Sommigen noemen de eerste 39 boeken van de bijbel het „Oude Testament” omdat het schrijven hiervan reeds honderden jaren was voltooid voor er aan het volgende gedeelte werd begonnen. Zij vinden het minder belangrijk dan het tweede deel, dat zij het „Nieuwe Testament” noemen. Het is echter niet logisch één deel van Gods Woord belangrijker te vinden dan een ander deel. Het gehele Woord van God is belangrijk. Een vers in het zogenaamde Nieuwe Testament luidt: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid” (2 Timótheüs 3:16). Wij gebruiken de term „Hebreeuwse Geschriften” om daarmee de eerste 39 boeken van de bijbel aan te duiden, daar ze in het Hebreeuws werden geschreven. En omdat het laatste deel van de bijbel in het Grieks werd geschreven, noemen wij dat deel de „Griekse Geschriften”.
De 27 „kleine boeken” van de Griekse Geschriften (Indjil) bestaan uit vijf historische boeken, enkele door volgelingen van Jezus geschreven brieven en een boek dat bijna geheel uit profetieën bestaat. Dit deel wordt Indjil of Evangelie genoemd omdat de eerste vier boeken Evangeliën zijn (een woord dat „goed nieuws” betekent). De schrijvers van deze Evangeliën waren discipelen van Jezus, genaamd Matthéüs, Markus, Lukas en Johannes. Elk Evangelie bevat een verslag over het leven en de dood van Jezus Christus.
Misschien vraagt u zich nu af: ’Maar waarom vier verslagen van Jezus’ leven? Waarom niet slechts één?’ Misschien bent u van mening dat hierdoor wordt aangetoond dat het verslag over Jezus’ leven verdraaid is. Schijnbaar houden sommige mensen op dit punt met hun onderzoek van de bijbel op. Maar laten wij u nogmaals herinneren aan wat er eerder over vooroordeel werd gezegd. Beschouw, alvorens een uiteindelijke mening over dit onderwerp te vormen, wat de bijbel zelf te zeggen heeft.
In de Hebreeuwse Geschriften (Taurah) lezen wij dat een belangrijke kwestie bevestigd moet worden door meer dan één getuige. Er staat: „Op de verklaring van twee getuigen of op de verklaring van drie getuigen dient de zaak vast te staan” (Deuteronomium 19:15). Welnu, het leven van Jezus was historisch gezien buitengewoon belangrijk. Om die reden voorzag God niet in drie, maar in vier getuigen. Wij kunnen er zeker van zijn dat wat wij over Jezus, zijn uitspraken en zijn leven lezen, de waarheid is.
Maar wellicht zegt u: ’Veronderstel dat deze vier getuigen elkaar tegenspreken?’ Dat is nu het wonderbaarlijke: Hoewel er vier getuigen zijn, en elk van hen het verslag over Jezus’ leven vanuit een verschillend gezichtspunt en voor een verschillend publiek beschrijft, spreken zij elkaar niet tegen. Het algehele verslag vormt een eenheid en boezemt vertrouwen in.
Hiermee zijn wij aangeland bij een kwestie in verband met het schrijven van de bijbel die velen niet begrijpen. Sommigen zijn van mening dat een boek dat er aanspraak op maakt Gods Woord te zijn, zin voor zin door God gedicteerd moet zijn en als het ware „van boven” moet komen. Maar het grootste deel van de bijbel is niet op die manier geschreven. Sommige woorden in de bijbel werden inderdaad letterlijk door God via engelen gedicteerd. Maar bij andere gelegenheden gaf God mannen de opdracht om in hun eigen woorden de dingen op te schrijven die zij gehoord of gezien hadden. Daarom zijn verschillende gedeelten van de bijbel in een verschillende stijl geschreven. Betekent dit dat er fouten in kunnen voorkomen? Volstrekt niet, want, zoals in de eerder aangehaalde schriftplaats werd gezegd, „de gehele Schrift is door God geïnspireerd” (2 Timótheüs 3:16). Menselijke schrijvers tekenden de dingen onder Gods invloed op. God de Almachtige is in staat om op deze wijze een boek voort te brengen indien dat zijn wil is.
Voor het schrijven van de bijbel werden ongeveer veertig personen gebruikt. Zij kwamen uit alle rangen en standen. Onder hen waren schaapherders, veehoeders, vissers, boeren, een arts en een belastinginner. Op zijn minst twee van hen waren koning. Anderen waren priesters, profeten of schriftgeleerden. Zij allen „hebben van Godswege gesproken zoals zij door heilige geest werden meegevoerd” (2 Petrus 1:19-21). Elk van hen schreef in volkomen eerlijkheid, soms zelfs over zijn eigen tekortkomingen en fouten.
De tijd die er ligt tussen het schrijven van het eerste en het laatste boek van de bijbel, bedraagt ongeveer 1600 jaar. Desondanks is de bijbel in de grond der zaak slechts één boek. Er is één hoofdthema. En nergens spreekt de bijbel zichzelf tegen. Dit vormt beslist een bewijs dat er slechts één Auteur stond achter de veertig personen die de 66 „kleine boeken” schreven!
Maar is de bijbel compleet in zichzelf? Welnu, als u een exemplaar van de bijbel hebt, open die dan eens op de allereerste bladzijde, bij het begin van de Hebreeuwse Geschriften of Taurah. Daar staat: „In het begin schiep God de hemel en de aarde” (Genesis 1:1). Het boek begint helemaal bij de aanvang van de scheppingswerken die op onze aarde betrekking hebben. Niets over dit onderwerp zou verder terug kunnen gaan. De Hebreeuwse Geschriften zijn derhalve geen voortzetting van een ander boek. Ze moeten het begin zijn geweest van het geschreven Woord van God.
Kijk nu eens naar het eind van de Taurah of Hebreeuwse Geschriften. De slotwoorden luiden: „Gedenkt de wet van mijn knecht Mozes, waarmee ik hem bij de Horeb betreffende geheel Israël geboden heb gegeven, ja, voorschriften en rechterlijke beslissingen. Ziet! Ik zend ulieden de profeet Elia vóór de komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah. En hij moet het hart van vaders tot zonen terugbrengen, en het hart van zonen tot vaders; opdat ik niet kom en de aarde werkelijk sla door haar aan de vernietiging prijs te geven” (Maleachi 4:4-6). Klinken deze woorden als een besluit van een boek? Of slechts als het besluit van een episode, waarna er meer zou volgen? Ja, deze slotwoorden van de Hebreeuwse Geschriften tonen dat het Woord van God niet met het boek Maleachi eindigde.
Hoe staat het nu met de Indjil of Griekse Geschriften? Dienen deze als een afzonderlijk boek te worden beschouwd? Laten wij de allereerste woorden van dit deel van de bijbel eens lezen: „Het boek van de geschiedenis van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham: Abraham werd de vader van Isaäk” (Matthéüs 1:1, 2). Als de Griekse Geschriften een op zichzelf staand compleet boek vormden, zou het nodig zijn geweest uit te leggen wie Abraham, Isaäk en David waren en waarom het zo belangrijk was dat Jezus van hen afstamde. Slechts wanneer wij de Taurah of Hebreeuwse Geschriften lezen, kunnen wij deze dingen begrijpen. De Griekse Geschriften moeten daarom klaarblijkelijk als een vervolg op de Hebreeuwse Geschriften worden bezien. Maar zouden wij een toevoeging op de Griekse Geschriften moeten verwachten?
Welnu, de Griekse Geschriften eindigen met: „’Ik leg getuigenis af aan een ieder die de woorden van de profetie van deze boekrol hoort: Indien iemand een toevoeging aan deze dingen maakt, zal God hem de plagen toevoegen die in deze boekrol beschreven zijn; en indien iemand iets afneemt van de woorden van de boekrol van deze profetie, zal God zijn deel afnemen van de bomen des levens en van de heilige stad, dingen die in deze boekrol beschreven zijn. Hij die getuigenis van deze dingen aflegt, zegt: „Ja, ik kom vlug.”’ ’Amen! Kom, Heer Jezus.’ Moge de onverdiende goedheid van de Heer Jezus Christus met de heiligen zijn.” — Openbaring 22:18-21.
Dat klinkt ontegenzeglijk als een besluit. Merk op dat wij, terwijl wij hoopvol moeten uitzien naar de tweede komst van Christus, de waarschuwing krijgen om niets aan de geschriften toe te voegen of ervan weg te laten. Dat moet wel het besluit zijn van het geschreven Woord van God.
Sommigen hebben misschien van het woord „pa·ra·kle'tos” gehoord en vragen zich af hoe dat in het beeld past. Bij één gelegenheid zei Jezus tot zijn volgelingen: „Toch zeg ik u de waarheid: Het is in uw belang dat ik heenga. Want als ik niet heenga, zal de helper [pa·ra·kle'tos] geenszins tot u komen; maar als ik wel heenga, zal ik hem tot u zenden” (Johannes 16:7). Was deze „helper” die door Jezus gezonden zou worden een boek, een persoon of iets anders?
Het Griekse woord voor „helper” is pa·ra·kle'tos. Sommigen hebben de gedachte geopperd dat Jezus in werkelijkheid pe·ri'klu·tos zei, maar dat als gevolg van een slechte uitspraak pa·ra·kle'tos in de bijbel is komen te staan. Pe·ri'klu·tos betekent volgens degenen die een dergelijke gevolgtrekking maken, „de geprezene”. Aldus zou men kunnen veronderstellen dat Jezus hier de komst voorzegt van een andere persoon. Maar dacht hij er zelf zo over?
Jezus legde in een andere schriftplaats uit wat de pa·ra·kle'tos is. Vlak voor zijn dood zei hij: „De helper [pa·ra·kle'tos], de heilige geest, die de Vader in mijn naam zal zenden, die zal u alle dingen leren en alle dingen welke ik u heb gezegd, in uw herinnering terugbrengen” (Johannes 14:26). Kort daarvoor had hij gezegd: „Indien gij mij liefhebt, zult gij mijn geboden onderhouden; en ik zal de Vader een verzoek doen en hij zal u een andere helper [pa·ra·kle'tos] geven om voor altijd bij u te zijn, de geest der waarheid.” — Johannes 14:15-17.
De pa·ra·kle'tos is dus geen persoon, en ook geen ander boek. Het is Gods werkzame kracht, de heilige geest. Jezus verwees er nogmaals naar toen hij na zijn wonderbaarlijke opstanding uit de doden met zijn volgelingen sprak. Hij vertelde hen: „Johannes doopte wel met water, maar gij zult niet vele dagen hierna in heilige geest worden gedoopt” (Handelingen 1:5). Gingen deze woorden in vervulling?
Welnu, lees voor uzelf eens wat er ongeveer tien dagen later met deze volgelingen gebeurde. Het verslag vertelt ons: „In de loop van de dag van het pinksterfeest nu waren zij allen op dezelfde plaats bijeen, en plotseling kwam er uit de hemel een gedruis als van een voortgestuwde, stevige bries, en het vervulde het gehele huis waarin zij zaten. En hun werden tongen als van vuur zichtbaar, die werden verdeeld, en op een ieder van hen zette zich er één, en zij werden allen met heilige geest vervuld en begonnen in verschillende talen te spreken, zoals de geest het hun gaf zich te uiten.” — Handelingen 2:1-4.
Deze gebeurtenis vond plaats in het jaar 33 G.T. Toentertijd was er nog niets van de Griekse Geschriften (Indjil) geschreven. Zoals Jezus had voorzegd, was die heilige geest derhalve nu beschikbaar om ervoor te zorgen dat alle dingen die zouden worden opgetekend, nauwkeurig en betrouwbaar zouden zijn. Het is duidelijk dat deze pa·ra·kle'tos geen persoon is. Het is de van God zelf afkomstige werkzame kracht. Nu Jezus niet langer lichamelijk bij zijn volgelingen was, hielp deze werkzame kracht hen zich alle dingen te herinneren die hij had gezegd en sterkte hen om deze dingen in hun leven toe te passen.
Nu weten wij dus iets over de Taurah en de Indjil, die door de koran worden geïdentificeerd als het Woord van God en die te zamen de bijbel vormen. De bijbel werd voltooid met het schrijven van het laatste boek van de Indjil, en Jezus’ belofte van de komende pa·ra·kle'tos betekende niet dat wij een toevoeging daarop zouden moeten verwachten.