Reacties? Klik hier om
|
Strategie
voor een vreedzame wereld
Hans Feddema 20 september 2003 Waarom
spreek ik van een vreedzame wereld en niet van vrede? In de eerste plaats omdat linkse mensen zich een positief
ideaal, voor mijn part een droom of een utopie, voor ogen moeten houden of
zelfs meer dan dat, want als de idealen opdrogen, is er de dood in de pot,
is er geen toekomst. Welnu, vrede is net als verdediging geen ideaal.
Vrede is te veel de afwezigheid van oorlog, ook wel negatieve vrede
genoemd dan wel een wapenstilstand of een fase tussen twee oorlogen -- of
moet ik vandaag misschien zeggen ‘tussen twee gewapende aanslagen’? Een
vreedzame wereld is heel wat meer dan vrede. Een vreedzame wereld is niet
negatief, zoals bijvoorbeeld het zuivere antimilitarisme, maar is positief
gericht. Het is een soort cultuurideaal. Het is, kort gezegd, een wereld
van gerechtigheid en waarheid, en meer dynamisch gezegd: een wereld van
het in vrijwilligheid verwerkelijken van gerechtigheid en in
vrijwilligheid openbaren van waarheid. Je kunt ook zeggen: enthousiast
werken aan een vredesorde van eerlijk delen en samenwerking. (Vergelijk
Max Kohnstam in het tv-programma Tegenlicht
van 9 september.) Vrijwillig?
Ja, omdat de geschiedenis, ook die van Oost-Europa, ons leert dat dwang en
van bovenaf dingen opleggen -- ook als die goed zijn -- uiteindelijk
vastloopt. Maar is zoiets, dus zonder het opleggen van bovenaf, wel
realistisch? Realistisch of niet, de werkelijkheid van vandaag is dat de
oude weg van het beantwoorden van geweld met geweld of autoritair gedrag
met autoritair gedrag is vastgelopen. De zaak uitvechten kan met de
huidige bewapening in wezen niet meer. Of anders gezegd: vrede door
militaire veiligheid lijkt zowel in het atoomtijdperk als in het tijdperk
waarin zelfmoordgeweld het nieuwe wapen is van de underdog -- en wel als
schreeuw om gerechtigheid of wraak -- een hersenschim te zijn geworden.
Hetzelfde geldt voor de stelregel ‘wie de vrede wil, bereide zich ten
oorlog’, wat de Amerikanen nu zelfs hebben uitgebreid naar ‘wie de
vrede wil, begint met “preemptive
strikes”’, iets wat eveneens een illusie zal blijken, en wat
bovendien leidt tot meer bewapening. Hoe
komt het dat genoemde visie lange tijd niet en door de meesten nog steeds
niet wordt gedeeld respectievelijk niet wordt gezien? En waarom gingen er
zoveel dingen mis na 1945, toen onder het adagium ‘dit nooit meer’ met
zoveel idealisme en optimisme is begonnen aan de opbouw van een vreedzame
wereld? Ik noem en sta stil bij een negental factoren. 1)
De Koude Oorlog leidde -- ook al gingen we meerdere keren door het oog van
de naald -- niet tot een Armageddon. Het idee dat daarop postvatte, ook
bij links, was dat het zo’n vaart dus niet loopt met de uit de hand
gelopen (kern)bewapening. 2)
Middengroepen in de hele wereld bleven zich lang verwant voelen met de VS,
zeker in de perioden dat de Democraten daar aan het bewind waren, of
vergaven dat land zijn militaire escapades, ook omdat macht imponeert.
Velen bewonderen de Amerikaanse kracht zelfs, mede omdat het Amerikaanse
imperialisme lange tijd enigszins versluierd is gebleven en het pas recent
manifester is geworden -- in die zin dat vooral militair wordt ingegrepen
indien voor de VS strategische belangen in het geding zijn. 'Wij
zijn beter' 4)
De progressieve elite raakte na de val van de Muur vanuit het
solidariteitsconcept algauw in de ban van de ‘militaire interventie’.
Solidariteit is een goede emotie, maar geen politiek concept. Je loopt er
mee vast omdat de ‘underdog’ van vandaag de onderdrukker van morgen
kan zijn (zie ook onze houding jegens Israël) en je bij ‘solidariteit
door dik en dun’ op een gegeven moment, als je consequent bent, ook moet
gaan vechten voor de zaak van ‘je underdog’, terwijl bovendien de
underdog zeker niet uit louter heiligen bestaat (zie de Bosnische regering
of Kroatië, en de Open brief van mei 2002 in Hervormd
Nederland van Gied ten Berge van Pax Christi aan Mient-Jan Faber).
Maar hoe dan ook, vanuit dit concept werd ‘militaire interventie’ --
ik bedoel niet peace-keeping na
een akkoord, wat goed is -- nochtans het speeltje of ‘speelgoedbeestje
van de moderne intellectueel’ (Martin Hulsing). In de vredesbeweging was
zoals bekend Mient-Jan Faber hiervan het prototype, maar ook in mijn eigen
partij [GroenLinks] waren mensen als AB Harrewijn en Paul Rosemoller
daarvan bij uitstek representanten. Er was niet voor niets zowel een
Kosovo- als een Afghanistancrisis in m’n partij. Dat conflicten vaak hun
eigen patroon volgen en dat militaire interventie daardoor (behalve bij
noodsituaties als genocide) de zaak meestal doet escaleren en spill-over-effecten
heeft of dat men daardoor zelf partij wordt in het conflict, doorzag men
niet of te weinig. Evenmin dat westerse militaire interventie vaak iets
bevoogdends heeft en dat daarbij tevens verborgen agenda’s meespelen. 5)
De linkse elite heeft zich nimmer losgemaakt van de Babylonische en tot op
vandaag opgeld doende mythe dat geweld ‘redt’, dat oorlog vrede brengt
en recht herstelt kortom, de mythe van ‘bevrijdend geweld’, wat we
vandaag bij de Amerikaanse neoconservatieve elite wel heel expliciet weer
als een missie naar voren zien komen, zij het vooral als
rechtvaardigingsretoriek. De ethicus Hannes de Graaf zei eens: “De
rechtvaardiging van geweld is erger dan het geweld zelf.” Die
verdediging van geweld is als mythe of als ideologie meestal een soort
‘innerlijke spiritualiteit van zowel de nationale veiligheidsstaat als
het militarisme’, aldus de Amerikaan Walter Wink. Deze noemt in zijn
boek De heersende machten de genoemde Babylonische mythe, dus het idee
dat geweld ‘redt’, zelfs de ‘overheersende godsdienst in onze
samenleving’ en bij uitstek de rechtvaardiging voor imperialisme. Hoe
dan ook, zowel links in Oost-Europa tijdens de Koude Oorlog als de
progressieven in West-Europa na 1945 en vooral na de val van de Muur (zie
ad 4) bleken beiden niet los
van die mythe. 6)
Europa is een fort geworden, als het ware het Romeinse Rijk, dat nu net
als toen de begeerte opwekt van omringende volkeren. Toen en nu was en is
er intern sprake van een soort fortmentaliteit van ‘je voorrechten
(zoals nu sociale voorzieningen en welvaart of de eigen plek) geheel voor
zichzelf willen houden’. Het hoeft geen betoog dat zo'n fortmentaliteit
niet bevorderlijk is voor idealisme. Ze roept eerder een uiterst
verwerpelijke ‘neerwaartse jaloezie’ in het leven richting de
allochtoon in ons midden, zoals dat ook al het geval is of was richting de
armere autochtoon, die te veel een beroep zou doen op onze sociale
voorzieningen. En jaloezie en idealisme gaan moeilijk samen. Goedpraten
van geweld 8)
We weten niet goed raad met ‘terrorisme’. Natuurlijk is het niets doen
aan de voedingsbodem en het louter kiezen voor een militaristisch antwoord
een geheel verkeerde benadering. Je raakt met terugslaan tevens de
omgeving van de ‘terrorist’, wat leidt tot solidarisering en dus tot
meer geweld. Waar het mij in dezen vooral om gaat, is dat de progressieve
elite de neiging heeft om het ‘terrorisme’ te veel te vergoelijken,
bijvoorbeeld door daarvoor de term ‘vrijheidsstrijd’ te hanteren of
het geweld van de tegenpartij (overigens terecht) als
‘staatsterrorisme’ te kwalificeren. De guerrilla’s zijn geen
‘terroristen’, maar vrijheidsstrijders, zeggen we dan. Nogmaals, dat
is op zich waar, maar we vergeten daarbij toch een paar dingen. In de
klassieke leer van de ‘rechtvaardige oorlog’ wordt oorlog aan een
aantal condities verbonden: deze moet onder meer gelegitimeerd, effectief
en proportioneel zijn, maar een belangrijke voorwaarde is ook dat het
geweld slechts op soldaten mag zijn gericht en beslist niet op burgers.
Dit betekent dat met de huidige moderne wapens oorlog taboe is, althans
volgens deze leer. De moderne burger weet dat wel, maar ziet dat door de
vingers, want de ontwikkeling van de techniek kun je niet tegenhouden,
heet het. Het vreemde of inconsistente is echter dat diezelfde burger het
de rebellen of de vrijheidsstrijders niet vergeeft als deze met hun
(zelfmoord)geweld ook onschuldige vrouwen, kinderen en andere
non-combattanten doden of verminken. Ziehier de backlash, waar mensen als Luther King al over klaagden als radicalen
tijdens geweldloze demonstraties geweld gebruikten. Geweld, zeker tegen
onschuldigen, moet altijd worden afgewezen en maakt dat middengroepen
kopschuw worden en naar rechts opschuiven. We zien dat nu in Israël,
na 11 september 2001 in de VS (waar links overigens helemaal weinig
veren van de mond blies na het werk van Franklin en Eleonora Roosevelt) en
vorig jaar ook in Nederland na de moord op Pim Fortuyn. Wat Israël nu
doet, heeft een afstraling op de hele wereld. De bekende journalist H.J.
Hofland verwijt het Westen in de Groene Amsterdammer van 13 september niet te hebben doorzien dat
‘de strijd van de Palestijnen een van de inspiratiebronnen voor het
wereldterrorisme was’. Ik onderschrijf dat, zeker omdat vooral het
Westen zijn zegen heeft gegeven aan het terugdraaien van tweeduizend jaar
geschiedenis in strijd met het volkenrecht (zij het uiteindelijk in 1947
wel met de legitimatie van de VN), waardoor er in een tijd van
dekolonisatie als het ware een nieuwe (zionistische) kolonie als fremdkörper
in een Arabische context ontstond, een staat die Palestijnse autochtonen
tot tweederangsburgers in eigen land maakte en die thans, VN-resoluties
van 1947 en 1967 ten spijt, via een geslepen politiek van landjepik steeds
maar groter wordt: een land dat nu zelfs ondanks de VN-fifty-fifty-verdeling
van 1947 bijna 80 procent van het oorspronkelijke Palestina beslaat en de
rest bezet houdt. Dat laatste en voorlaatste is bij uitstek een politiek
van ongerechtigheid, die het Westen toelaat en ook bij links te weinig
protest opwekt. Het is bovendien een publiek geheim dat vandaag het
Midden-Oostenbeleid van de VS meer door Tel Aviv dan door Washington wordt
geregisseerd. Mede doordat we inzake dit beleid en andere imperialistische
uitwassen te weinig verweer bieden vanuit het Westen en ook de
progressieven in de Derde Wereld te weinig de voordelen van geweldloze
strategieën laten zien, is er een Bin Laden kunnen ontstaan met diens
gewelddadige strategie. Dat deze met zo’n strategie door 11 september
2001 tevens de rechtse neoconservatieve krachten in de kaart speelde en
vandaag mogelijk nog speelt, en misschien daardoor wel de
Amerikaans-Britse oorlog tegen Irak en ook de huidige polarisatie en
verwarring indirect mogelijk maakte, wordt te weinig doorzien.
Ik breng dit naar voren omdat ik in juni in een publicatie naar
aanleiding van het aangekondigde aftreden van Mient-Jan Faber als
IKV-secretaris schreef over ‘het falen van de progressieve elite’, dat
zij ‘na 1945 het vraagstuk van de “middelen” heeft verwaarloosd’.
Dat geldt, zeg ik nu, niet alleen voor hier, maar ook voor haar
uitstraling naar de derdewereldelite. Ik wil niet meteen betogen dat de
progressieven de opkomst van iemand als Bin Laden hadden kunnen voorkomen,
maar anderzijds heb ik ook weinig activiteiten van hen gesignaleerd om te
pogen die opkomst te voorkómen. Als je zelf op het punt van de
‘middelen’ niet zo stevig in de schoenen staat en ook graag pleit voor
westers militair ingrijpen in burgeroorlogen, houd je je vrienden elders
niet direct het grote belang van geweldloze strategieën voor. Vooruitgangscrisis Het falen van de
westerse elite na 1945 Zijn
er uitwegen? Maar
de Amerikaanse hegemonie is niet blijvend, zij zou ook wel eens in haar
nadagen kunnen blijken te zijn. Soms is het zo dat men in zijn eigen
zwaard valt. De Amerikaanse en Israëlische oorlog tegen het
‘terrorisme’ lijken meer en meer een fiasco te worden. Ik bedoel maar:
het heeft zin weerstand te bieden, je moet nooit het hoofd in de schoot
leggen. En de progressieve elite zou zich kunnen herstellen indien zij
lerend van haar fouten in het verleden en niet langer de middelen
verwaarlozend en ook weer met een (meer) positieve houding jegens
geweldloosheid, zich inzet voor een positief ideaal. Zich inzet voor (het
beginnen van) een creatieve beweging voor een vreedzame wereld, gebaseerd
op meer gerechtigheid, eerlijker delen, meer gelijkwaardigheid en meer
samenwerking. ---
|
|