feddema.gif (4505 bytes)

 

Hans Feddema

 

Reacties?
Mail Hans Feddema:
feddema@wish.net


Klik hier om
artikelen per Email
te ontvangen




Home  Archief Colofon


Omgaan met het zijn van een immigratieland
**
Lezing Humanistisch Verbond, Leiden**

Hans Feddema
26 januari 2006

 

Maandag, net terug van vakantie, en aan het voorbereiden slaand, zag ik in de media hoe midden in de roos het thema van het Humanistisch Verbond is. Ik noteer in telegramstijl:

1) Burgemeester Cohen praatte zondag jl. (22 januari) met Marokkaanse jongeren van Slotervaart , vraagt erkenning voor hun problematiek, maar ook dat ze niet langer in de slachtofferrol blijven hangen.

2) Adriaan van Dis beklaagt zich in het tv-programma Woestijnruiters zondagavond over de toenemende xenofobie en uitsluiting van “mensen met een bruine huid” in Nederland. Als Indische Nederlander blijkt hij op dit terrein extra gevoelig.

3) Bernhard Wientjes, voorzitter van de werkgeversorganisatie VNO-NCW, beklaagt zich in Buitenhof en in NRC Handelsblad over de behandeling van de nieuwe Nederlanders, over het opkloppen van cultuurverschillen en sociale spanningen daardoor.

4) In de Duitse bondstaat Hessen krijgt, zo zaterdag bleek in de pers, de moslimtest alvorens Duitser te kunnen worden in Baden-Würtemberg, misschien navolging.

5) Het CDA wil blijkens een notitie van zaterdag de burgerlijke vrijheden vooral over het spreken in het openbaar  plotseling meer inperken.

6) Kamerlid Wilders voorziet, blijkens een opiniestuk van hem in de Volkskrant, zich daarbij zelfs beroepend op citaat van de beruchte Enoch Powell, veel bloed als we recente nieuwe Nederlanders niet met een soort oprotpremie het land uitkrijgen.

7) Minister Verdonk baart jl. weekend opzien met een code van louter nog Nederlands te spreken op straat. Later nuanceert ze dat. Ze wil geen taalpolitie, zoals dat, zo voeg ik toe, lange tijd in Oost-Turkije het geval was, waar miljoenen Koerden hun taal slechts thuis mochten spreken, maar beboet werden als ze op straat hun gesprek met hun kinderen in het Koerdisch voortzetten. Ze kreeg overigens weerstand, ook uit eigen kring, zoals van de Amsterdamse VVD-wethouder Griffith, die weet dat er in Amsterdam naast Engels nog veel Surinaams op straat wordt gesproken.

Ik laat deze zeven uitspraken of feiten nu even voor wat ze zijn. Ze illustreren hoe dan ook hoe Nederland een soort klein Amerika, kortom een immigratieland is geworden, maar dat we daar nog niet goed mee weten om te gaan of dat vaak maar moeilijk kunnen accepteren en daardoor soms dreigen af te glijden in groepsdenken.

Interessant was trouwens ook, ik zou het bijna vergeten, het eerste, zeer druk bezochte Nieuwe Horizondebat van zondag jl. in Rotterdam tussen de moslimfilosoof Ramadan en de Belgische AEL-leider Dyab Abou Jahjah. De eerste bepleit nieuwe strategieën om racisme en discriminatie te bestrijden, maar kiest voor een individualistische weg en niet voor mobilisatie als groep, zoals voorheen Martin Luther King deed in de VS en zoals Abou Jahjah nu ook doet. De laatste spreekt bewust van een ‘onderdrukte minderheid’. Hij heeft het zelfs over een moslimminderheid. Een indicatie, dat de wij-zijverhouding, voorzover die er is, vooral van toepassing is op a) de moslims en b) zij die vinden dat er iets mis is met de islam. (De laatsten vergeten daarbij overigens vaak dat er met elke religie iets mis is, dat religies vaak in een proces van zelfcivilisering zitten waarin de een al redelijk ver is ontwikkeld en de ander nog is achtergebleven en dus meer tijd behoeft om orde op zaken te stellen in eigen huis.)

Maar laten we eerst eens kijken naar het begrip minderheid. In de sociologie is een minderheid niet een kwantitatief begrip, maar een groep waarop wordt neergekeken of die, let wel, ook zelf het gevoel heeft dat ze wordt gediscrimineerd. Je kunt ook zeggen: een groep is een minderheid als deze het object is van vooroordelen en discriminatie van de zijde van de dominante groep en dat ook zelf denkt.

De sociologie onderscheidt raciale, religieuze en op natie dan wel op taal gebaseerde minderheden. Hoe meer die vier aspecten bij een groep dominant zijn, des te meer zijn ze een minderheid en hoe langer het vaak ook duurt dat ze dat zijn. Het ligt mede aan henzelf en ook aan de omstandigheden of ze op een gegeven moment ophouden een minderheid te zijn. Of soms zelfs weer worden. In de VS waren zo bijvoorbeeld de joden in de achttiende en negentiende eeuw geen religieuze minderheid maar gelijkwaardig, ze werden echter mede door de vervolging in Europa en de mobilisatie voor de eigen identiteit die deze in de hand werkte, in de twintigste eeuw wel weer een minderheid.

Maar van belang is dat een minderheid qua aantal een meerderheid kan zijn, zoals voorheen in Zuid-Afrika, waar de zwarte minderheid de blanken in dat land kwantitatief bij verre achter zich liet. Ik liet het woord Zuid-Afrika, waar ik zelf lange tijd onderzoek deed als antropoloog, vallen. Opmerkelijk is dat vroegere Nederlandse tegenstanders van de apartheid soms niet inzien dat ze nu zelf vooroordelen koesteren jegens de nieuwe Nederlanders of klagen over het aantal moskeeën in ons land. Opmerkelijk is ook dat bij de blanken in Zuid-Afrika het hogere bedrijfsleven sterke weerstand bood tegen de apartheid, en wel om economische redenen. Frappant dat nu ook bij ons een Bernhard Wientjes van VNO-NCW om meerdere redenen discriminatie in aannamebeleid afwijst en pleit voor een open, tolerant en internationaal Nederland.

Er zijn overigens meerdere vormen van discriminatie: de economische, de wettelijke, de politieke en de sociale discriminatie, waarvan de laatste wel eens de grootste vernederende impact zou kunnen hebben op de persoon. Van belang dit te noteren omdat Jessica Stern in haar onderzoek onder terreurgroepen constateerde dat het zich vernederd voelen (sic) de belangrijkste reden is waarom mensen zich bij deze groepen aansluiten. Zij is een Joods-Amerikaanse die naast islamitische ook christelijke en joods-fundamentalistische terreurgroepen persoonlijk bezocht en interviewde.

Terug naar de vier vormen, deze kunnen elkaar versterken. Als er stemmingmakerij gaande is tegen een cultuur of religie of tegen een minderheid sec of als er sprake is van ongezonde herleving van het eigen natiegevoel, kan dat jegens zo’n minderheid behalve op het persoonlijke, ook effecten hebben op het economische of op het politieke vlak. Om maar iets te noemen: een werkgever bedenkt zich dan wat langer bij zijn aannamebeleid.

Stemmingmakerij of een hetze, bijvoorbeeld van publicisten al of niet op grond van de vrije meningsuiting, kan duidelijk maken dat het conflict tussen meerderheid en minderheid soms redelijk heet is. Om te voorkomen dat er escalatie optreedt, is het van belang ons te realiseren in welke situatie we ons als Nederland bevinden en hoe we daar mee om hebben te gaan. Daarvoor puntsgewijs een aantal zaken op een rijtje.

1)       We moeten erkennen ons nu te bevinden in een meerderheid-minderheidsituatie, zoals we dat vooral kennen van het immigratieland bij uitstek de VS.

2)       Behalve van de behandeling van de Joodse minderheid in Europa (en trouwens ook de huidige behandeling van de Palestijnen door Israël) dienen we daarom lering te trekken van de fouten die er in deze door andere landen worden gemaakt, niet in de laatste plaats de VS, waar de politiek van geforceerde assimilatie soms per bewind afwisselde voor een beleid van behoud van eigen identiteit van de minderheid, dus dat de ene president zei tegen de indianen: ‘jullie moeten worden als ons’, en de volgende: ‘blijf bij je cultuur en apart’.

3)       We zullen ons ook bewust moeten zijn dat een meerderheid-minderheidsituatie valkuilen met zich meebrengt, ook voor ideële mensen van beide groepen. Valkuilen zoals slechte ervaringen, tegenwerking of antiverlichtingsgedrag van één vertegenwoordiger van de ‘andere’ groep en daar gevolgtrekking uit maken,  mogelijk versterkt door stemmingmakerij van derden. Generaliseren ligt dan zo om de hoek, je doet er voor je het weet of zelf beseft aan mee. Let wel, generalisatie staat aan de bodem van racisme. Ook dat is wat we vaak niet beseffen. Zeker als je door continue slechte ervaringen met één persoon uit een groep een antipathie krijgt tegen hem of haar, ligt generalisatie naar zijn of haar groep, zeker als je daar weinig contact mee hebt, erg op de loer. (En als het om de verlichting gaat: trots erop zijn mag, maar bescheidenheid gebiedt te erkennen dat deze ook drie barbaarse zonen voortbracht: fascisme, communisme en nazisme.)

4)       Die valkuilen kunnen ook zijn het je te veel laten voorstaan op of anderzijds geheel ontkennen van rang- of machtsverschil tussen meerderheid en minderheid – herkenbaar aan het arrogante ‘ik was hier eerst’ of ‘mijn groep is meer dan de jouwe’.

* Een valkuil is ook in de door nationalisten of neoconservatieven in het leven geroepen mythen gaan geloven, mythen over de ander of niet te vergeten over de ‘superioriteit’ van de eigen cultuur in de geest van ‘we are better’, een slogan, die je in elke meerderheid-minderheidsituatie tegenkomt (en ook des mensen is; de Grieken spraken al over anderen als barbaroi). Bij die mythen over moslims wordt gemakshalve vaak vergeten, dat het Osmaanse islamrijk een hoge cultuur had met bijvoorbeeld een renaissance die er eerder was dan bij ons. Mythen hebben meestal als functie angst op te roepen of te versterken, zoals van ‘zij hebben grote gezinnen en gaan ons binnenkort overvleugelen qua religie’, analoog aan de slogan van ‘in de zee te worden gedreven’, zoals nu nog in Israël opgeldt doet en voorheen in Zuid-Afrika. Of de mythe dat de tegenstelling van islam en christendom uit de geschiedenis van ruim zeshonderd jaar geleden aan het terugkeren is, een mythe die versterkt wordt door de internationale polarisatie of oorlog die thans gaande is tussen een wedergeboren christen in Washington met veel en een ondergedoken moslimfanaat met weinig macht, een polarisatie die bovendien helaas door sommige krachten vanuit het Israëlisch-Palestijnse conflict eerder wordt gevoed dan tegengegaan.

* Voorts kan in de geest van onbekend maakt onbemind ook oppervlakkige beeldvorming over de andere groep een valkuil zijn, waardoor bijvoorbeeld eerwraak als een religieuze zaak wordt gezien in plaats van een nog niet getemd aspect van de meegenomen patriarchale cultuur of waardoor er de misvatting ontstaat, dat moslims al 10 procent van de bevolking uitmaken terwijl dat de facto tussen de 5 en 6 procent is, ofwel dat het de Koran is die de seksuele emancipatie van jonge meisjes in de weg staat, terwijl de oorzaak is, zoals onderzoeker Paul Vennix onlangs vaststelde, naast familie-eer vooral het eeuwige geroddel en voorts dat niet moslimmeisjes de grootste problemen en een laag zelfbeeld zouden hebben, zoals een algemeen beeld is, maar volgens Vennix veeleer de moslimjongens.              * Tenslotte de valkuil te geloven dat integratie een eenzijdig proces is en niet tweezijdig. Ik hoorde nog begin januari iemand op een blanke nieuwjaarsreceptie zeggen: “Niet ik moet integreren, maar zij.” Het feit alleen al dat je dat zegt, wijst niet direct op een fijne attitude. Integreren doe je immers samen.

Als het ontstaan van vooroordelen, generalisaties, angst, mythen en oppervlakkige beeldvorming jegens de andere groep massale vormen aanneemt, kan dat leiden tot de grootse valkuil en wel die van demonisering van een groep of religie, soms uiteindelijk leidend tot het zondebokmechanisme of zondebokuitdrijving met meestal veel geweld over en weer tot gevolg. Het feit dat die kleine valkuilen daartoe kunnen uitgroeien geeft de meerderheid een grote verantwoordelijkheid. Het lijkt dat sommige columnisten zich daar nauwelijks van bewust zijn, dus ook niet van de risico’s die ze oproepen. De meerderheid zou zo wat meeleven/empathie kunnen tonen voor de problemen als ontworteling en het door elkaar schudden van hun denkwereld, die migratie nu eenmaal met zich meebrengt. In Engeland hanteren ze voor het gevoel van ellende, vernedering en frustratie die migranten vaak hebben de term social defeat, met ziekten zoals schizofrenie tot gevolg volgens onderzoekers. Niet onhandig is ook wat  begrip te tonen voor het feit dat vele nieuwe Nederlanders, vooral die uit Marokko, een plattelandsachtergrond hebben en ineens van een traditionele weinig ontwikkelde peasant-samenleving als het ware jumpen in de stad en daardoor niet direct het meest geëmancipeerd zijn, kortom cultureel nog heel wat hebben in te halen, ook qua attitude jegens vrouwen enzovoort.     

5)       Maar analoog daaraan zouden minderheden mede uit eigenbelang ook wat begrip kunnen hebben voor de zwakheden, kwetsbaarheid en gevoeligheden van de meerderheid, die ook niet altijd even sterk is. Dat lijkt vooral raadzaam als het gaat om het tonen van respect voor emancipatiegroepen binnen de meerderheid, aan wie na soms lange strijd gelijkberechtiging is gegeven en waarover zij een andere visie hebben. Het is zeker ook raadzaam in samenlevingen met veel broodnijd en frustratie onder de mensen, sociaal, economisch en politiek en/of met veel autoritaire persoonlijkheden, waardoor frustratie leidt tot agressie en minderheden zo gemakkelijk een uitlaatklep of zondebok voor de eigen ellende kunnen worden. In Nederland is dat laatste gelukkig nog nauwelijks een feit, behalve misschien even na de moord op Van Gogh met het beschadigen van moslimgebouwen.  Maar het blijft raadzaam potentiële vooroordelen van de meerderheid zo weinig mogelijk in de kaart te spelen. Als je als minderheidslid geen baan kunt krijgen volgens je standaard en je moet kiezen tussen het aannemen van een baan beneden je niveau en in de WW te gaan, dan zou ik ook om borrelpraat en roddels tegen te gaan kiezen voor het eerste. Als je vanuit je cultuur of religie niet bent opgevoed met een open visie op de gelijkwaardigheid van homo versus hetero of vrouw versus man, dan zou ik me zeker niet laten voorstaan op mijn eigen zogenaamde gelijk in deze, maar dit hooguit toetsen aan het gelijk ter zake in het nieuwe land. Intolerant zijn als minderheid werkt zeker averechts, roept bijna altijd in versterkte mate intolerantie op bij de meerderheid. Anderzijds is het geweldloos opkomen als minderheid voor recht en gerechtigheid, zeker als je je te veel in een hoek voelt gezet of wordt verdrukt, alleszins te billijken, zelfs zeer wenselijk in een democratie. Er zijn echter genoeg voorbeelden in de geschiedenis dat men de uitdrijving een beetje over zich zelf heen afriep door een te negatief in de slachtofferrol te blijven hangen als minderheid, ook al bleef uiteraard de meerderheid de hoofdschuldige. Daarom is Cohen ook mede zo actief in zijn gesprek met Marokkaanse jongeren, wetend dat frustratie bij hen tot agressie kan leiden, als in Parijs met meer verkramping tot gevolg.

6)       De meerderheid-minderheidsituatie waarin we ons bevinden vormt voor beiden een uitdaging, of liever is dat voor de Nederlandse natie als geheel. Maar laten we nogmaals die uitdaging niet onderschatten. Misschien is dat wel de pointe van mijn verhaal. Anderzijds is die uitdaging ook een toets hoe stevig onze samenleving in elkaar zit. Als die te veel valt over een hoofddoekje als culturele identiteit van een moslimvrouw, dan is het de vraag hoe tolerant ze is en of die zich nog wel op de borst kan kloppen als voorhoedenatie. En als sommigen suggereren dat er een religieusculturele tijdbom ligt onder de samenleving omdat er al vijfhonderd moskeeën in het land zijn, getuigt dat eerder van angst en vijanddenken dan van vertrouwen in eigen kracht. Bovendien ook van weinig historisch inzicht, omdat we vroeger ook wel eens vraagtekens hebben gezet bij het aantal synagogen in het land of de katholieken lange tijd boven de rivieren tot zo onopvallend mogelijke schuilkerken dwongen.

Nu nog een paar slotopmerkingen:

a)       We moeten geloof ik niet bang zijn voor tijdelijke vormen van segregatie, althans wat daar op lijkt – in de VS heeft dat gewerkt, dus dat men na de migratie eerst even terugviel op de eigen gemeenschap – en voorts ook geen angst hebben voor een sterke rol van religie bij migranten als troost bij het zich weer hervinden in het nieuwe land. Ik voeg hier echter twee mitsen aan toe: 1) mits verder het sociale weefsel in het land maar goed is en 2) mits de leden van zo’n semi-etnische enclave qua werk en ook anderszins meedoen in de grote samenleving. Al was het maar alleen in het begin als pizzakoeriers, schoonmakers enzovoort, zoals in de VS bij de jongste migranten. Dat sociale weefsel waarover ik sprak, is niet zonder belang. Onlangs stelde hoogleraar opbouwwerk Talja Blokland, die onderzoek deed naar binding in diverse steden, in haar oratie dat het gebrek aan sociale samenhang geen allochtonenprobleem is, ook al denken mensen dat wel, of is dat zelfs een algemeen vooroordeel. Nee zegt Blokland, ‘er is veeleer iets mis met sociaal weefsel van de stad’, dit mede of vooral ook door de veranderende samenleving, waarin we om maar iets te noemen niet meer op gezette tijden bij dezelfde buurtwinkels kopen, ook als  buren sporadisch bij elkaar op bezoek komen en er ook sprake is van toenemende maatschappelijke verruwing  

b)       Echte vriendschappen over de kleurlijn ontstaan spontaan. Je moet dat niet tegengaan, zoals Zuid-Afrika van bovenaf probeerde, maar je kunt dat ook niet forceren. Sommige steden zoals Nijmegen, en ik dacht ook Leiden, hadden een ‘jaar van de ontmoeting’ om niet zo op afstand over elkaar te praten, maar meer met elkaar, dus niet naast, maar met elkaar te leven. Van de gemeente Haarlemmermeer weet ik dat die eind vorig jaar de mensen met allochtone buren opriep elkaar beurtelings te eten uit te nodigen, wat een succes werd. In de plaatselijke krant kwam naar voren hoe vele autochtonen verrast waren door de gastvrije ontvangst en het uitgebreide eten wat ze kregen van hun autochtone buren. Er zijn voorts ook religieuze dialoogbezoeken, bijvoorbeeld tussen lokale kerkenraden en moskeebesturen. Dat is alles niet niks, maar van groter belang lijkt het dat wordt gewerkt aan versterking van het sociaal weefsel van de samenleving. Waarom? Wel, mensen verbinden zich niet om zonder meer samen te zijn behalve bij intieme vriendschappen, nee zij verbinden zich wegens een gezamenlijk doel als voetballen, aan partijpolitiek doen of om ergens tegen te protesteren enzovoort. Sociale cohesie is dan – Pieter Hilhorst schreef daarover zinnige dingen – meestal een onbedoeld bijproduct van een andere activiteit, zoals samen op de collegebanken zitten, elkaar ontmoeten op de werkvloer of op een bijeenkomst als lid van een vereniging. Mensen gaan, anders gezegd, veelal een verbinding aan met anderen of organisaties omdat zij er belang bij hebben. Welnu, als je de integratie wilt bevorderen, lijkt het zaak van dat gegeven gebruik te maken en zich te richten op het stimuleren of versterken van de functionele dwarsverbanden, ook wel het maatschappelijk middenveld. Dat kan al simpel door het subsidiëren van zelforganisaties van burgers. Het intrekken van die subsidies was dus een verkeerde politiek. Als Blokland stelt dat er iets mis is met het sociaal weefsel van de stad, is dat een teken aan de wand. Dat vormt immers een voedingsbodem bij uitstek voor vooroordelen en animositeit. Mede met het oog op onze multiculturele minderheid-meerderheidsituatie zullen we kortom snel iets moeten doen ter versterking van de functionele dwarsverbindingen Ontmoeting en warme een-op-eenrelaties zijn zeker niet zonder belang, maar de reikwijdte van functionele contacten en gedeelde belangen voor het doen verdwijnen of voorkomen van vooroordelen, kortom mensen er toe te brengen elkaar te respecteren en niet te vernederen, lijkt groter.
---
Dr. Hans Feddema is antropoloog en publicist

Deze lezing werd uitgesproken bij een bijeenkomst van het Humanistisch Verbond in de zaal Gilde, Steenschuur 4-6 te Leiden.

E-mail: feddema@wish.net

 

Home  Archief Colofon

 

 

1