Reacties? Klik hier om
|
Woede bij
militaire acties onderschat Hans Feddema 27 maart 2002 Vooral
rechts kiest te snel voor de militaire weg om conflicten in te dammen. Dat
komt omdat het actie- en reactiepatroon van geweld (ook indien op basis van
zelfmoordacties) niet wordt onderkend, dus dat er sprake is van een soort
pingpongspel van elkaar oproepend geweld. De gebeurtenissen rond 11
september leggen een diepe crisis bloot waarin de wereld zich nu bevindt. Ik
bedoel de catharsis van de Babylonische mythe van het ‘bevrijdende
geweld’, een van de oudste verhalen ter wereld, die volgens de Amerikaan
Walter Vink onze moderne wereld als een soort religie in zijn greep heeft.
Het is het geloof dat geweld ‘redt’ en oorlog vrede brengt, hoewel we
teruganalyserend nu al lang weten dat een eventueel positief effect van
geweld hooguit tijdelijk is en dat de meeste oorlogen de kiem voor een
volgende oorlog legden. De meeste mensen kijken echter niet
in de diepte of naar de lange termijn, laat staan dat ze bovengenoemde patronen onderkennen.
Zij kijken naar de korte termijn en naar wat er aan de oppervlakte gaande
lijkt. Zo ook Anne de Boer, coördinator van de Stichting Duurzame
Solidariteit, in zijn artikel ‘De duidelijkheid die ontbrak’ (Project
& nieuws, nr. 8, januari 2002). De Amerikaanse bommenregen op
Afghanistan heeft of had toch maar succes en het valt toch maar mee met de
boosheid van de fundamentalisten, zo zou je zijn kritiek op mijn negen
argumenten tegen de bombardementen in het Algemeen Dagblad van 26 oktober
kunnen samenvatten. John
le Carré schreef reeds op 8 oktober 2001 een artikel onder de titel ‘Wij
hebben deze oorlog al verloren’ en met de subtitel ‘Ook een overwinning
kan de geleden nederlagen niet meer goedmaken’ (NRC
Handelsblad, 9 oktober 2001). Hij sprak over een duivelse cyclus van
wanhoop, haat en wraak en stelde: “Ook wanneer het voorbij is, zal het
niet voorbij zijn.” Maar De Boer antwoordt: ”Dat is niet gebleken”.
Als hij had toegevoegd ‘voorshands naar het lijkt’, had ik een
eind met hem mee kunnen gaan, maar nu is het nog veel te vroeg om te
juichen. De Boer rekent zich rijk met steun van Pakistan (of beter: het
Pakistaanse bewind, dat ook niet echt een andere optie had tegenover
Amerika’s overmacht) en met wat hij ziet aan recente democratische
islamitische antwoorden op het fundamentalisme. Met alle respect, het is
ginds helaas nog zeer veel repressie wat de klok slaat. Een oorlog geeft
machthebbers een wapen in handen om de democratiseringsbeweging van onderop
te blokkeren. In
Afghanistan was de Taliban nog niet echt geworteld in de bevolking, en
bovendien was nog een groot deel van het land in handen van de Noordelijke
Alliantie. Maar bijvoorbeeld in Iran ligt dat heel anders. De VS worden er
getypeerd als ‘de grote satan’, zodat de machthebbers in het geval van
een Amerikaanse militaire aanval meteen zouden eisen de gelederen te sluiten
en voorzichtige liberalisering zouden stoppen. Zelfs Saddam Hoessein zal van
dat mechanisme gebruik maken, als de voorgenomen Amerikaanse oorlog van
start gaat. Zolang Bush doorgaat met oorlog en het uiten van oorlogstaal,
zie ik dus vooralsnog weinig kansen voor het slagen van
democratiseringinitiatieven. Het
fundamentalisme gaat door dit alles, en ook door het militaire geweld van de
Amerikanen in Afghanistan, vooralsnog ondergronds – ook in Pakistan, waar
het nu nog springlevend is. Columnist Jonathan Steele van de Guardian noemde
de Taliban ook in politiek opzicht ‘een makkelijke prooi’, maar stelde
dat het primair om Bin Laden en zijn netwerk gaat, en dat de Amerikanen met
de val van de Taliban ‘een verkeerde oorlog’ wonnen (De
Volkskrant, 17 december 2001). Formeel heeft hij daarin gelijk. Ook in
het strafrecht mag je iemand die onderdak verleent aan een crimineel, nooit
gelijkstellen aan die crimineel. Zijn huis mag je tijdelijk omsingelen, maar
of de politie zijn huis mag vernietigen, is zeer de vraag. Reden dat Steele
grote vragen stelt bij de legitimiteit van de militaire aanval op de Taliban.
Maar afgezien daarvan is mijn punt in mijn reactie op De Boer vooral dat de
militaire bestrijders van terrorisme niet denken aan wat er in de harten van
de mensen gebeurt, maar enkel focussen op organisaties. De Amerikanen op
Al-Qaeda en Israël op Palestijnse verzetsorganisaties als Hamas, Jihad en
Hezbollah. Organisaties echter zijn in dit soort situaties slechts het
voertuig, en indien er (weer) genoeg mensen zijn die willen meedoen, komt
zo’n voertuig in een andere gedaante terug.
De kern is dus de vraag of het
fanatieke islamisme al of niet wordt gevoed. Het geweld van de onrechtmatige
Israëlische bezetting van de Westoever en Gaza is een goed voorbeeld van
zo’n voeding. Wat te denken dan van de gevolgen van de oorlog(staal) van
president Bush? We waarschuwen Israël thans voor zijn heilloze spiraal van
vergelding, zonder door te hebben dat wij in wezen (met onze steun aan Bush)
hetzelfde aan het doen zijn. De
Egyptische hoogleraar sociologie te Leiden, Nasr Abu Zaid, stelt: “Je moet
de islamisten de wind uit de zeilen nemen via het aanpakken van de
voedingsbodem. Het terrorisme roei je met een oorlog in Afghanistan niet
uit. In Egypte is twintig jaar geprobeerd islamisten met geweld uit te
roeien. Dat is nooit gelukt. Terroristen zijn geen wezens van een vreemde
planeet. Ze komen uit ons midden” (De
Volkskrant, 27 oktober 2001). Ook
de schrijvers J. Jongeneel en
Y. Schaaf wijzen in hun pas uitgekomen boek ‘De andere wereld na 11
september’ op de ‘wereldwijde frustratie en wanhoop als gevolg van
westerse macht en dominantie’. Dat is daar zowel bij arm als bij rijk het
geval. Door hun contacten met de Derde Wereld weten deze schrijvers dat de
goed opgeleide ‘terroristen’ daardoor op sympathie kunnen rekenen bij de
grote aantallen machtelozen en armen. Zij voelen zich namelijk beiden
uitgesloten door het Westen, waarbij verder de invloed geldt van de
trauma’s van de drie K’s: kruistochten, kolonialisme en (internationaal)
kapitalisme. Mijn
ervaring als antropoloog is dezelfde. Elf september en zeven oktober zijn
dan ook tevens een symptoom van de crisis van westers opportunisme en
machtsarrogantie. De nieuwe elites omkopen en uit winstbejag wapens leveren,
militaire allianties sluiten met tegenstanders van de ‘Allendes’, landen
tegen elkaar uitspelen of allerlei autoritaire machthebbers in de Derde
Wereld ‘gebruiken’ en in het zadel helpen houden – dit alles heeft na
1945 vooral bij de Amerikanen zo’n vlucht genomen dat het lijkt alsof het
‘progressieve’ Amerika dood is. Daardoor zijn de Saddam Husseins en Bin
Ladens van deze tijd voor Amerika ‘een koekje van eigen deeg’.
Natuurlijk moet er sprake zijn van verweer tegen terrorisme. Het gaat in de
woorden van H.J.A. Hofland ‘niet om het principe daarvan, maar om het hoe:
de manier waarop het door Bush en de zijnen wordt aangepakt’, waar hij
moeite mee heeft (De Groene Amsterdammer, 2
maart). De Boer blijft echter ondanks ‘de Amerikaanse fouten’ de
militaire actie steunen. Als 11
september een uiting is van de enorme woede over waar Amerika voor staat in
de wereldpolitiek en de Amerikanen dat vanuit hun hegemoniedenken zelf niet
of te weinig inzien, is het extra zaak niet meteen jaknikkend achter hun
eenzijdige strijdmethoden aan te lopen. Zeker van GroenLinksers zou je dat
inzicht verwachten. Dit
geldt temeer in verband met de vraag of de Amerikaanse militair-politieke
reactie niet een grotere bedreiging vormt dan de terroristen. Of, in de
woorden van Saskia Kunst gezegd, ‘het nest van binnenuit niet meer bevuild
wordt dan de terroristen ooit zouden kunnen doen’. (Trouw,
16 februari). Van die nestbevuiling van binnenuit zijn er de laatste tijd
symptomen te over – op het moment dat ik dit schrijf is er het bericht dat
de VS in het geheim vermoedelijke terroristen overbracht naar landen waar
martelen is toegestaan. Reden dat Europa gelukkig steeds kritischer wordt
ten aanzien van wat nu in de VS gaande is. Het betreft hier elementen van de
negatieve effecten van het militaire antwoord. Geweld is nu eenmaal een
virus, werkt aanstekelijk of polariserend en is per definitie democratie- en
rechtsondermijnend. Die
ondermijning geldt ook voor het volkenrecht. Zoals de Europeanen langzaam
wakker worden uit hun verdoving na 11 september, wat betreft hun steun aan
de Amerikaanse reactie, komt thans van volkenrechterlijke zijde ook steeds
meer twijfel over de legitimiteit van die reactie.
Veiligheidsraadsresolutie 1368 sprak niet over ‘een daad van
agressie’, maar slechts over ‘een bedreiging van de vrede’, wat geen
recht geeft op een gewapende vergeldingsactie. Er was in de woorden van
Dick Leurdijk ‘slechts een oproep aan alle staten om samen te werken bij
het voor de rechter slepen van de daders en organisatoren van de
terreuraanslagen’ (Internationale Spectator, januari 2002). De resolutie gaf duidelijk
geen geweldsmandaat. Bovendien
geldt het recht op zelfverdediging voor een land alleen bij een aanval
door een andere staat. De Boer vergist zich: ik kies niet voor ‘het
bevriezen van het internationaal recht’, maar het recht geldt simpelweg
zolang dit niet gewijzigd is. Ik weet wel dat grootmachten graag onder het
recht uit willen, en daarvoor een modekreet als ‘het internationaal
recht is vloeiend’ hanteren, maar progressieve partijen moeten daar
beslist niet aan meedoen. Het volkenrecht is een groot goed, moeizaam
verkregen en we moeten grootmachten dus niet steunen met het ondermijnen
ervan. Dr. J.P. Feddema is antropoloog, publicist en onder meer voorzitter van de werkgroep Midden Oosten van Groen Links
|
|