Reacties? Klik hier om
|
Fooienpot De Burcht voor nieuwe kano's Uit: Leidsch
Dagblad,
16 maart 2005 Verbrijzelde
kano's langs het strand van Sri Lanka. (Foto: Hans Feddema) Door
Silvan Schoonhoven LEIDEN
- Met onder meer de fooienpot van sociëteit De Burcht onder de arm
vertrok hij naar Sri Lanka. De Leidse antropoloog Hans Feddema keerde
terug naar het kustdorp waar hij ooit onderzoek deed naar ‘boeddistische
vervloekingen’ en waar de bevolking nu het puin ruimt van de tsoenami.
Hij hoorde er de gruwelverhalen en hielp vissers aan nieuwe boten. Angst
slijt snel, stelde hij vast. ‘Je kunt de Sri Lankanen niet in hun ziel
kijken, maar het leek of de angst en verdriet alleen de eerste weken na de
ramp een rol speelden. Het repareren van de verbrijzelde boten,
financieringsbronnen aanboren, die zaken hebben nu voorrang. Een moeder
vroeg mij nog over de golf: “Komt-ie nog een keer? En wat als-ie 's
nachts komt?” Maar de enorme angstpsychose is weggetrokken.’ Het
waren vooral de veerkracht en vindingrijkheid van de kustbewoners die de
antropoloog en vriendin José van den Putte in het oog sprongen. De
familievetes, wraak en jaloezie die veel eilandbewoners normaalgesproken
in hun greep houden, waren tijdelijk vergeten. ‘Behalve dat hulp ook
weer jaloezie veroorzaakt. Ik heb de ruzies die dat opleverde tussen een
aan drank verslaafde buurman en zijn vrouw vanuit onze kamer kunnen filmen
voor een documentaire.’ Feddema
vestigde zich midden tussen de vissers en de palmbomen in een gespaard
gebleven huis. Honderd meter van de waterlijn, niet ver van de tenten voor
de daklozen. Hij zag er hoe de vissers met kunst- en vliegwerk, door
sieraden van hun vrouw in onderpand te geven, geld bij elkaar scharrelden
om boten en netten te kunnen repareren. ‘We zijn geen trauma-experts’,
zegt Feddema. ‘Maar vragen naar ervaringen was het minste wat we konden
doen.’ Het
leverde dramatische verhalen op, waarbij ‘toeval’ en ‘beschikking’
een hoofdrol speelden, net als het gevoel dat de tsoenami op de een of
andere manier een bestraffing vormde. ‘Het was die dag volle maan, een
boeddhistische feestdag. Sommigen zaten al in de hogergelegen tempel toen
de golf kwam. Anderen ontsnapten omdat ze cricket keken op de televisie
van een vriend in het heuvelachtige deel van het dorp. Twee meisjes van
elf en vijf renden bij het eerste teken van onraad hand in hand naar de
tempel. Hun vader en tante raakten te water in de eerste golf, maar
ontsnapten aan de tweede doordat ze op zoek gingen naar de meisjes.’ De
stoet verhalen is eindeloos. Een vrouw raakte na de eerste golf verstrikt
in een touw, tot een visser haar bevrijdde, kort voor de tweede golf. Een
dame, eigenaar van een kopieerwinkel, liet zich elke ochtend op dezelfde
tijd door een riksja ophalen. Uitgerekend op Tweede Kerstdag belde de
riksjarijder op dat hij een halfuurtje later kwam. De winkel langs het
strand werd verwoest, de dame en de chauffeur overleefden. Anderen
was het lot minder goed gezind. Feddema trof een rooms-katholieke priester
die gebukt ging onder wroeging. Hij had een aantal kinderen bijeengeroepen
in zijn
huis aan de kust voor wat extra catechisatie. Hij overleefde, de
kinderen kwamen om. ‘Een jonge Amerikaanse stierf tijdens haar
huwelijksreis. Ze verbleef met haar man in een bungalow in de bomen, maar
was even afgedaald om in de keuken van het guesthouse wat aanwijzingen te
geven voor het ontbijt.’ 1600
mensen kwamen om in de ‘dodentrein’, die het water tegemoet reed omdat
de stationschef van het voorlaatste station zijn telefoon niet had
opgenomen toen een andere chef belde om te waarschuwen. ‘Het trof me
diep, omdat ik zelf vaak met die trein heb gereisd. Het is een
paradijselijke rit, pal langs het strand. Maar het werd een dodentrein.’ Feddema
en Van den Putte trokken naar Sri Lanka met het fooiengeld van Sociëteit
De Burcht, giften van vrienden en collega's en een bijdrage van de
gemeente die het bedrag verdubbelde. Bij de bestemming ervan
concentreerden Feddema en Van den Putte zich bewust op vissers in het
dorp: sterke mensen die niet drinken. ‘Door hen te helpen, 44 gedupeerde
vissers, had dat een economische uitstraling naar heel het dorp en de
regio. Ze lieten ons vol trots weten als ze voor het eerst weer een nacht
de zee opgingen.’
|
|