Reacties? Klik hier om
|
Individualisering: vriend of vijand?
18 november 2004 Het
leven is dynamisch. Het is daarom goed periodiek te analyseren of de
samenleving niet om nieuwe antwoorden vraagt. Zo is daarin het proces van
individualisering gaande, waarover we lang de neiging hadden negatief te
oordelen. Het zou de mens en tevens de macht en cohesie van traditionele
groepen en verbanden als familie, buurt, kerk of zuil schaden. Pleidooien
voor gemeenschapszin komen recent vooral uit neoconservatieve hoek, maar
zijn of waren ook in CDA- en PvdA-kring gemeengoed. Politici voelen angst
voor verlies van hun macht en zijn dan algauw geneigd zulks te wijten aan
de individualisering. Vaak zonder grondig na te gaan of dit wel juist is.
Omstreden maar sympathiek ogende ideologieën als het communitarisme van
‘Balkenendes goeroe’ de Amerikaan Etzioni fungeren daarin soms als
alternatief. Ik zal een meer genuanceerd beeld trachten te geven van het proces van individualisering dan in sommige kringen gebruikelijk is. Is er in dezen bij de mensen trouwens niet vaak ook sprake van retoriek? We menen hoogstpersoonlijke keuzes te maken of zeggen sinds de jaren zeventig individualistisch te zijn geworden, terwijl we vaak in feite de massa of de groep volgen waartoe we behoren. In een dit voorjaar uitgekomen studie onder de titel Kiezen voor de kudde. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid vragen Jan Duivendak en Menno Hurenkamp zich op grond van sociologisch onderzoek dan ook af of individualisme niet een misverstand of mythe is. Individualisering onderken ik zeker, maar dit is, zo is mijn stelling, positiever dan veelal wordt geschetst. Mijn probleemstelling luidt ‘Hoe het proces van individualisering te duiden en wat onze houding moet zijn tegenover dit proces?’ De
relatie met moderniteit en postmodern denken De
overspannen pretenties van de moderniteit behoren tot het verleden. Ook is
vandaag de op nut, efficiëntie en
winst gerichte instrumentele rationaliteit gaan domineren. Dit dan ten
koste van wat wel wordt genoemd de substantiële, dat wil zeggen op zin of de zinvolheid van het totaal gerichte rationaliteit. Die
dominantie van de instrumentele rationaliteit kwam niet plotseling uit de
lucht vallen. De oorsprong ligt enige eeuwen terug, toen in West-Europa na
de terugdringing van de religie er onder invloed van Descartes een nieuw
door het rationalisme bepaald wereldbeeld ontstond. Blaise
Pascal, die op 31-jarige leeftijd een ingrijpende mystieke ervaring had,
waarschuwde daar twee eeuwen geleden ernstig voor. Hij voorzag dat
hierdoor een nieuw menstype ontstond, wat hij noemt de Cartesiaanse mens,
die eenzijdig in de ratio zou gaan zitten en daardoor zou vervreemden van
zowel zichzelf als van God respectievelijk het Universele. Een menstype
dat gekenmerkt zou zijn door gebrek aan zin, kortom doelloosheid. Hij
bespeurde nog wel steeds ook mensen met een intuïtieve en niet louter
wiskundige geest, maar voorzag dat door het rationalisme het
wiskundige denken meer
en meer zou gaan overheersen. In de nieuwe spiritualiteit, of wat Charles
Taylor noemt ‘de tendens naar innerlijkheid’, bespeuren we overigens
een reactie hierop, een reactie waarin naast de rede het accent weer ook
op het intuïtieve denken ligt. Hoe
dit ook zij, de dominantie van de rede en voorts van wetenschap, techniek
en economie in de maatschappij bleef en blijft niet zonder sociale en
culturele gevolgen. Dit geldt met name het Westen, maar ook meer en meer
de rest van de wereld. Dit laatste omdat westerse landen lang koloniën
hadden in de Derde Wereld en de laatste thans door het proces van
globalisering grotendeels is opgenomen in een technisch-economische
dynamiek. Het proces van globalisering kan dus worden gezien als een
onderdeel van het W.T.E.-complex. Belangrijke gevolgen hiervan of er voor een (groot) deel mee samenhangend lijken het proces van individualisering en de grotere ruimte voor het verlangen en lichamelijkheid. De in neoconservatieve kring levende nostalgie naar vroegere, meer hiërarchische verbanden met een stevige inbedding van het individu in strakke traditionele netwerken lijkt dan ook een illusie, zolang men niet ook de moderniteit en het W.T.E.-complex ter discussie stelt. Het
begrip individualisering Bij
het eerste begrip staat economische autonomie en zelfredzaamheid centraal.
Dit krijgt recent in de politiek een positieve ontvangst, ook al wordt
tevens gewezen op keerzijden als maatschappelijke tweedeling,
consumentisme en hedonisme, hoewel het zeer wel te verdedigen is dat die,
althans de laatste twee, primair een andere oorzaak hebben. De
ontwikkeling naar een persoonsgerichte bestaansethiek lijkt inherent aan
het begrip ‘mentale individualisering’. Dus de groei van een
persoonlijk(e) ethiek en geweten ter vervanging van de voorgeprogrammeerde
morele codes in de zuil of traditionele groep, die het individu collectief
deelt met de andere leden daarvan. In
de ‘utilitaire individualisering’ draait het om het nastreven van
eigenbelang en bij de ons meer aansprekende ‘humanitaire
individualisering’ vooral om de vrijheid zich te kunnen inzetten voor
het goede of voor een goede samenleving. Dat laatste komt min of meer
overeen met de ‘ethische individualisering’, waarbij in de
individualiteit de verantwoordelijkheid voor de ander besloten ligt. Grotere
ruimte voor het verlangen en lichamelijkheid Het
verlangen en ook de lichamelijkheid zijn op zich legitiem, het behoeft
alleen correctie, als de realisering van beiden ten koste gaan van de
ander. Inzake verlangen en sensualiteit was de westerse cultuur en is zij
ten dele nog gekenmerkt door opgelegde verboden en taboes. Daarmee wordt
de individuele eigenheid van de mens onderdrukt, in elk geval niet erkend.
De huidige aandacht voor de behoeften van de individuele mens om meer te
mogen genieten of lichamelijk te worden aangeraakt en de wereld te willen
zien, heeft ook een communicatief aspect namelijk te willen worden erkend.
Er zijn natuurlijk ook uitwassen, zoals overdreven genotzucht. Niet een
ieder kan de vrijheid of emancipatie (meteen) aan, er is ook in dezen
sprake van een leerproces. Dat in het algemeen, althans onder de
autochtonen, de moralisering en betutteling op dit punt – zelfs al wat
binnen traditionele groepen –, mede dank zij de activiteiten van
instanties als de NVSH en de Rutgers Stichting, nu veel minder de praktijk
zijn, wordt ervaren als bevrijding. De
voors en tegens van individualisering Maar
heeft niet ieder mens recht op een eigen levenstijl, anders gezegd op
zelfverwerkelijking en authenciteit? Die authenciteit kan natuurlijk
verschillende vormen aannemen, de ene keer origineler, spiritueler en/of
maatschappijkritischer uitpakken dan de andere keer, maar waarom daar
negatief over doen, zolang dat tot uiting komt binnen de kaders van
democratie en geweldloosheid. Het individualiseringsproces lijkt hoe dan
ook een niet terug te draaien gegeven, dat we verder als
uitgangspunt dienen te nemen. Ook als we iets willen doen aan de
scheefgroei van moderniteit, het overheersende accent op economie en
techniek en het gebrek aan gemeenschapszin en andere humanitaire waarden
in de samenleving. De ‘grote verhalen’ mogen dan tot het verleden behoren, evenals het optimisme van de absolute maakbaarheid van bovenaf, het is volstrekt onnodig om naast vrijheid tevens de vroegere vooruitgangsidealen als rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, gemeenschapszin, geweldloosheid en barmhartigheid naar de prullenmand te verwijzen. Het individu komt trouwens via de media, op school, op het werk en via andere instituties in aanraking met nieuwe morele codes. Elkaar positief beïnvloeden zonder paternalisme is met andere woorden alleszins mogelijk in een tijd van individualisering. De samenleving mag dan niet maakbaar meer zijn, ze is nog wel terdege veranderbaar, zij het gezien het proces van globalisering en het nu sterk heersende W.T.E.-complex minder dan voorheen. Kiezen
voor de kudde Voorts zien we dat traditionele groepen in het door het CDA gekoesterde middenveld door de individualisering verzwakken. Zeker als ze goed functioneren en hun benauwde kant laten varen, is dat te betreuren. Anderzijds zullen die groepen zelf klaar moeten komen met dat gegeven. Het is hun verantwoordelijkheid hoe daarop te reageren. Op een themaconferentie van ouderlingen van de SOW-kerken zomer 2003 beantwoordde emeritushoogleraar Gerard Dekker de vraag of individualisering bedreigend is voor de kerken als volgt: “Wel bedreigend voor de kerkelijke gemeente, maar niet voor de kerkelijke gemeenschap.” Hij bedoelde dat het instituut kerk zich kan handhaven, als ze “oog heeft voor andere en nieuwe vormen van gemeenschap” en dan wellicht “tot een intensievere beleving” kan komen. Het is kortom aan de groepen zelf in de veranderende maatschappij zich op zichzelf te bezinnen en eventueel de bakens te verzetten. Individualisering
van belang voor spiritualiteit of innerlijke groei? Rudiger
Safranski, de bekende schrijver van Het
kwaad, het drama van de vrijheid bepleitte
nog onlangs het in ere herstellen van het individu. Hij is bang voor
hartstochten voor collectieve projecten: “Alsjeblieft geen als politiek
vermomde surrogaatreligie! Alles moet zich op het individu richten. Dat is
geen pleidooi voor egoïsme, maar dat ieder mens zijn leven als een
kunstwerk gaat zien, dat hij inziet dat hij zichzelf moet maken. Of zoals
Nietzsche zegt: men moet met zichzelf bevriend raken.” (M, september 2003). Dat
laatste lijkt belangrijk. Als het individu zich moeilijk verbindt, zoals
met zichzelf, met de ander, met de natuur, en met het Hogere, lijkt het
zaak eerst te leren zich te verbinden met zichzelf, vaak een voorwaarde
zonder welke de andere verbindingen moeilijk tot stand kunnen komen. Een
trend is ook de religie te zien als ‘ervaring’ van het individu. De
Amerikaanse filosoof William James bepleit dat. Hij constateert een
groeiende tendens naar innerlijkheid. De Canadees Charles Taylor, bekend
door zijn boekje Malaise van de
moderniteit (1994), onderkent dat in zijn Wat
betekent religie vandaag? (2003) eveneens en noemt die individuele
benadering van James op zich aantrekkelijk, ook al wil hij voorshands de
tendens naar innerlijkheid complementeren met de sociale benadering. Als
het woord ‘sociaal’ ruim wordt opgevat, zullen vele progressieve
christenen zich hierin herkennen. Ook wat betreft het geven van een
aanvulling op het proces van individualisering. Dus dat
zelfverwerkelijking en authenticiteit van het individu op zich een groot
goed is, maar dat men in die groei niet hoeft te blijven steken bij het
vinden van zichzelf. In die zin lijken de termen ‘humanitair’ of
‘ethisch individualisme’, waarbij de groei van het individu tevens
maatschappelijke verantwoordelijkheid insluit, niet direct onzinnig. Dus
onszelf en het individu te motiveren tot meer humanisering. De
scherpe politieke waarnemer Jacques de Kadt bedacht in 1939 de term
‘individualistisch socialisme’. De individuen zouden gelijke middelen
moeten krijgen volgens hem om zichzelf te ontplooien, los van dwangmatig
opgelegde identiteiten vanuit traditionele groepen. Bij hem stond in deze
non-conformisme centraal, dus het recht van het individu om af te wijken
van dominante monoculturen. Dick Pels verwees onlangs (net als Femke
Halsema) ook naar non-conformisme in een recente oproep voor een
vrijzinnig-links geluid ter opvulling van ‘de leegte van links’, een
term voor het eerst gebruikt door Hans Achterhuis. Sprak de doorbraakchristen Willem Banning 50 jaar terug al over een bij het individu aansluitend ‘personalistisch socialisme’, in kringen van GroenLinks is ‘libertair socialisme’ geen onbelangrijk begrip. Ook hierin weerklinkt een stuk non-conformisme, namelijk het recht van het individu te mogen afwijken. De gevleugelde woorden ‘niet een glurende maar een sturende staat’ in het GroenLinks-verkiezingsprogramma van 1989 illustreren dit. “De individuele emancipatie inclusief bevrijding van knellende groepsbanden, onderdrukkende sociale controle en andere negatieve beperkingen is anno 2004 nog steeds niet voltooid”, aldus Femke Halsema in een congresrede. Dat geldt zeker nu onze samenleving is verrijkt met grote groepen allochtonen uit landen rondom de Middellandse Zee. Huidige
klimaat verre van libertair In
zo’n
klimaat is het voor linkse partijen niet gemakkelijk een eigen
koers te varen. Toch zal dat moeten binnen het kader van onze twee
grootste exportartikelen, namelijk vrijheid van het individu en
democratie. En bij voorkeur positief gericht en niet te veel reactief.
Daarbij zullen we moeten accepteren dat de mondige geëmancipeerde burger
zijn of haar eigen weg gaat. En of bijvoorbeeld de jongeren wel echt
individualistisch zijn of niet, is niet wezenlijk of liever hun eigen
zaak. Ze doen enerzijds aan zelfsturing en anderzijds oriënteren zij zich
in meerdere opzichten op elkaar. Logisch nu oude vaste kaders meer en meer
wegvallen. Als je zelf je weg wilt vinden, ben je niettemin op anderen
aangewezen om te bepalen wat kan en niet kan of waar je bij hoort of niet. Geweld
is de grens Ieder
burger dient hierop alert te zijn, ook het middenveld cq. de civil
society en
de staat indien nodig.. De staat is overigens niet een boven alles
verheven ‘big brother’, nee zij is hooguit een
primus inter pares naast
sectoren van de samenleving als economie, wetenschap en financieel
verkeer. Niet repressie maar preventie is het parool van een goede
overheid. Een parool van haar is ook zonder paternalisme creatief
emancipatie en integratie te bevorderen en te stroomlijnen via adequaat
beleid, niet in de laatste plaats op het terrein van onderwijs en zorg. De
overheid zorgt er ook financieel voor dat bijvoorbeeld alle gezinnen,
autochtonen en allochtonen, zoals nu in Rotterdam gebeurt, al in het kader
van zwangerschapsbegeleiding, goede babyzorg en/of stevig ouderschap,
periodiek thuis worden bezocht, waardoor al in een vroeg stadium gezinnen
met gewelds- en andere risico’s worden gesignaleerd en preventief kunnen
worden begeleid. Ger Groot zou wel eens gelijk kunnen hebben met z’n
stelling dat ‘geweld de diepste kern van onze samenleving’ is, maar
het is niettemin zaak met het tegengaan daarvan al vroeg te beginnen.
Voor
de opvoeding in burgerzin is het ook van belang, dat politici en overheid
zelf het goede voorbeeld te geven. Democratie en integratie kunnen niet
simpelweg per decreet worden afgedwongen. Dat roept verzet op. Van belang
is ook mensen van een andere cultuur niet te vernederen door bijvoorbeeld
hun cultuur of godsdienst achterlijk te noemen. Democratie inclusief
tolerantie en gelijkwaardigheid kan worden gecultiveerd door die
democratie als politici en docenten zelf voor te leven. Ook door
controle op de macht steeds alle ruimte te geven en de burgers alle
gelegenheid te bieden voor directe en indirecte inspraak. En uiteraard
door in het beleid recht en gerechtigheid centraal te doen staan. Conclusie We
zien dus geen reden zich ernstige zorgen te maken over de
individualisering. De mondige burger is bezig, soms met wat brokken, zijn
eigen weg te zoeken. Dit proces te helpen stroomlijnen is goed.
Bijvoorbeeld door de zelfregulering van de burger en diens
geestelijke en culturele weerbaarheid te helpen versterken. Maar het
heeft geen zin uit angst voor vrijheid restauratief te pleiten voor
gesloten gemeenschappen met verstikkende controle van bovenaf. Je belandt
dan al gauw in neoconservatief vaarwater. GroenLinks-leider Halsema
onderkent dat en ziet blijkens haar betoog ‘Vrijzinnig Links’ in De
Helling van
zomer 2004 haarscherp welke gevaren op dit terrein thans dreigen van het
kabinet-Balkenende. Of ze met haar ‘tegenoffensief te vroeg’ is, zoals
Trouwcolumnist dr. J.A.A. van Doorn, haar verder bijvallend, in hetzelfde
Helling-nummer betoogt, omdat volgens hem ‘de zuigkracht van het
conservatisme momenteel te krachtig’ is, is een tactisch-politieke
kwestie. En ook hoe het
tegenoffensief met elan en overtuiging , herkenbaar en naar het
volk vertaald voor het voetlicht te brengen. Feit is echter dat het
politieke klimaat thans juist antivrijheid wordt. Gemeenschapszin kan men
hoe dan ook niet met dwang opleggen. Gemeenschapszin is iets van binnenuit
en vloekt met dwang. Laat
links tenslotte niet mee doen met de trend van verzakelijking en
geestvervlakking, alsof niet alleen in de economie maar ook verder in de
samenleving alles pragmatisch en technocratisch moet worden aangepakt. Een
samenleving kan, zeker in de politiek, niet zonder elan of vuur, kan niet
zonder idealen. Mensen willen niet louter cynisme. Ze willen geraakt
worden door mensen die ergens voor staan en die zich er niet voor schamen
om er eerlijk voor uit komen, dat ze ook in de harde samenleving van
vandaag zich laten inspireren door idealen zoals gelijkwaardigheid,
gerechtigheid, vrijheid, barmhartigheid, gemeenschapszin en
geweldloosheid. Dit
essay verscheen in De Linker Wang,
november 20
|
|