Reacties? Klik hier om
|
Individualisering is geen vijand
Hans Feddema Informateur
Herman Wijffels onthulde onlangs dat Jan Peter Balkenende en André
Rouvoet – met stilzwijgende instemming van Wouter Bos – het begrip
individualisering “consequent uit het regeerakkoord hielden”. Zelf sta
ik met het oog op de groei van spiritualiteit bij de mens, dus leven
vanuit je kern of bron, al enige jaren positief tegenover het proces van
individualisering. Knellende groepsbanden kunnen een blokkade vormen voor
deze groei. Ik was er dan ook mee ingenomen dat Wijffels individualisering
ziet als “ontwikkeling van het bewustzijn” en dus “zo beschouwd
eerder leidend tot aanvaarding van meer verantwoordelijkheid voor het
geheel” dan tot het “uitlopen op losbandigheid en
onverschilligheid”. Maar Wijffels kon bij de formatie Balkenende en
Rouvoet niet overtuigen en zegt daarover: “Ze zijn nog niet toe aan
individualisering. In hun achterbannen bestaat heel sterk een negatieve
duiding daarvan” (Volkskrant, 2 juni 2007). Ik ben
afkomstig uit een van de confessionele zuilen uit de jaren vijftig en weet
dan ook uit eigen ervaring dat je die jaren niet moet idealiseren. Ik
herinner me bijvoorbeeld ‘achterbuurten’ en hoe daarop toen door ons
als ‘christelijken’ neer werd gekeken, of hoe elk contact met de
bewoners daarvan door onze ouders werd verboden. Er heerste in de
zuilenmaatschappij nogal wat ‘ingroup’-gevoel, waarbij de eigen groep
op een voetstuk werd geplaatst en zij die er niet bij hoorden niet zelden
het stigma van een te verwerpen ‘outgroup’ kregen. Op de
‘gemeenschapszin’ van toen is veel af te dingen. Zo was behalve
sociale uitsluiting van wie tot een andere zuil, groep of klasse behoorde,
ook familie-egoïsme bepaald geen onbekend verschijnsel, evenals
conflicten in en tussen families. Intern was er vaak sprake van ongezonde
verhoudingen, waarbij minder sterke individuen nogal eens geïsoleerd
raakten of ‘het zwarte schaap’ werden. Drukkende onderlinge sociale
controle, moralisering en bevoogding waren vaak van dien aard dat van hen
die dat meemaakten er weinigen rouwig zijn om de afbrokkeling van de hiërarchische
gezagsverhoudingen van toen. De
‘theemutscultuur’ (een term van filosoof Harry Kunneman) van het
‘rijke roomse leven’ en van de protestanten had zeker wel iets knus,
maar er waren vele schaduwkanten. Elke socioloog weet dat, terwijl dat
toch door cultuurpessimisten van nu te veel wordt genegeerd. Het individu
kwam bijvoorbeeld veelal niet tot zijn recht. Ik herinner me dat een
pastor uit Brabant me vertelde dat zij pas vanaf haar achttiende jaar
heeft kunnen (en moeten) werken aan de ontwikkeling van haar eigen
individuele identiteit. In het boerengezin van haar ouders met dertien
kinderen, waar dag en nacht werd gewerkt en er geen tijd was voor de
kinderen individueel, werden allen als jongens aangesproken. “Jongens,
nu naar bed,” klonk het als het tijd was om te slapen. “Ik was geen
individu, ook nauwelijks een vrouw, ik was een onderdeel van een groep. We
voedden elkaar natuurlijk wel op, maar zeker in de eerste drie jaar heb je
persoonlijke aandacht van je moeder nodig, en die kreeg ik niet”. Het
had ook maar een haar gescheeld of ze had net als haar broertjes en zusjes
niet verder kunnen leren. Een onderwijzer bij wie ze toevallig weleens op
de kinderen paste, deed het tij voor haar keren. Naast onwetendheid was er
soms ook sprake van onwil. Conservatieve personen vormden in gesloten
gemeenschappen weleens een blokkade voor de ontwikkeling van creatieve
individuen. En dan heb ik
nog niet over het interne geweld in gesloten gemeenschappen, waaronder ook
incest. Familie- of groepseer maakte dat het vaak werd toegedekt en
binnenskamers werd gehouden, waardoor de trauma’s daarover lang bleven
doorsluimeren. Seksueel misbruik van minderjarigen binnen de
rooms-katholieke kerk is lange tijd verweten aan het celibaat. Maar
recente onderzoeken in de VS hebben uitgewezen dat het percentage klachten
hierover bij protestanten minstens zo hoog is. Dat in bepaalde
traditionele plattelands- en kustdorpen in Nederland veel seksueel
misbruik van minderjarigen voorkomt, heeft volgens mij te maken met zowel
de geslotenheid van deze gemeenschappen als met de daarin heersende
perceptie van het kwaad inclusief geweld. Er mag dan vaak wel sprake zijn
van een algemeen zondebesef in theorie, het kwaad wordt in die dorpen
niettemin vaak bij de ‘outgroup’ gesitueerd – terwijl het bestaan
ervan in eigen kring wordt ontkend. De ontkenning van je schaduwkanten
leidt echter tot onderdrukking daarvan, waardoor ze soms juist plotseling
in grote kracht naar boven komen. Het voordeel van individualisering is nu
dat men leert het kwaad bij zichzelf niet te ontkennen, maar onder ogen te
zien en er mee in het reine te komen. Individualisering
houdt in dat je jezelf als zelfstandig individu aanvaardt, dat je ziet wie
je bent, waar je staat, wat je wilt en ook dat je er eigen gedachten op na
mag houden. Dat is geen pleidooi voor egoïsme, maar dat je jezelf neerzet
vanuit je levensmissie en dat je je verbindt met jezelf. Verbinding met
zichzelf is vaak een voorwaarde zonder welke de (innerlijke) verbinding
met de ander, met de natuur en met het Mysterie niet lukt. Het avontuur is
nooit ergens anders, het is in onszelf. “Voor we vriendschap kunnen
sluiten met een ander, moeten we eerst vriendschap sluiten met onszelf”,
zei Eleanora Rooseveld eens. In de jaren vijftig werd je in de samenleving
te veel tot object gemaakt, terwijl het er juist om gaat dat je subject
wordt. Individueel dus en spiritueel bewust. Carl Jung noemt dit het
belangrijke proces van individuatie van de mens. Individuatie
heeft trouwens alles te maken met vrijheid. Om echt vrij te zijn, moeten
we in contact komen met onze eigen gevoelens, gedachten en wensen. Om echt
vrij te kunnen zijn moeten we onszelf kunnen verwerkelijken, authentiek en
oorspronkelijk kunnen zijn. En dat vooral ook mogen leren. Angst werkt in
deze dan ook averechts. Het klassieke boek Angst
voor Vrijheid van de cultuurfilosoof
en psychoanalyticus Erich From van kort na de Tweede Wereldoorlog
is nog steeds actueel. Authentiek kunnen zijn is immers al geen
gemakkelijke opgave voor eenieder van ons. Angst voor vrijheid helpt
daarbij niet, maar werkt veeleer blokkerend. Als ergens geldt dat er
grenzen zijn aan ‘maakbaarheid van bovenaf’, dan geldt dat hier.
Individuen zullen zelf door ervaring ontdekken dat vrijheid in de
buitenwereld beperkt en relatief is, maar ook dat innerlijke vrijheid niet
kan worden aangetast. En tevens dat de grootste vrijheid wordt gevonden in
zelfbeheersing en zelfdiscipline. Wat
cultuurpessimisten er ook van mogen vinden, het proces van
individualisering is zowel vanuit de optiek van vrijheid als van
spiritualiteit positief. Terwijl je vroeger, aldus Herman Wijffels, “de
waarden aangereikt kreeg vanuit een zingevingsysteem, gaat het nu om een
van binnenuit komende spiritualiteit, de innerlijke stem, die je leidt in
wat je moet doen” (Financieel
Dagblad, 31 maart 2007). En natuurlijk
zijn vergissingen dan niet uitgesloten. Maar van het maken van fouten
leren we. Het is van belang dat individuen met vallen en opstaan volwassen
worden, komen tot zelfverwerkelijking en innerlijke groeien.
Individualisering kent uiteraard ook negatieve en moeilijke kanten.
Denk aan eenzaamheid en mogelijke uitwassen als hedonisme en
consumentisme, maar is dat niet vaak ook een tijdelijke fase? Een fase
waar het individu doorheen moet om sneller innerlijk te kunnen groeien. Bij de critici
van individualisering bespeur ik een zekere nostalgie naar vroeger. Hun
klacht over gebrek aan gemeenschapszin is hoofdzakelijk de klacht over het
uiteenvallen van traditionele groepen. Maar vergeten wordt daarbij dat er
allerlei nieuwe groepen en netwerken ontstaan. Ik zie dat ook in mijn
eigen leven. Je zou kunnen spreken van een nieuw, zij het (veel) losser
gestructureerd middenveld. In de studie Kiezen
voor de kudde. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid (2004)
vragen de schrijvers op grond van eigen onderzoek zich daardoor dan ook af
of het individualisme eigenlijk niet op een misverstand berust. En er is
vandaag best wel sprake van gemeenschapszin, zij het anders dan vroeger. De door
Wijffels geconstateerde koudwatervrees voor het proces van
individualisering door het huidige kabinet, is dan ook vreemd. Dit temeer
nu vandaag de dag dit proces mede door de sterk toegenomen mobiliteit en
ook de groei van middelbaar en universitair onderwijs een gegeven is dat
niet meer is terug te draaien en daarom als uitgangspunt dient te worden
genomen voor beleid. Logisch dat Wijffels het in allerlei conceptteksten
van het regeerakkoord heeft gezet. En jammer dat het daarna consequent is
geschrapt. Formeel althans, want ik twijfel er niet aan dat het kabinet in
de praktijk genoemd uitgangspunt niet of nauwelijks zal negeren.
E-mail:
|
|