Reacties? Klik hier om
|
Omgaan met het
zijn van een immigratieland
Hans Feddema Maandag,
net terug van vakantie, en aan het voorbereiden slaand, zag ik in de media
hoe midden in de roos het thema van het Humanistisch Verbond is. Ik noteer
in telegramstijl: 1)
Burgemeester Cohen praatte zondag jl. (22 januari) met Marokkaanse
jongeren van Slotervaart , vraagt erkenning voor hun problematiek, maar
ook dat ze niet langer in de slachtofferrol blijven hangen. 2)
Adriaan van Dis beklaagt zich in het tv-programma Woestijnruiters zondagavond over de toenemende xenofobie en
uitsluiting van “mensen met een bruine huid” in Nederland. Als
Indische Nederlander blijkt hij op dit terrein extra gevoelig. 3)
Bernhard Wientjes, voorzitter van de werkgeversorganisatie VNO-NCW,
beklaagt zich in Buitenhof en in
NRC Handelsblad over de
behandeling van de nieuwe Nederlanders, over het opkloppen van
cultuurverschillen en sociale spanningen daardoor. 4)
In de Duitse bondstaat Hessen krijgt, zo zaterdag bleek in de pers, de
moslimtest alvorens Duitser te kunnen worden in Baden-Würtemberg,
misschien navolging. 5)
Het CDA wil blijkens een notitie van zaterdag de burgerlijke vrijheden
vooral over het spreken in het openbaar
plotseling meer inperken. 6)
Kamerlid Wilders voorziet, blijkens een opiniestuk van hem in de
Volkskrant, zich daarbij zelfs beroepend op citaat van de beruchte
Enoch Powell, veel bloed als we recente nieuwe Nederlanders niet met een
soort oprotpremie het land uitkrijgen. 7)
Minister Verdonk baart jl. weekend opzien met een code van louter nog
Nederlands te spreken op straat. Later nuanceert ze dat. Ze wil geen
taalpolitie, zoals dat, zo voeg ik toe, lange tijd in Oost-Turkije het
geval was, waar miljoenen Koerden hun taal slechts thuis mochten spreken,
maar beboet werden als ze op straat hun gesprek met hun kinderen in het
Koerdisch voortzetten. Ze kreeg overigens weerstand, ook uit eigen kring,
zoals van de Amsterdamse VVD-wethouder Griffith, die weet dat er in
Amsterdam naast Engels nog veel Surinaams op straat wordt gesproken. Ik
laat deze zeven uitspraken of feiten nu even voor wat ze zijn. Ze
illustreren hoe dan ook hoe Nederland een soort klein Amerika, kortom een
immigratieland is geworden, maar dat we daar nog niet goed mee weten om te
gaan of dat vaak maar moeilijk kunnen accepteren en daardoor soms dreigen
af te glijden in groepsdenken. Interessant
was trouwens ook, ik zou het bijna vergeten, het eerste, zeer druk
bezochte Nieuwe Horizondebat van zondag jl. in Rotterdam tussen de
moslimfilosoof Ramadan en de Belgische AEL-leider Dyab Abou Jahjah. De
eerste bepleit nieuwe strategieën om racisme en discriminatie te
bestrijden, maar kiest voor een individualistische weg en niet voor
mobilisatie als groep, zoals voorheen Martin Luther King deed in de VS en
zoals Abou Jahjah nu ook doet. De laatste spreekt bewust van een
‘onderdrukte minderheid’. Hij heeft het zelfs over een
moslimminderheid. Een indicatie, dat de wij-zijverhouding, voorzover die
er is, vooral van toepassing is op a) de moslims en b) zij die vinden dat
er iets mis is met de islam. (De laatsten vergeten daarbij overigens vaak
dat er met elke religie iets mis is, dat religies vaak in een proces van
zelfcivilisering zitten waarin de een al redelijk ver is ontwikkeld en de
ander nog is achtergebleven en dus meer tijd behoeft om orde op zaken te
stellen in eigen huis.) Maar
laten we eerst eens kijken naar het begrip minderheid. In de sociologie is
een minderheid niet een kwantitatief begrip, maar een groep waarop wordt
neergekeken of die, let wel, ook zelf het gevoel heeft dat ze wordt
gediscrimineerd. Je kunt ook zeggen: een groep is een minderheid als deze
het object is van vooroordelen en discriminatie van de zijde van de
dominante groep en dat ook zelf denkt. De
sociologie onderscheidt raciale, religieuze en op natie dan wel op taal
gebaseerde minderheden. Hoe meer die vier aspecten bij een groep dominant
zijn, des te meer zijn ze een minderheid en hoe langer het vaak ook duurt
dat ze dat zijn. Het ligt mede aan henzelf en ook aan de omstandigheden of
ze op een gegeven moment ophouden een minderheid te zijn. Of soms zelfs
weer worden. In de VS waren zo bijvoorbeeld de joden in de achttiende en
negentiende eeuw geen religieuze minderheid maar gelijkwaardig, ze werden
echter mede door de vervolging in Europa en de mobilisatie voor de eigen
identiteit die deze in de hand werkte, in de twintigste eeuw wel weer een
minderheid. Maar
van belang is dat een minderheid qua aantal een meerderheid kan zijn,
zoals voorheen in Zuid-Afrika, waar de zwarte minderheid de blanken in dat
land kwantitatief bij verre achter zich liet. Ik liet het woord
Zuid-Afrika, waar ik zelf lange tijd onderzoek deed als antropoloog,
vallen. Opmerkelijk is dat vroegere Nederlandse tegenstanders van de
apartheid soms niet inzien dat ze nu zelf vooroordelen koesteren jegens de
nieuwe Nederlanders of klagen over het aantal moskeeën in ons land.
Opmerkelijk is ook dat bij de blanken in Zuid-Afrika het hogere
bedrijfsleven sterke weerstand bood tegen de apartheid, en wel om
economische redenen. Frappant dat nu ook bij ons een Bernhard Wientjes van
VNO-NCW om meerdere redenen discriminatie in aannamebeleid afwijst en
pleit voor een open, tolerant en internationaal Nederland. Er
zijn overigens meerdere vormen van discriminatie: de economische, de
wettelijke, de politieke en de sociale discriminatie, waarvan de laatste
wel eens de grootste vernederende impact zou kunnen hebben op de persoon.
Van belang dit te noteren omdat Jessica Stern in haar onderzoek onder
terreurgroepen constateerde dat het zich vernederd voelen (sic) de
belangrijkste reden is waarom mensen zich bij deze groepen aansluiten. Zij
is een Joods-Amerikaanse die naast islamitische ook christelijke en
joods-fundamentalistische terreurgroepen persoonlijk bezocht en
interviewde. Terug
naar de vier vormen, deze kunnen elkaar versterken. Als er stemmingmakerij
gaande is tegen een cultuur of religie of tegen een minderheid sec of als
er sprake is van ongezonde herleving van het eigen natiegevoel, kan dat
jegens zo’n minderheid behalve op het persoonlijke, ook effecten hebben
op het economische of op het politieke vlak. Om maar iets te noemen: een
werkgever bedenkt zich dan wat langer bij zijn aannamebeleid. Stemmingmakerij
of een hetze, bijvoorbeeld van publicisten al of niet op grond van de
vrije meningsuiting, kan duidelijk maken dat het conflict tussen
meerderheid en minderheid soms redelijk heet is. Om te voorkomen dat er
escalatie optreedt, is het van belang ons te realiseren in welke situatie
we ons als Nederland bevinden en hoe we daar mee om hebben te gaan.
Daarvoor puntsgewijs een aantal zaken op een rijtje. 1)
We moeten
erkennen ons nu te bevinden in een meerderheid-minderheidsituatie, zoals
we dat vooral kennen van het immigratieland bij uitstek de VS. 2)
Behalve van
de behandeling van de Joodse minderheid in Europa (en trouwens ook de
huidige behandeling van de Palestijnen door Israël) dienen we daarom
lering te trekken van de fouten die er in deze door andere landen worden
gemaakt, niet in de laatste plaats de VS, waar de politiek van geforceerde
assimilatie soms per bewind afwisselde voor een beleid van behoud van
eigen identiteit van de minderheid, dus dat de ene president zei tegen de
indianen: ‘jullie moeten worden als ons’, en de volgende: ‘blijf bij
je cultuur en apart’. 3)
We zullen
ons ook bewust moeten zijn dat een meerderheid-minderheidsituatie
valkuilen met zich meebrengt, ook voor ideële mensen van beide groepen.
Valkuilen zoals slechte ervaringen, tegenwerking of antiverlichtingsgedrag
van één vertegenwoordiger van de ‘andere’ groep en daar
gevolgtrekking uit maken, mogelijk
versterkt door stemmingmakerij van derden. Generaliseren ligt dan zo om de
hoek, je doet er voor je het weet of zelf beseft aan mee. Let wel,
generalisatie staat aan de bodem van racisme. Ook dat is wat we vaak niet
beseffen. Zeker als je door continue slechte ervaringen met één persoon
uit een groep een antipathie krijgt tegen hem of haar, ligt generalisatie
naar zijn of haar groep, zeker als je daar weinig contact mee hebt, erg op
de loer. (En als het om de verlichting gaat: trots erop zijn mag, maar
bescheidenheid gebiedt te erkennen dat deze ook drie barbaarse zonen
voortbracht: fascisme, communisme en nazisme.) 4)
Die
valkuilen kunnen ook zijn het je te veel laten voorstaan op of anderzijds
geheel ontkennen van rang- of machtsverschil tussen meerderheid en
minderheid – herkenbaar aan het arrogante ‘ik was hier eerst’ of
‘mijn groep is meer dan de jouwe’. * Een valkuil is ook in de door nationalisten of
neoconservatieven in het leven geroepen mythen gaan geloven, mythen over
de ander of niet te vergeten over de ‘superioriteit’ van de eigen
cultuur in de geest van ‘we are better’, een slogan, die je in elke
meerderheid-minderheidsituatie tegenkomt (en ook des mensen is; de Grieken
spraken al over anderen als barbaroi).
Bij die mythen over moslims wordt gemakshalve vaak vergeten, dat het
Osmaanse islamrijk een hoge cultuur had met bijvoorbeeld een renaissance
die er eerder was dan bij ons. Mythen hebben meestal als functie angst op
te roepen of te versterken, zoals van ‘zij hebben grote gezinnen en gaan
ons binnenkort overvleugelen qua religie’, analoog aan de slogan van
‘in de zee te worden gedreven’, zoals nu nog in Israël opgeldt doet
en voorheen in Zuid-Afrika. Of de mythe dat de tegenstelling van islam en
christendom uit de geschiedenis van ruim zeshonderd jaar geleden aan het
terugkeren is, een mythe die versterkt wordt door de internationale
polarisatie of oorlog die thans gaande is tussen een wedergeboren christen
in Washington met veel en een ondergedoken moslimfanaat met weinig macht,
een polarisatie die bovendien helaas door sommige krachten vanuit het Israëlisch-Palestijnse
conflict eerder wordt gevoed dan tegengegaan. * Voorts kan in de geest van onbekend maakt
onbemind ook oppervlakkige beeldvorming over de andere groep een valkuil
zijn, waardoor bijvoorbeeld eerwraak als een religieuze zaak wordt gezien
in plaats van een nog niet getemd aspect van de meegenomen patriarchale
cultuur of waardoor er de misvatting ontstaat, dat moslims al 10 procent
van de bevolking uitmaken terwijl dat de facto tussen de 5 en 6 procent
is, ofwel dat het de Koran is die de seksuele emancipatie van jonge
meisjes in de weg staat, terwijl de oorzaak is, zoals onderzoeker Paul
Vennix onlangs vaststelde, naast familie-eer vooral het eeuwige geroddel
en voorts dat niet moslimmeisjes de grootste problemen en een laag
zelfbeeld zouden hebben, zoals een algemeen beeld is, maar volgens Vennix
veeleer de moslimjongens.
* Tenslotte de valkuil te geloven dat integratie een eenzijdig
proces is en niet tweezijdig. Ik hoorde nog begin januari iemand op een
blanke nieuwjaarsreceptie zeggen: “Niet ik moet integreren, maar zij.”
Het feit alleen al dat je dat zegt, wijst niet direct op een fijne
attitude. Integreren doe je immers samen. Als het ontstaan van vooroordelen, generalisaties,
angst, mythen en oppervlakkige beeldvorming jegens de andere groep massale
vormen aanneemt, kan dat leiden tot de grootse valkuil en wel die van
demonisering van een groep of religie, soms uiteindelijk leidend tot het
zondebokmechanisme of zondebokuitdrijving met meestal veel geweld over en
weer tot gevolg. Het feit dat die kleine valkuilen daartoe kunnen
uitgroeien geeft de meerderheid een grote verantwoordelijkheid. Het lijkt
dat sommige columnisten zich daar nauwelijks van bewust zijn, dus ook niet
van de risico’s die ze oproepen. De meerderheid zou zo wat
meeleven/empathie kunnen tonen voor de problemen als ontworteling en het
door elkaar schudden van hun denkwereld, die migratie nu eenmaal met zich
meebrengt. In Engeland hanteren ze voor het gevoel van ellende,
vernedering en frustratie die migranten vaak hebben de term social
defeat, met ziekten zoals schizofrenie tot gevolg volgens onderzoekers.
Niet onhandig is ook wat begrip
te tonen voor het feit dat vele nieuwe Nederlanders, vooral die uit
Marokko, een plattelandsachtergrond hebben en ineens van een traditionele
weinig ontwikkelde peasant-samenleving als het ware jumpen in de stad en daardoor niet direct het meest geëmancipeerd
zijn, kortom cultureel nog heel wat hebben in te halen, ook qua attitude
jegens vrouwen enzovoort.
5)
Maar analoog
daaraan zouden minderheden mede uit eigenbelang ook wat begrip kunnen
hebben voor de zwakheden, kwetsbaarheid en gevoeligheden van de
meerderheid, die ook niet altijd even sterk is. Dat lijkt vooral raadzaam
als het gaat om het tonen van respect voor emancipatiegroepen binnen de
meerderheid, aan wie na soms lange strijd gelijkberechtiging is gegeven en
waarover zij een andere visie hebben. Het is zeker ook raadzaam in
samenlevingen met veel broodnijd en frustratie onder de mensen, sociaal,
economisch en politiek en/of met veel autoritaire persoonlijkheden,
waardoor frustratie leidt tot agressie en minderheden zo gemakkelijk een
uitlaatklep of zondebok voor de eigen ellende kunnen worden. In Nederland
is dat laatste gelukkig nog nauwelijks een feit, behalve misschien even na
de moord op Van Gogh met het beschadigen van moslimgebouwen.
Maar het blijft raadzaam potentiële vooroordelen van de
meerderheid zo weinig mogelijk in de kaart te spelen. Als je als
minderheidslid geen baan kunt krijgen volgens je standaard en je moet
kiezen tussen het aannemen van een baan beneden je niveau en in de WW te
gaan, dan zou ik ook om borrelpraat en roddels tegen te gaan kiezen voor
het eerste. Als je vanuit je cultuur of religie niet bent opgevoed met een
open visie op de gelijkwaardigheid van homo versus hetero of vrouw versus
man, dan zou ik me zeker niet laten voorstaan op mijn eigen zogenaamde
gelijk in deze, maar dit hooguit toetsen aan het gelijk ter zake in het
nieuwe land. Intolerant zijn als minderheid werkt zeker averechts, roept
bijna altijd in versterkte mate intolerantie op bij de meerderheid.
Anderzijds is het geweldloos opkomen als minderheid voor recht en
gerechtigheid, zeker als je je te veel in een hoek voelt gezet of wordt
verdrukt, alleszins te billijken, zelfs zeer wenselijk in een democratie.
Er zijn echter genoeg voorbeelden in de geschiedenis dat men de
uitdrijving een beetje over zich zelf heen afriep door een te negatief in
de slachtofferrol te blijven hangen als minderheid, ook al bleef uiteraard
de meerderheid de hoofdschuldige. Daarom is Cohen ook mede zo actief in
zijn gesprek met Marokkaanse jongeren, wetend dat frustratie bij hen tot
agressie kan leiden, als in Parijs met meer verkramping tot gevolg. 6)
De
meerderheid-minderheidsituatie waarin we ons bevinden vormt voor beiden
een uitdaging, of liever is dat voor de Nederlandse natie als geheel. Maar
laten we nogmaals die uitdaging niet onderschatten. Misschien is dat wel
de pointe van mijn verhaal. Anderzijds is die uitdaging ook een toets hoe
stevig onze samenleving in elkaar zit. Als die te veel valt over een
hoofddoekje als culturele identiteit van een moslimvrouw, dan is het de
vraag hoe tolerant ze is en of die zich nog wel op de borst kan kloppen
als voorhoedenatie. En als sommigen suggereren dat er een
religieusculturele tijdbom ligt onder de samenleving omdat er al
vijfhonderd moskeeën in het land zijn, getuigt dat eerder van angst en
vijanddenken dan van vertrouwen in eigen kracht. Bovendien ook van weinig
historisch inzicht, omdat we vroeger ook wel eens vraagtekens hebben gezet
bij het aantal synagogen in het land of de katholieken lange tijd boven de
rivieren tot zo onopvallend mogelijke schuilkerken dwongen. Nu
nog een paar slotopmerkingen: a)
We moeten
geloof ik niet bang zijn voor tijdelijke vormen van segregatie, althans
wat daar op lijkt – in de VS heeft dat gewerkt, dus dat men na de
migratie eerst even terugviel op de eigen gemeenschap – en voorts ook
geen angst hebben voor een sterke rol van religie bij migranten als troost
bij het zich weer hervinden in het nieuwe land. Ik voeg hier echter twee
mitsen aan toe: 1) mits verder het sociale weefsel in het land maar goed
is en 2) mits de leden van zo’n semi-etnische enclave qua werk en ook
anderszins meedoen in de grote samenleving. Al was het maar alleen in het
begin als pizzakoeriers, schoonmakers enzovoort, zoals in de VS bij de
jongste migranten. Dat sociale weefsel waarover ik sprak, is niet zonder
belang. Onlangs stelde hoogleraar opbouwwerk Talja Blokland, die onderzoek
deed naar binding in diverse steden, in haar oratie dat het gebrek aan
sociale samenhang geen allochtonenprobleem is, ook al denken mensen dat
wel, of is dat zelfs een algemeen vooroordeel. Nee zegt Blokland, ‘er is
veeleer iets mis met sociaal weefsel van de stad’, dit mede of vooral
ook door de veranderende samenleving, waarin we om maar iets te noemen
niet meer op gezette tijden bij dezelfde buurtwinkels kopen, ook als
buren sporadisch bij elkaar op bezoek komen en er ook sprake is van
toenemende maatschappelijke verruwing
b)
Echte
vriendschappen over de kleurlijn ontstaan spontaan. Je moet dat niet
tegengaan, zoals Zuid-Afrika van bovenaf probeerde, maar je kunt dat ook
niet forceren. Sommige steden zoals Nijmegen, en ik dacht ook Leiden,
hadden een ‘jaar van de ontmoeting’ om niet zo op afstand over elkaar
te praten, maar meer met elkaar, dus niet naast, maar met
elkaar te leven. Van de gemeente Haarlemmermeer weet ik dat die eind
vorig jaar de mensen met allochtone buren opriep elkaar beurtelings te
eten uit te nodigen, wat een succes werd. In de plaatselijke krant kwam
naar voren hoe vele autochtonen verrast waren door de gastvrije ontvangst
en het uitgebreide eten wat ze kregen van hun autochtone buren. Er zijn
voorts ook religieuze dialoogbezoeken, bijvoorbeeld tussen lokale
kerkenraden en moskeebesturen. Dat is alles niet niks, maar van groter
belang lijkt het dat wordt gewerkt aan versterking van het sociaal weefsel
van de samenleving. Waarom? Wel, mensen verbinden zich niet om zonder meer
samen te zijn behalve bij intieme vriendschappen, nee zij verbinden zich
wegens een gezamenlijk doel als voetballen, aan partijpolitiek doen of om
ergens tegen te protesteren enzovoort. Sociale cohesie is dan – Pieter
Hilhorst schreef daarover zinnige dingen – meestal een onbedoeld
bijproduct van een andere activiteit, zoals samen op de collegebanken
zitten, elkaar ontmoeten op de werkvloer of op een bijeenkomst als lid van
een vereniging. Mensen gaan, anders gezegd, veelal een verbinding aan met
anderen of organisaties omdat zij er belang bij hebben. Welnu, als je de
integratie wilt bevorderen, lijkt het zaak van dat gegeven gebruik te
maken en zich te richten op het stimuleren of versterken van de
functionele dwarsverbanden, ook wel het maatschappelijk middenveld. Dat
kan al simpel door het subsidiëren van zelforganisaties van burgers. Het
intrekken van die subsidies was dus een verkeerde politiek. Als Blokland
stelt dat er iets mis is met het sociaal weefsel van de stad, is dat een
teken aan de wand. Dat vormt immers een voedingsbodem bij uitstek voor
vooroordelen en animositeit. Mede met het oog op onze multiculturele
minderheid-meerderheidsituatie zullen we kortom snel iets moeten doen ter
versterking van de functionele dwarsverbindingen Ontmoeting en warme
een-op-eenrelaties zijn zeker niet zonder belang, maar de reikwijdte van
functionele contacten en gedeelde belangen voor het doen verdwijnen of
voorkomen van vooroordelen, kortom mensen er toe te brengen elkaar te
respecteren en niet te vernederen, lijkt groter. Deze lezing werd uitgesproken bij een bijeenkomst van het Humanistisch Verbond in de zaal Gilde, Steenschuur 4-6 te Leiden.
E-mail: feddema@wish.net
|
|