Reacties? Klik hier om
|
De onbedoelde gevolgen van humanitaire oorlogen
De militarisering van de mensenrechten, ofwel het voeren van een humanitaire oorlog staat op gespannen voet met zowel de veiligheid in de wereld als de internationale rechtsorde. Kort samengevat is dit de analyse die Paul Scheffer onlangs gaf van tien jaar westers militair interventionisme (NRC-Handelsblad, 11 december 1999). Bezorgd als ik was over de internationale gevolgen van de NAVO-bombardementen op Servië, heb ik dit voorjaar een analoge visie verwoord. Een oorlog als die in Kosovo, hoezeer ook humanitair gemotiveerd, heeft immers een geopolitieke dimensie. Zeker als daarbij eigenmachtig wordt geopereerd, dat wil zeggen: zonder mandaat van de Veiligheidsraad. Het is bijzonder vreemd dat het Westen, toen het Servië eind maart begon te bombarderen, geheel aan die geopolitieke dimensie voorbij is gegaan. Behalve aan een dramatische miscalculatie - men
dacht dat Milosevic na twee of drie dagen alle eisen zou inwilligen - is deze nalatigheid
toe te schrijven aan machtsarrogantie van met name de Verenigde Staten. Sinds de bipolaire
situatie van supermachten na de val van de Muur overging in een unipolaire, steekt die
arrogantie steeds vaker de kop op. Toegegeven, voor de enig overgebleven supermacht is de
verleiding daartoe niet gering. Te meer omdat veel Amerikanen het idee hebben een
uitverkoren volk te zijn. De betrekkingen tussen de VS en Rusland zijn
momenteel slechter dan ooit. De militaire doctrine die Rusland onlangs vaststelde, waarbij
de NAVO wordt gezien als de vijand, maakt dat ten overvloede duidelijk. Zij
die in 1995 waarschuwden tegen de militair volstrekt onnodige expansieplannen van de NAVO
richting Russische grens, hadden het gelijk aan hun kant. Het was in hoge mate tegen het
zere been van Rusland, dat immers bepaald niet ongeschonden te voorschijn was gekomen uit
de Koude Oorlog. Het land heeft heel wat territoriale veren moeten laten. De recente
opname van drie landen in de NAVO, die voorheen onderdeel waren van het Warschaupact,
heeft het Russisch zelfbewustzijn dan ook behoorlijk aangetast. Men ervaart de
NAVO-expansie in Midden-Europa als een vernederende trap na. Daarnaast wordt in de westerse media helaas maar al
te vaak voorbij gegaan aan het negatieve effect van het tijdens de Kosovo-oorlog
gedemonstreerde overwicht van de conventionele raketten van de NAVO. Negatief, in de zin
dat het leidt tot een toename van de niet-conventionele wapenwedloop. Regionale
grootmachten die over nucleaire en/of chemisch/biologische wapens beschikken, realiseerden
zich tijdens de Kosovo-crisis dat ze via gewone wapensystemen en raketten bij lange na
niet opgewassen zijn tegen de NAVO. Als uitweg zien zij daarom versterking van hun
nucleaire en/of chemisch-biologische capaciteit. Het gaat mij hier niet om de vraag of de NAVO in
Kosovo zèlf met haar luchtoorlog al of niet het tegendeel bereikte van wat zij beoogde;
ik heb het hier over de onbedoelde geopolitieke gevolgen, die met een klein beetje
inzicht hadden kunnen worden voorzien, maar die bewust of onbewust niet zijn
ingecalculeerd. Hetzelfde geldt voor het feit dat de NAVO in mei dit jaar besloot tot haar
nieuwe out of area-strategie. De NAVO is formeel een organisatie van
collectieve zelfverdediging, die volgens artikel 5 van haar handvest alleen in geval van
een aanval op één der leden tot bijstand verplicht is. Sinds mei dit jaar kan de NAVO
echter, indien nodig, ook aanvallend optreden buiten haar verdragsgebied in geval
van conflicten out of area, waarbij zoals het heet vitale
bondgenootschappelijke belangen in het geding zijn. Hoe dit ook zij, het is goed om stil te staan bij de
keerzijden van ons, op zich goed bedoelde, militaire-dwangmoralisme, een moralisme waarbij
niet echt wordt nagedacht over de praktische gevolgen ervan. Het is niet in de laatste
plaats de Tweede Kamer die lijdt aan dit euvel. Gezien de oplaaiende emoties en de
aanwezigheid van een publieke opinie is dat op zich niet onbegrijpelijk, maar niettemin
vol risico's. Op dezelfde wijze heeft de Kamer geopereerd inzake Kosovo. Men was uitermate volgzaam richting kabinet, liet zich leiden door de emotie van het moment en stelde niet of nauwelijks vragen over de mogelijkheid van onbedoelde negatieve gevolgen. Zo stelde resolutie 1199 van de Veiligheidsraad wel eisen aan Joegoslavië, maar legitimeerde ze niet het gebruik van geweld tegen dat land. Toen minister Van Aartsen desondanks ten onrechte verklaarde dat de resolutie het bombarderen van Servië zou rechtvaardigen, slikte de overgrote meerderheid van de Kamer dat voor zoete koek. Dat laatste zelfs zonder dat de tekst van de resolutie beschikbaar was. Het is kortom een signaal hoe slecht de democratie in de cruciale uren van emotie vóór en tijdens een oorlog functioneert. De westerse regeringsleiders waren door hun militante dreigstrategie aan het adres van Servië als het ware in een fuik beland, waaruit ze niet of nauwelijks meer konden ontsnappen, of meenden te kunnen ontsnappen. Het is kennelijk in zo'n situatie te veel gevraagd voor parlementariërs om blijk te geven van een vorm van ruggengraat en de regering terug te fluiten. Ze hadden haar moeten wijzen op de onbedoelde gevolgen van de ingeslagen weg voor de internationale veiligheid. Trouwens ook in andere zin is er weinig verschil
tussen gewone en humanitaire oorlogen. Paul Scheffer drukte het als volgt uit:
"Militaire macht die zich wil vereenzelvigen met een morele missie blijft militaire
macht en heeft zo zijn eigen wetten. Eigengereid geweld in naam van de menselijkheid kan
gemakkelijk leiden tot een wereld die onveiliger en rechtelozer is". Een belangrijke
les van vooral de Kosovo-oorlog.
|
|