook uitte in een ten opzichte van dorpen in de omgeving veel grotere en sneller toe nemende bevolking. In de jaren 1457-1459 vinden we aan de universiteit van Rostock zelfs enige studenten uit Saterland. Het was onder dergelijke eiland-achtige omstandigheden dat de oude Oostfriese taal zich tot op heden kon handhaven.

Uit het kustgebied tussen Lauwers en Wezer (het tegenwoordige Groningen, Oostfriesland en Noord-Oldenburg) stammen de klassieke Oudfriese rechtshandschriften. Deze in Oudfriese taal gestelde geschriften vormen een van de grootste middeleeuwse verzamelingen op juridisch gebied, wat vooral is te verklaren doordat de Friezen ze gebruikten om hun vrijheid te ver dedigen. Literatuur is in het Oudfries slechts zeer spaarzaam overleverd.

Tegen het einde van de zeventiende eeuw was dit ook in plaatsnamen te traceren Oudfriese taalgebied bijna geheel door het Nederduits overspoeld. Ook het tegenwoordige "Oostfries" is een Nederduits dialekt. Slechts enkele taaleilandjes waren toen nog overgebleven. In 1691 beschreef Johannes Cadovius-Müller de resten van het Fries in Harlingerland (noordwestelijk van Wilhelmshaven), terwijl Westing en Witte woordenlijsten maakten van het Fries van het land Wursten ten Noorden van Bremerhaven.


De ligging van Saterland in Noordwest-Duitsland (midden op de kaart). Meer naar boven zijn de verdwenen taaleilandjes Harlingerland, Wangerooge en Wursten aangegeven. In de middeleeuwen zal de hele kuststrook tot zo 'n 50 km landinwaarts Friestalig zijn geweest.

Omstreeks 1800 wordt er over die gebieden niet meer gesproken, maar nog wel is het Fries dan nog volop in leven op het oostelijkste Wadden eiland Wangerooge. Er verschijnen daarvan dan enige woordenlijstjes, maar het grote onderzoek begint pas in 1837 door Ehrentraut. Hij publiceerde wel zijn omvangrijke woordenlijsten, maar het grootste deel van de teksten, vooral sprookjes, bleef in portefeuille. Pas zeer recentelijk heb ik een rol mogen spelen bij de herontdekking ervan, meer dan duizend dicht beschreven pagina's! En dat is een bijzonder geluk, want in de winter van 1854/55 werd het dorp door overstromingen vernield en de meeste inwoners vluchtten naar de vaste wal om nooit meer terug te keren. De laatste beide sprekers van het Wangeroogs stierven in 1950.

Overigens droegen al deze dialekten het Oudfries op zeer verschil lende wijze verder. Zo bewaarde het Wangeroogs de volle klinker op het woordeinde, b.v. schüpu 'schepen', rocki 'mist', een in de moderne Germaanse talen en dialekten vrij zeldzaam verschijnsel. Daar wordt de eindklinker meestal stemloos, of verdwijnt zelfs. Uniek is daarom het Wurstfries, waar juist de stamklinker verdwijnt: snuh 'zoon', smuhr 'zomer', respectievelijk uit Oudfries sunu en sumur.

Intussen lijkt de stroom des tijds zich min of meer heen te bewegen om Saterland, het thans enig overgebleven stukje van het vroeger uitgestrekte Oostfriese taalgebied. Uit 1319 dateert de eerste oorkonde uit het landje en pas in 1400 doet het zijn intrede in de politieke geschiedenis. Dan wordt het genoemd als een van de landen die door graaf Nicolaus van Tecklenburg worden afgestaan aan de bisschop van Münster. Tegelijkertijd wordt er ook vanuit het noorden aan Saterland getrokken.

Zo worden de Saterlanders als daders genoemd van de moord op de Oostfriese hoofdeling Widzel tom Brok in 1399 in Detern (Tjootern). Dat zal wel een reactie zijn geweest op de Oostfriese aanspraken op het lant van Sagelterlande mit den sloeten dairin belegen, zoals Widzel's opvolger Keno het in 1401 formuleert. Toch bezegelen de Saterlanders eerder in hetzelfde jaar 1400 een oorkonde waarin hovetlinge unde meynheyt des ghansen landes to Ostvreslande de Hanzesteden beloven, niet langer de Vitaliënbroeders (een groep zeerovers) te zullen steunen.

Nog een oorkonde uit 1417 noemt Saterland bij de Friese Zeelanden, maar daarna wordt het weer stil. Kennelijk hebben de Saterlanders zich aan de bisschop van Münster onderworpen. Toch is het opvallend, hoe weinig de bisschop in het afgelegen landje heeft in te brengen. Het eigen bestuur en de eigen rechtspraak schijnen zich voorlopig ongestoord te kunnen handhaven en het lijkt er daarom meer op, dat er voor Münster is gekózen. De Saterlandse handelaren hadden ook weinig van de Oostfriese hoofdelingen en boeren te verwachten. Daarop lijkt ook de naam Sa(gel)terland, See(ge)lterlound te wijzen, daar die waarschijnlijk is afgeleid van de veilig ver naar het zuiden liggende plaats Sögel (Suugel). Zo namen de Saterlanders afstand van hun buren, ook van de naburige concurrerende handelsstad Friesoythe (Ait).

Saterland met zijn naaste omgeving.

Deze situatie duurde tot de Franse bezetting van 1811-1813. Toen werd een einde gemaakt aan het zelfbestuur en de lade met drie sloten uit de kerk van Roomelse werd verkocht, samen met de inhoud van dokumenten en standaarden voor maat en gewicht. Er kwam toen ook een weg naar het zuiden, waardoor het land niet langer van de buitenwereld was afgesloten. Na die tijd kwam Saterland aan Oldenburg, maar de handel leefde niet weer op. Zo begon een periode van armoede, wat een sterke emigratie veroorzaakte naar de USA (Cincinnati en omstreken). Pas in het begin van deze eeuw werd het door de toepassing van kunstmest mogelijk de hoge venen te kultiveren.

In Strukelje kwam de bouw van houten schepen tot bloei en het turf maken werd groot aangepakt. Vreemdelingen begonnen veenkolonies te bouwen aan Saterlands grenzen en veroorzaakten een toevloed van vreemde elementen. Ook de scholen verbreidden de vreemde invloeden. In het zuiden verrees na de eerste wereldoorlog het nieuwe dorp Sedelsberg, dat een nieuw thuis bood aan vele vluchtelingen uit het naar Polen overgegane Pommeren.

Toch bleef tot ongeveer 1950 het Saterfries in de oude centrale dorpen de taal van bijna het hele leven. Die invloed was zo sterk, dat toen in 1945 een nieuwe stroom van vluchtelingen vanuit het oosten kwam, velen van hen zeer goed Saterlands leerden spreken. Naderhand echter begonnen vele Saterlandse ouders hun kinderen op te voeden in het Platduits en tegenwoordig in het Hoogduits. De onvoldoende begeleiding vanuit de scholen zal hierbij een rol hebben gespeeld. Zo worden tegenwoordig nog maar in enige families de kinderen in het Saterfries grootgebracht. Daarbij is nog een gunstige omstandigheid, dat in de meeste huizen drie generaties samenleven, zodat de grootouders relatief veel invloed hebben.


In de Oudfriese handschriften vindt men slechts zelden een stukje literatuur. Dit is het begin van een Oudfries heldendicht dat bekend staat onder de naam Fon alra Fresene fridome 'Over de vrijheid van alle Friezen'. Het is in de 13de eeuw geschreven op perkament, waarschijnlijk in de Nederlandse provincie Groningen. Voor geïnteresseerden volgt hier de transcriptie:

Thit was to there stunde/ tha thi kening kerl riuchta bigunde.
Tha waster ande there saxinna merik/ liudingerus en hera fele steric.
Hi welde him tha gethan* alsa waldlike/ ther hi fon riuchta scolde bihalda tha kening kerlis kairslica rike.
Ac welde hi ma duan/ hi welde tha sterka fresan under sinne tegetha tian.
Hi bibad it efter alle sine rike/ thet ma hine heta scode [koning waldelike].
*Volgorde verbeterd.

Vertaling:

Het was in de tijd dat koning Karel te rechten begon.
Toen was in het land van de Saksen Liudingerus, een sterk heer.
Hi wilde zich toen uitrusten zo machtig dat hij koning Karel's rijk in zijn macht zou krijgen.
Ook wilde hij meer doen; hij wilde de sterke Friezen schatplichtig maken.
Hij gebood het in zijn hele rijk dat men hem "machtig koning" noemen zou.

Met 'koning Karel' is Karel de Grote bedoeld. Verderop in het verhaal helpen de Friezen hem zo goed, dat hij ze voor eeuwig met privilegiën beloont. Koning waldelike staat op het volgende blad. Zie: hele tekst

Afgezien daarvan is het Saterfries nog steeds de eerste taal voor een aanzienljk deel van de bevolking boven de leeftijd van dertig à veertig jaar. Het is ook vaak te horen in supermarkten en café's e.d. Buiten staanders zullen echter nauwelijks in staat zijn om het te onderscheiden van het Nederduits, omdat het dezelfde manier van uitspraak heeft. Toch is slechts een deel van de Nederduits sprekenden in Saterland zelf in staat om het Saterfries te verstaan, zo groot is het verschil.

Enkele woorden zijn kweede (Nederduits seggen 'zeggen'), Hoangst (Päärt 'paard'), wäit (natt 'nat'). Het laatste woord toont verwantschap met het Engels. Die blijkt ook uit woorden als Koai 'sleutel', säie 'naaien', Sleeue 'mouw', Sooke 'wang'. Bij Sooke hebben we net als in het Engels te maken met de zogenaamde assibilatie van de k. Dat opvallende verschijnsel doet zich ook voor in Säärke 'kerk', Säddene 'karn', Suken 'kuiken', Hitsele '(vlas)hekel', Wätseldai 'werk(el)dag'.

Bijzonder is het ook behoud van de werkwoorden op -je, b.v. wierkje 'werken', rädje 'redden' en van vele oorspronkelijke tweeklanken: djoop 'diep', betjude 'beduiden'. Deze verschijnselen zijn ook uit het Nederlandse Fries bekend, maar toch is het verschil te groot om zomaar onderling verstaan mogelijk te maken (Fries wurkje, rêde, djip, betsjutte). Vele woorden zijn ook voor ons specifiek Saterlands, zoals baale 'praten', Eed 'turf', Keeue 'kin', Tuddenge 'slaap van het hoofd'. Opvallend is ook het drieslachtige woordsysteem met als lidwoorden di, ju, dät en voor het meervoud doo. Zelfs in de telwoorden klinkt dat door, want men telt aan, twäin, träi voor mannelijke voorwerpen en een, twoo, tjoo voor de rest.

Mag hieruit blijken dat het Saterlands een zeer bijzondere taal is, het is bovendien van waarde als bewaarder van woorden. Dat geldt niet alleen voor overgeërfde woorden, maar ook voor oudere leenwoorden. Zo zijn er Fuurschäddele 'stalpaal' uit Latijns fascella en Petälje 'fles' uit Frans bouteille en nog vele meer. Ook verscheidene Nederlandse leenwoorden zijn in het Saterlands langer blijven hangen dan in de omgevende dialekten. Zo wijzen Woaterpas 'waterpas' en Potlood 'timmermanspotlood', misschien op invloed via de scheepsbouw, terwijl Wänt 'jongen' duidelijk van Nederlands vent komt en in wi wollen dät in Moaskuppäi dwoo 'we willen het samen doen' een bijzondere betekenis van het Nederlandse maatschappij doorschemert.

Het Saterlands trok niet zo vroeg de aandacht als andere Friese dialekten, maar toch verscheen reeds in 1798 een woordenlijst van een zekere Detten. Daarna is Doornroosje gewekt en verschijnt een hele rij: Hoche (1800), Hettema en Posthumus (uit Nederland, 1836), Minssen (1854, opgenomen 1846). De laatste was een neef van de reeds bij het Wangeroogs aangehaalde Ehrentraut en deelde met hem een voor die tijd uiterst moderne aanpak, die vooral neerkwam op goed uitelkaar houden van feiten en meningen. Beiden gebruikten ook bijna hetzelfde fonetische tekenschrift. Dan is er nog een woordenlijst van het noordelijke dialekt van Strukelje van Möller (1881), terwijl de van de Duitse "Bühnenaussprache" bekende Theodor Siebs in Saterland begon met een reeks studies die een hoogtepunt vond in zijn omvangrijke geschiedenis van het Fries (1900), die nog steeds als historische grammatika een standaardwerk vormt. Vergelijking met het Nederduits vindt men bij Matuszak (1951), die omvangrijke woordenlijsten geeft voor de drie Saterlandse dorpen en drie aangrenzende plaatsen.

Literatuur in een minitaal! Met ondersteuning van de Oldenburgische Landschaft verscheen onlangs het prachtig gedramatiseerde leven van Sientje Koodiegel, een klein egelmeisje (1994).

Intussen begon er ook voorzichtig iets van een Saterlandse literatuur. Gesina Lechte-Siemer begon op instignatie van haar pastoor reeds als jong meisje omstreeks 1930 met het publiceren van Saterfriese gedichten in dagbladen en zij zette dit na 1970 voort. Ook schreef zij een toneelstuk 'Louts Hinerks Tjoue'. Later begon de uit Amerika teruggekeerde Hermann Janssen samen met enige anderen onder de titel Lesebouk foar Seelterlound met prozastukken in de krant (1953-1965). Samen verschenen 368 nummers, vooral vertalingen uit schoolboekjes, maar ook wel eigen teksten.

Mede op basis van deze teksten publiceerde ik in 1961 een vrij beknopt woordenboek, terwijl ik samen met Janssen het tijdschriftje Seelter Tjoue (1966-1972) uitgaf. In deze tijd begon ook de Amerikaanse professor Marron C. Fort zich voor het Saterlands te interesseren. Dit resulteerde in een veel uitgebreider woordenboek (1980) en in boeken met goede volkskundige teksten met Duitse vertaling uit Strukelje (1985) en Schäddel (1990). Ook kreeg door de invloed van Fort het Saterlands de aandacht van radio en TV. In eerste instantie leidde dit slechts tot hoofdzakelijk Duitstalige uitzendingen, maar het was toch voldoende om de zaak weer tot leven te wekken.

In deze tijd beginnen de publikaties van Saterfriese teksten van Theo Deddens en Theo Griep in dagbladen en jaarboeken. Pas na haar pensionering kwam Margaretha Grosser tot publiceren in haar moedertaal. Haar eerst in een dagblad verschenen teksten bundelt ze later tot meestal op eigen risiko uitgegeven boekjes. Het Saterlands krijgt ook steeds meer aandacht van de Nederduitse buren en onlangs is begonnen met een Saterfries onderdeel van Nederduitse radio-uitzendingen.

Intussen verschenen meerdere taalkundige studies en werden er meer dan 175 uren geluidsopnamen gemaakt, op basis waarvan ik begon aan wat een alomvattend woordenboek zal moeten worden (eerste deel A-E verschenen in 1992). Ook lukte het mij nog om de meeste van de 2000 Saterlandse veldnamen in het Saterfries vast te leggen (uitgave 1994).


Het slechts door duizend à tweeduizend mensen gesproken Saterlands is een verre van arme taal. Dit woordenboek-artikel geeft 19 vertalingen voor het Duitse schwatzen 'kletsen'.

Er is dus sprake van een zekere opleving. Zo 'n twintig kinderen krijgen op vrijwillige basis Saterfriese lessen. Saterfriese boekjes vinden thans bij het tot voor kort niet zeer leesgrage Saterlandse publiek ruime aftrek. Sommige winkels en café's en zelfs voetbal-sjaals worden opgesierd met Saterfriese opschriften. Bij dit alles moet men er rekening mee houden dat Saterland tot 1855 minder dan 3000 inwoners had, zodat de taal altijd door een betrekkelijk gering aantal mensen is gedragen. Ongeveer tien jaar geleden werd het aantal Saterfries sprekenden geschat op 1000 tot 2000.

Toch is het duidelijk dat de taal op deze wijze niet behouden blijft. Taal is er om gebruikt te worden. Pas als alle inwoners van Saterland de taal leren verstaan, zal het voor van huis uit Saterfries sprekenden mogelijk zijn om hun taal ook weer algemeen buitenshuis te gebruiken. Pas dan bestaat een ruime mogelijkheid dat ook gemengdtalige ouderparen op het Saterlands overgaan, al ken ik hiervan reeds een enkel voorbeeld.

Ook moet niet worden gedacht dat de boven aangehaalde studies van het Saterlands voldoende zijn om de taal vast te leggen. Bij bijna ieder gesprek hoor ik nog woorden of uitdrukkingen die mij onbekend waren. De studie van het Saterlands gebeurt bijna geheel zonder subsidie en dat is kenmerkend voor de interesse van de overheden voor het Fries in het algemeen. Het ontbreken van een eigen Friese overheid lijkt bijna automatisch te voeren tot een onverantwoord gebrek aan aandacht. Onverantwoord, want deze dialekten bevatten in hun grote verscheidenheid een ook voor de studie van andere talen belangrijke rijkdom aan woorden en samenhangen. De vreemde verhouding tot het Oudfries (geen enkel modern dialekt heeft het Oudfriese klanksysteem bewaard) lijkt zelfs een verklaring te kunnen geven voor het ontstaan van taalverscheidenheid in het algemeen.

Bovendien zitten in een taal ook komponenten die in een woordenboek niet gemakkelijk zijn vast te leggen. Men denke daarbij maar aan alle taalsociologische processen. Ook is een taal een levend mechanisme, dat zich voortdurend aan de realiteit moet aanpassen. Zo bevat het tegenwoor dige Saterlands volslagen autochtoon klinkende woorden die honderd jaar geleden niet konden bestaan omdat de bijbehorende zaken of begrippen niet bestonden.


De eerste kaart van Saterland, uit 1588. Latere geografen waren van deze informatie niet op de hoogte en fantaseerden er lustig op los.

Als laatste mag wel eens worden gesproken over de invloed van de taal op het denken. In vrijwel iedere taal treden andere klankassociaties op. die het denken kunnen beïnvloeden. Echte meertaligheid van kinderen blijkt de studieresultaten te bevorderen. Zo gezien is het geen wonder, dat zich in kleine taalgebieden soms originele ideeën ontwikkelen. In Nederland draagt Friesland ook niet zwak bij wat het aantal verdienstelijke personen aangaat. Nog duidelijker is dat in het kleine sterk dialektisch verdeelde Noordfriese taalgebied in Sleeswijk-Holstein, dat een bijna onafzienbare stroom van historici, politici, pedagogen en kunstenaars heeft opgeleverd. Dit alles zou ons wat voorzichtiger moeten maken met het alles willen gelijkschakelen op taalgebied. Dat is mijn boodschap vanuit het taaleiland Saterland.

Enige literatuur:
Gesina Lechte-Siemer, Ju Seelter Kroune. Gedichten met foto's uit Saterland. Met inleiding over de taal en voorzien van Duitse woordenlijsten. Ostendorp Verlag, Rhauderfehn, 1977.
Marron C. Fort, Saterfriesisches Wörterbuch. Met grammatika en overzicht van vroegere onderzoeken. Helmut Buske Verlag, Hamburg, 1980.
Marron C. Fort, Saterfriesisches Volksleben. Volkskundige teksten met Duitse vertaling. Ostendorp Verlag, Rhauderfehn, 1985.

 

Terug naar: nederla.htm Gratis downloaden: Mijn veldnamenkaart van Saterland: seelt3.htm (2 MB!!)
Voorbeeld: roomelse.gif (100 kB)
1