Prof. Dr. Muhammad Aboe Zahra |
'Usulu-l fiqh.
Een mens is een sociaal wezen, daarom is het noodzakelijk dat hij met andere mensen samen moet kunnen leven, werken en communiceren. Het is ondenkbaar dat een mens buiten de maatschappij om zelfstandig zijn leven kan leiden. Hij zal gauw achter komen dat er problemen zullen ontstaan die alleen door bepaalde mensen van de maatschappij opgelost kunnen worden. Deze problemen kunnen van sociale, economische, juridische of ethische aard zijn. Niemand heeft volledige vrijheid binnen zo'n maatschappij. Indien dit wel het geval was, dan zou anarchie ontstaan, dit zou dan kunnen leiden naar instabiliteit van deze maatschappij. Daarom zijn er regels opgesteld die de vrijheid van de mensen begrensd en de menselijke relaties organiseerd. Zoals een maatschappij niet zonder mensen kan bestaan, kunnen de mensen ook niet leven zonder regels.
De maatschappijen kunnen op twee manieren geregeerd worden:
-1) wetten die door de mensen zelf zijn opgesteld in de vorm van vele ideologieen (kapitalisme, communisme, monarchie etc.)
-2) wetten die door goddelijke openbaring zijn vastgesteld
De eerste vorm is alom bekend in de huidige maatschappijen. De tweede vorm is voor vele mensen onbekend en dus ook onbemind. De Islam is zo'n regeringsvorm. De Qur'an en de ahadith vormen de basis voor de goddelijke wetten die bekend staat als de "Shari'ah".
Volgens de Islam hebben sommige profeten een shari`ah meegekregen. De Profeet Muhammad (s.a.s) is met de laatste en de rechtsgeldige shari`ah gestuurd. Volgens deze shari`ah verlopen de relaties van de mensen volgens de principes:
- mens tot zijn Schepper (Allah)
- mens tot zijn mede mens
- mens tot de maatschappij waarin hij leeft
- de maatschappijen onderling
Zoals we zien is de Islam niet alleen een godsdienst, in de zin van alleen het geloven, mar het is tegelijkertijd een manier van leven.
Laten we kijken wat de bouwstenen van de Islamitische wetgeving vormen.
Het woord " `usulu'l fiqh" is opgebouwd uit twee woorden:
- `usul (m.v. van `asl: wortel, principe) die overeenkomt met bewijzen uit de vier Islamitische bronnen (Qur'an en ahadith, idjma` (consensus onder de geleerden) en qiyaas (redenering d.m.v. analogie)
- fiqh, dat letterlijk (het goede) inzicht in iets hebben, weten en begrijpen van iets betekent. Volgen de shari`ah betekent het wetsleer.
`Usulu'l fiqh betekent dus: het vak van wetenschap dat zich bezighoudt met het beantwoorden van vragen die de handelingen van de mensen bepaalt. Het onderwerp van de de fiqh (wetsleer) wetenschap is het weten van zaken die handelen van geloofszaken (aqidah) en het weten van de gedetailleerde bewijzen van alle Islamitische weten. En `usulu'l fiqh is dus het wetenschap dat de bronnen of de bewijzen waarop de wetsleer berust, methodologisch onderzoekt en m.b.v. deze bronnen wetten afleidt. De geleerde die de studie van de fiqh beoefent, wordt een "faaqih" genoemd.
2) CATEGORIEEN VAN DE ISLAMITISCHE WETGEVING (AL HUKMU'SH SHARI`AH).
Zoals Imam Ghazali het gezegd heeft kunnen we alleen de Islamitische wetgeving begrijpen als we de `usulu'l fiqh en fiqh wetenschapen goed beheersen. Met deze twee wetenschappen kunnen we onze handelingen op de Islam afstemmen. De `usulu'l fiqh wetenschap onderzoekt de methode en de bronnen van waaruit de Islamitische wetten afgeleid worden en de fiqh wetenschap maakt binnen de grenzen van deze wetenschap de wetsbepalingen.
Ibn'i Hadjib definieert de wet (hukm) als volgt: "De bevelen van de Shari`(Allah en Rasulu'llah) die de handelingen van de verantwoordelijke personen (muslims) begrenzen en die betrekking hebben op iktiza, tahyir en wad`.
- A) Onder de bevelen van de Shari` wordt verstaan de uitdrukkingen die gebruikt worden door Allaahu Ta`ala en Rasulu'llah (sas) in respectievelijk de Qur'an en de Sunnah om de handelingen van de verantwoordelijke personen te kenmerken; haram (verboden), makruh (afkeurenswaardig), matlub (wenselijk), mubah (geoorloofd), sahih (geldig), batil (ongeldig), shart (voorwaarde), sabab (oorzaak), mani` (obstakel) etc. Verderop zullen wij deze termen uitleggen.
- B) Onder iktiza (wensen) wordt verstaan de wensen van de Shari` op het gebied van toestaan of verbieden van bepaalde handelingen. Zo is de wens van de Shari` dat wat haram (verbod) is absoluut niet toegestaan is en dat wat wudjub (gebod) is absoluut verricht moet worden.
- C) Onder tahyir (vrij laten in de te maken keuze) wordt verstaan die handelingen die door de Shari` in het midden gelaten worden en de keuze aan de verantwoordelijke personen overgelaten worden om het te verrichten of na te laten (v.b. eten, slapen en andere essentiele handelingen), dit wordt "mubaah" genoemd. Maar het is niet veroorloofd deze handelingen na te laten.
- D) Onder wad` (opleggen) wordt verstaan de koppeling van twee van elkaar afhankelijke wetten die de Shari` oplegt aan de verantwoordelijke persoon. Voorbeelden van wad`zijn:
- om iets te kunnen erven moet de erfgenaam overleden zijn
- om de salat te kunnen verrichten moet men wudu hebben verricht.
Hiermee kunnen we zeggen dat de hukmu'sh Shari`, die iktiza en tahyir uitdrukt, hukmu't takliefie is en als het twee wetten aan elkaar koppelt, hukmu'l wad`ie is.
Voorbelden van hukmu't takliefie zijn:
-a) handelingen die door de Shari` gewenst worden zijn o.a. salat, zakat, sawm, hadj etc.
-b) handelingen die door de Shari` niet gewenst worden, zijn o.a. verspillen van de bezittingen van een wees (Isra',34), ontvreemden van iemands goederen en bezittingen ( Baqara,188), alcohol gebruik, consumptie van varkensvlees etc.
-c) handelingen die door de Shari`overgelaten is aan onze wil zijn o.a. eten, drinken, lopen etc., het bezoeken van de overledenen bij hun graf.
Hukmu'l wad`ie kunnen we in drie categorieën verdeeld worden:
- 1) De ene wet kan een voorwaarde zijn voor de andere: de voorwaardelijke wetten
v.b.
- wudu of ghusl is een voorwaarde voor het verrichten van de salaat
- getuigenis is een voorwaarde voor een geldige huwelijksovereenkomst
- het in leven zijn van erfgenamen is een voorwaarde bij het verdelen van de erfenis
-2) De ene wet kan een oorzaak zijn voor de andere: de oorzakelijke wetten.
v.b.
- het zien van de hilal (de nieuwe maan) is de oorzaak van het begin of het einde van de Ramadan sawm
(Bukhari, Faraiz:26; Muslim, Faraiz:1)
-3) De ene wet kan de andere verhinderen: verhinderende wetten.
v.b.
- een moordenaar kan geen erfgenaam worden van de vermoorde (Ibni Madja, Diyat:14).
- iemand die verzaakt heeft van de Islam kan geen erfgenaam worden
- een niet-muslim kan geen erfgenaam van een muslim worden (Bukhari, Faraiz:26; Muslim, Faraiz:1)
2.1) Categorieen van "al hukmu't takliefie"
Shari` kan iets heel duidelijk verplichten, dit noemen we "waadjib". Een waadjib handeling wordt onvoorwaardelijk door de Shar`i geeist. Als dat niet duidelijk is aangegeven dan noemen we het "mandoeb" (aanbevolen).
De Shari` kan ons iets strikt verbieden dat noemen we "haraam" (verboden). Als dat niet strikt is verboden dan noemen we het "makroeh" (afkeurenswaardig).
Al hukmu't takliefie kunnen we in vijf categorieen onderverdelen:
2.1.1 WAADJIB
Volgens de meeste `ulama is waadjib hetzelfde als "fard" (verplicht). Zoals we al hierboven zagen is waadjib iets dat gebiedend is voorgeschreven en onvoorwaardelijk wordt geeist door de Shari`. Degene die waadjib nalaat wordt afgekeurd en gestraft , echter, degene die het in acht neemt wordt beloond. En degene die het ontkent wordt een afvallige in de Islaam.
De Hanafieten maken onderscheid tussen fard en waadjib: fard wordt door onomstotelijke bewijs (qati`ie daliel) uit de Qur'aan onderbouwd, terwijl waadjib door vermoedelijke bewijzen (dhannie daliel) wordt onderbouwd. De beide termen worden gebruikt voor de handelingen die verplicht zijn. Als bij een handeling de fard wordt nagelaten is de handeling ongeldig (baatil), terwijl het nalaten van waadjib de handeling niet ongeldig maakt. Daarom wordt waadjib "al fardu'l `amal" genoemd. Degene die de fard ontkent verzaakt de Islaam, terwijl dit niet het geval is met de waadjib. Dus Hanafieten onderscheiden twee soorten fard:
2.1.1.1 CATEGORIEEN VAN WAADJIB PLICHTEN:
De verdeling van waadjib plichten berust op de volgende parameters:
Ad1) Waadjb die verricht moet worden die (on)afhankelijk is van tijd
Ad2) Waadjib plichten die bepaald zijn
Ad3) Waadjib plicht waarbij het aantal aangegeven is
Ad 4) Waadjib plichten die algemeen of specifiek zijn:
2.1.2 MANDOEB
Mandoeb plichten zijn plichten die door de Shar`i aanbevolen worden en wel zo dat degene die zich eraan houdt beloond wordt en degene die veronachtzaam ertegen is toch niet gestraft wordt.. Mandoeb plichten worden ook aangeduid met: "nafilah" (vrijwillig), "sunnah" (aanbevelenswaardig of verdienstelijk), "mustahabb" (wenselijk) en "ihsaan" (goed).
Mandoeb plichten kunnen we in drie groepen onderverdelen:
In alle drie de gevallen van sunnahh is het beste deze sunnahs zoveel mogelijk na te leven, als we de voorspraak van Rasoelullah (sas) op de Dag des Oordeel willen verdienen. Rasoelullahs (sas) sunnah kan je zien als een hulp, ondersteuning, herinnering, aanvang, en aanvulling van de waadjib plichten. Door het naleven van de sunnah van Rasoelullah (sas) worden onze waadjib plichten beschermd tegen verval en onze harten worden verzacht om deze plichten nog serieuzer te volbrengen. De mandoeb handelingen bereiden ons voor om de fard handelingen te verrichten. Over het algemeen kunnen we stellen dat als we de mandoeb handelingen verwaarlozen, dat we dat ook doen met de fard handelingen. Het is de bedoeling dat de Sunnah van Rasoelullah(sas) in zijn totaliteit door de muslim gemeenschap in leven moet worden gehouden en dat de vergeten sunnahs weer leven wordt ingeblazen.
2.1.3 HARAAM
Haraam handelingen zijn handelingen die volstrekt ontoelaatbaar zijn en dus absoluut verboden zijn. Degene die zich daaraan schuldig maakt wordt gestraft (in het hiernamaals en soms ook hier op aarde), degene die het ontkent, wordt afvallig en degene die zich eraan houdt wordt in het hiernamaals (en op aarde) beloond.
Alles wat door de Shari` als haraam is aangegeven, veroorzaakt schade aan de mens, de maatschappij en de natuur. En alles wat "mubah" of "halaal" (toegestaan) is heeft de mens, de maatschappij en de natuur baat bij.
Volgens de meeste `ulama maakt het niet uit of het bewijs waaruit blijkt dat iets haraam is, onomstotelijk vast staat (dalielu'l qatie) of vermoedelijk (dalielu'z zannie) is. Volgens Hanafieten is iets pas haraam als het bewijs onomstotelijk vaststaat. In vermoedelijke gevallen wordt het "tahrieman makroeh" (iets dat nagenoeg even sterk wordt afgekeurd als datgene wat verboden (haraam) is) genoemd.
Haraam handelingen kunnen we in tweeen verdelen:
2.1.4 MAKROEH
Volgens de meeste `ulama is makroeh iets dat niet rechtstreeks verboden is. Als je het niet nakomt wordt men niet berispt maar als men het nakomt wordt men beloond.
Volgens de Hanafieten is er:
In het eerste geval behoort men de makroeh handelingen te vermijden en in het geval dat men het nakomt wordt men in beide gevallen beloond.
2.1.4 MUBAAH
Mubaah handelingen zijn noch aanbevelenswaardig, noch afkeurenswaardig en derhalve is er noch beloning en noch bestraffing. Hier laat de Shari` de muslims vrij in hun manier van doen. Zo is het mubaah om te eten, drinken etc. Andere benamingen voor mubaah zijn: halaal, djaaiz, en mutlaaq.
Onder volgende omstandigheden is een handeling mubaah:
In `usoelu'l fiqh betekent roehsaah dat t.g.v. een excuus toestemming is gegeven bepaalde dingen die verboden zijn toch geoorloofd worden. Zo kan een haraam mubaah worden en een waadjib voor een bepaalde tijd te komen te vervallen. Soms kan het zijn dat t.g.v. een bepaalde oorzaak sommige plichten niet of nauwelijks nagekomen kunnen worden. Op zulke momenten heeft Allaahu Ta`ala zijn dienaren van gemak voorzien: v.b. zieken hoeven in de maand Ramadaan te vasten maar moeten het wel inhalen als ze beter zijn, vrouwen hoeven tijdens hun menstruatie periode niet te vasten of te bidden. De eerste handeling moeten ze inhalen maar de tweed niet, bij hongersnood mag men alles eten, al is het haraam.
(Wordt vervolgd Insha Allaah)