Reacties?
Mail Hans Feddema:
feddema@wish.net
Klik hier om
artikelen per Email
te ontvangen
|
Home Archief Colofon
11
september en de dilemma's van de progressieven
Hans Feddema
14 januari 2002
Na 11 september stonden de progressieve fracties in de Tweede Kamer en zeker
GroenLinks voor een aantal wezenlijke dilemma’s.
1) De vraag of de wijze waarop de Amerikanen reageerden op 11 september, met
name hun militaire vergeldingsreactie wel spoort met het internationale
recht;
2) De vraag bij wie je als politici te rade moet gaan wanneer een calamiteit
als 11 september op je afkomt, en je plotseling moet beslissen hoe je moet
reageren als de ‘macht’ meent dat het operabel maken van artikel 5 van
de NAVO en later het gooien van bommen daarvoor het geëigende antwoord is;
3) De vraag of je onder voorwaarden (proportionaliteit, niet te veel
burgerslachtoffers enz.) voorshands akkoord kunt gaan met een militair
antwoord, inclusief bombardementen, en daarin ook consistent kunt blijven;
4) De vraag welke houding aan te nemen tegenover een Nederlandse bijdrage,
met F16-gevechtsvliegtuigen ter ondersteuning in geval van nood, aan een
VN-legermacht in Kabul, een macht die zij aan zij opereert naast de
oorlogsactie van de Amerikanen en zelfs onder hun opperbevel staat?
Ad 1) Helaas werd het eerste dilemma, behalve door de SP, niet of nauwelijks
als zodanig gezien. Ook niet door de GroenLinks-fractie. Deze meent dat de
Veiligheidsraad de Amerikanen het mandaat gaf om te reageren zoals ze deden.
En mocht dat mandaat er wellicht toch niet helemaal zijn, dan is, zoals
Farah Karimi het op 15 december uitdrukte, ‘het internationaal recht
vloeiend’.
Dat laatste is in zijn algemeenheid op zich juist. Het kan echter, met alle
respect, niet als argument worden gehanteerd in een lopende zaak als deze,
want het bestaande recht geldt, zolang niet gewijzigd. Het argument dat het
recht vloeiend is, wordt vaak gebruikt als men (meestal een grootmacht)
onder het recht uit wil. Het is dus niet ongevaarlijk zo’n modekreet over
te nemen.
Wat de Veiligheidsraad betreft, beroepen de meeste fracties zich op de mythe
dat Veiligheidsresolutie 1368 het Amerikaanse geweld jegens Afghanistan zou
rechtvaardigen. Dit omdat daarin ‘het recht van zelfverdediging’ zou
zijn genoemd.
In de preambule van de resolutie wordt in zijn algemeenheid gesproken over
het ‘recht van individuele en collectieve zelfverdediging’ in geval van
een aanval van een staat, een recht dat geldt totdat de Veiligheidsraad
maatregelen neemt. Het gaat in een Veiligheidsresolutie echter nooit om de
inleidende overwegingen, maar om het operatieve gedeelte, dus de besluiten.
Welnu, in het operatieve gedeelte van genoemde resolutie wordt 11 september
niet gekwalificeerd als een ‘daad van agressie’, maar slechts als ‘een
bedreiging van de vrede’, hetgeen geen recht geeft op een gewapende
vergeldingsactie. Er was, met de woorden van Dick Leurdijk van Clingendael,
‘slechts een oproep aan alle staten samen te werken bij het voor de
rechter slepen van de daders en organisatoren van de terreuraanslagen’,
terwijl tevens ‘diegenen die hun onderdak boden daarvoor verantwoordelijk
moeten worden gehouden, zonder dat dat nader werd ingevuld’
(Internationale Spectator, januari 2002).
De Nederlandse regering gebruikte bovengenoemd argument nochtans ter
rechtvaardiging van haar steun aan de actie, maar volkomen ten onrechte:
iedereen lijkt een oogje dicht te doen, maar wat gebeurt jegens Afghanistan
en mogelijk straks andere landen, kan moeilijk anders worden gezien dan in
strijd met het ‘geweldsverbod’ in artikel 2 van het VN-handvest. Kortom,
alles lijkt gewoon een niet-gelegitimeerde Amerikaanse vergeldingsactie, net
als in 1986 met Reagans represailles jegens Libië en ook Clintons bommen op
een fabriek in Sudan en doelen in Afghanistan in 1998. Daarmee is, met de
woorden van Meindert Stelling, veeleer sprake van een ‘ondermijning van de
internationale rechtsorde’, terwijl GroenLinks juist een versterking
hiervan beoogt, net als meerdere Tweede-Kamerfracties. *)
Ad2) Uit het voorgaande vloeit voort dat het voor de fracties zaak is bij
internationaal geweldsgebruik steeds juristen, of liever
volkenrechtdeskundigen te raadplegen, en zo mogelijk ook specialisten uit
eigen kring. In dit geval uiteraard bij voorkeur voorafgaand aan het akkoord
gaan met bijvoorbeeld, zoals op 12 september, het operabel maken van artikel
5 van de NAVO of aan het instemmen met de bombardementen vanaf 7 oktober en
niet achteraf. Bijeenkomsten achteraf, ook gesprekken met de werkgroepen,
hebben wel nut voor later, maar fungeren in de onderhavige zaak weinig
anders dan stoom te mogen afblazen. De fracties hadden hun standpunt toen
immers reeds bepaald. Nu na Afghanistan ook andere landen het doelwit kunnen
worden, is het zaak dat de fracties zo snel mogelijk een BERAAD MET EEN
AANTAL (VOLKENRECHT)DESKUNDIGEN organiseren om Veiligheidsraadresoluties
1368 en 1373 te toetsen, wat betreft geweldsmandaat, maar ook om na te gaan
in hoeverre het Amerikaanse beroep op artikel 51 van het VN-handvest al of
niet een drogreden is. Op het recente congres van GroenLinks in Utrecht
heeft Paul Rosenmöller op een vraag van mijn kant publiekelijk toegezegd
dat dit wat zijn partij betreft zou gebeuren. Van belang lijkt tevens DE
INSTELLING VAN EEN WERKGROEP ‘TERRORISME’, die zich werpt op de studie
naar de vraag wat (staats)terrorisme is, hoe dit kan worden onderscheiden
van legitieme bevrijdingsbewegingen en hoe de voedingsbodem van terrorisme
kan worden weggenomen en het anderszins adequaat kan worden bestreden zonder
te vervallen in de huidige dominante militaire aanpak.
Ad 3) Meedoen aan oorlogen onder voorwaarden als proportionaliteit, precisie
en aantallen onschuldige slachtoffers werkt niet in de praktijk. Het gaat
gauw lijken op struisvogelpolitiek, dus het niet-onderkennen van de
innerlijke logica van het militaire. Als je voor het militaire kiest, is er
immers geen ontkomen aan dat dit zijn eigen wetten volgt overeenkomstig het
stramien dat militairen willen winnen, en dus, indien nodig, bijvoorbeeld
met steeds zwaardere bommen komen. Politici moeten dat weten, zoals ze zich
ook bewust moeten zijn van de strategie van de Amerikanen om bijna steeds
een bondgenootschap aan te gaan met de vijanden van hun vijand en die -
althans na de Vietnam-oorlog - het hoofdwerk te laten doen, welke praktijken
deze er ook op nahouden. Zeker een kleine partij kan zo’n stramien niet
doorbreken. Consistent? Paul Rosenmöller en Farah Karimi betoogden dit toen
ze zagen dat het geweld uit de hand liep en zij op hun eerste standpunt
terugkwamen. Maar het militaire volgt z’n eigen weg, zeker wanneer tevens
(de doelen van) een grootmacht in het geding (zijn) is, zoals het vermijden
van gezichtsverlies.
Daarvan zoveel mogelijk de handen afhouden, lijkt voor een progressieve
partij dan ook de minst riskante optie. Paul heeft op genoemd congres erkend
fouten te hebben gemaakt. Het is op zich een vertrouwenwekkend gebaar om
zoiets te doen. De vraag is alleen hoe je dat moet uitleggen. Had hij vanaf
het begin een consequente pro-oorlogslijn gewild in de geest van Ab
Harrewijn, die dat sterk heeft bepleit, of ging het om eensgezind zich
meteen distantiëren van de bombardementen en een actief kiezen voor de
voornamelijk niet-militaire strijd tegen het terrorisme? Ik hoop het
laatste, ook al is het eerste niet uitgesloten, tenminste als de geruchten
juist zijn dat KAMERLID TOM PITSTRA WORDT ‘GESLACHTOFFERD’ op de nieuwe
hand-in-eigen-boezem-koers. In de zin van hem op de advieskandidatenlijst,
die donderdag 17 januari naar buiten wordt gebracht, geen plaats meer te
geven. Ik heb me op het congres verzoenend opgesteld, ook met betrekking tot
de qua dictum onduidelijk geformuleerde, maar qua overwegingen goede motie
van Guus Geurts inzake de anti-terrorismecoalitie. Tevens heb ik Paul
gecomplimenteerd met zijn rede en zijn ruiterlijke erkenning. Maar als deze
geruchten waar zijn, lijkt er sprake van een soort machtscoup achter de
schermen om de pluriformiteit, hoezeer die ook verbaal door Paul werd
geprezen, via de kandidatencommissie om zeep te helpen.
Het congres van 9 februari zal hiermee uiteraard niet akkoord gaan. Tom
Pitstra heeft een goed en kritisch oog voor het weer sterk opkomende
militarisme en vervulde in de fractie een voortrekkersrol, later gevolgd
door Ineke van Gent wat betreft het terugkomen op de te snelle keuze ten
gunste van de bombardementen. Zulke mensen kunnen niet worden gemist in de
Tweede Kamer. Voor GroenLinks zou het zeer onverstandig zijn zulke
voorhoedemensen op een zijspoor te zetten. Als het gerucht juist is, zal het
meteen worden uitgelegd als ‘verrechtsing’ van de koers, zullen opnieuw
mensen afvallen en wordt het enthousiasme in de verkiezingscampagne
getemperd. Dan wordt de winst van het congres van 11 en 12 januari weer
tenietgedaan. Maar het congres van 9 februari zal zo’n terugslag
ongetwijfeld herstellen. Pitstra mag niet de zondebok worden voor de recent
wat tegenvallende opiniepeilingen. Dan heeft Koos van Wees eerder gelijk,
wanneer hij stelt dat deze ‘ook te wijten zijn aan een wat makkere houding
van de GroenLinks-fractie in de Tweede Kamer’, dus dat ‘het vooruitzicht
misschien te mogen meeregeren een verlammende werking op de fractie heeft,
in elk geval op Rosenmöller zelf, die in debatten wat van zijn
gebruikelijke scherpte lijkt te hebben ingeleverd in een poging de grotere
partijen niet van zich te vervreemden’ (Leids Dagblad, 14-1-2002). Ik voeg
eraan toe dat dat niet meer te merken was in de rede van Paul op het congres
van zaterdag. Maar met zo’n rede had GroenLinks ook beter kunnen
vasthouden aan, of kiezen voor het eerste reclamebureau, dat de
verkiezingsleus ‘EEN STERKE OPPOSITIE’ had voorgesteld. Dat bureau had
het veel scherper gezien dan het huidige, dat met de verkiezingsleus ‘NAAR
EEN NIEUW EVENWICHT’ kwam. Het is onthullend dat de partij het eerste
bureau naar huis heeft gestuurd en koos voor het laatste, met een meer op
meeregeren gerichte leus, die herinnert aan D66. Jammer, want zo komen er
minder kiezers, zeker als Pitstra daarvoor nu moet bloeden. Een weinig
sociale handelwijze en een klunzige verkiezingsstrategie. De leus ‘Een
sterke oppositie’ zou het imago van GroenLinks hebben versterkt en veel
kiezers hebben getrokken. Alleen dat laatste geeft kans op
regeringsverantwoordelijkheid.
Ad 4 )Er is met de VN-legermacht in Kabul iets dubbels. Blauwhelmen opereren
op basis van vrede en neutraliteit of zijn gericht op bescherming van
burgers. Nu gaat het niet om burgers, maar om het helpen beveiligen van een
interim-regering en is er niet sprake van een echte vrede noch van een
gerichtheid op neutraliteit. Ook is er een uitgebreid geweldsmandaat, in de
zin dat men niet louter verdedigend, maar ook aanvallend mag schieten.
Daardoor alleen al lijkt van een echte vredesoperatie nauwelijks sprake.
Bovendien hebben de Amerikanen tegen de wil van Duitsland en Frankrijk het
Central Command van de VN-macht, bestaande uit Britse, Duitse, Franse en
Nederlandse (dus louter West-Europese) militairen, gekregen. Het tegelijk
laten plaatsvinden van een oorlogs- en een (semi-)vredesoperatie is zonder
meer al onverstandig, zoals al bleek in Bosnië. Dat geldt echter in
versterkte mate door de laatste ook nog formeel te liëren aan de
Amerikaanse vergeldingsactie. Woede over de steeds grotere tol aan Afghaanse
burgerslachtoffers door de bombardementen kan leiden tot represailles jegens
de internationale macht. De VN moeten er ook voor oppassen dat ze geen
slippendragers van de VS worden. Hadden de VS niet beter zelf de drieduizend
veiligheidstroepen kunnen leveren om het politieke machtsvacuüm, dat
ontstond als gevolg van hun oorlogsactie, tijdelijk op te vullen rondom
Kabul, naast hun gevechtshandelingen elders in het land?
Voor de Kamerleden was er nog de extra complicatie dat de regering akkoord
ging met de Amerikaanse eis dat de zes F-16-gevechtsvliegtuigen tevens
beschikbaar waren voor het verlenen van luchtsteun aan Amerikaanse
grondtroepen. Aan dat laatste onthield Groenlinks-Kamerlid Farah Karimi
gelukkig haar steun. Zij deed dat niet aan de operatie als geheel. Ik
begrijp dat. ‘Peace-keeping’ ligt ook mij aan het hart. Maar het is wel
een dilemma. Gezien het mandaat en de verbondenheid met de Amerikaanse
oorlogsactie had men even goed afstand kunnen nemen van uitzending van
Nederlandse militairen. In dit geval had dat wat mij betreft de voorkeur.
Ook gezien de mogelijke extra risico’s door de informele band met de
oorlogsactie. Een recent Amerikaans onderzoek spreekt van vierduizend
burgerslachtoffers, om maar niet te spreken over de vele gedode militairen,
en van nog eens tienduizend Afghanen die omkwamen van honger en kou, omdat
‘de vallende bommen hun toegang tot voedsel en bewoning onmogelijk
maakten’. Dat zet, hoezeer velen de val van de Taliban ook als een
bevrijding ervaren, kwaad bloed. Dat geldt temeer nu de bombardementen
ondanks Afghaanse protesten maar doorgaan en nog steeds burgerslachtoffers
eisen.
-----
* Genoemd artikel van Leurdijk in Internationale Spectator, dat uitkwam op 8
januari jl. en waarin onder meer de stelling dat de Amerikaanse onderbouwing
van het beroep op zelfverdediging ‘volkenrechterlijk en politiek een
ongemakkelijk gevoel achterlaat, heeft als titel ‘De strijd tegen het
internationale terrorisme en het recht op zelfverdediging’. Deze maand
verscheen ook een grondige analyse van Kenneth Manusama onder de titel
‘Terrorisme en zelfverdediging in de Veiligheidsraad’ in het tijdschrift
VREDE EN VEILIGHEID. Deze zegt daarin onder meer dat ‘de Veiligheidsraad
in resolutie 1368 de haast voorspelbare Amerikaanse acties onnodig a priori
de schijn van legitimatie heeft meegegeven’.
____________
Dr J.P. Feddema is antropoloog, publicist en actief in de vredesbeweging en
GroenLinks.
feddema@wish.net
Home Archief
Colofon |
|