Reacties? Klik hier om
|
Islamkritiek vaak niet zonder racistische ondertonen
Mijn artikel
‘Een stel gevaarlijke islamofoben’ in Het
Parool van 21 september heeft boze reacties opgeroepen. Ik zou me
schuldig maken aan laster, ophitserij, politieke correctheid, het
kwalificeren van personen als racist en het niet zien van de feilen van de
islam (Het Parool, 24
september). Vreemd. Geen
misverstand, ik vind het goed dat de vrouwendiscriminatie in de SGP
onlangs een juridische slag werd toegebracht. En ik heb een broertje dood
aan geweld en geweldsrechtvaardiging. Maar daarmee schrijf ik religie niet
af. Religie biedt hoop en zingeving en kan migranten helpen bij hun
integratie. De islam is voor mij niet louter dogmatiek; hij heeft ook een
onderschatte mystieke component. Anderzijds ben
ik me bewust van het negatieve in een godsdienst, zoals politieke religie
en godsdienstig fundamentalisme. Religiekritiek, ‘mits niet eenzijdig en
mits gedoseerd’, wees ik niet af, ook al is dat, zo voeg ik toe, in de
eerste plaats een zaak van de betrokkenen zelf. Waar ik bezwaar tegen
maak, is als mensen erop uit zijn de religie van een minderheid constant
in de hoek te zetten of te stigmatiseren. Nieuwkomers
moeten, zoals Zeyno Baran, directeur van het Nixon Centre in Washington,
de Nederlanders onlangs voorhield, ‘zich veilig voelen’. En dat kan
alleen, als hun de tijd wordt gegund zelf hervormingen aan te brengen in
de meegenomen cultuur en religie, zoals dat de laatste eeuwen ook aan de
westerse christenheid is gegund. In de sociologie heet dat het proces van
zelfcivilisering. Migranten stappen vaak van een agrarische in een
industriële samenleving, wat onder hen tot vervreemding leidt. Dit kan
leiden tot tijdelijke stagnatie van het zelfciviliseringsproces. Bovendien
heerst al enige tijd onder moslims het gevoel dat ‘het Westen de hele
moslimwereld bedreigt’. Tel uit je winst als in Nederland publicisten in
zo’n situatie dat vuurtje nog wat gaan opstoken, als het ware
wedijverend in het bedenken van de meest kritische uitingen jegens de
islam. En dat terwijl gezien genoemde vervreemding het eerder in de lijn
zou liggen empathie te hebben met moslims, of in elk geval respect dan wel
aandacht te tonen voor hun cultuur, al was het uit eigen belang om
fundamentalisme te voorkomen. De een is in
zijn islamkritiek fanatieker dan de ander, en sommigen zijn er zelfs mee
gestopt, maar dat het de eerste helft van dit jaar ging lijken op een
hetze is buiten kijf. Dat was en is niet zonder risico in onze
multiculturele samenleving. Ik zie niet in waarom ik hiertegen niet zou
mogen waarschuwen, en evenmin waarom ik degenen die zich daarbij niet
onbetuigd lieten – nogmaals de een veel sterker dan de ander – en een
of meerdere keren samenkwamen met of rond kamerlid Hirsi Ali, niet bij
naam en toenaam zou mogen noemen. Trouwens, tv-rubriek Netwerk bracht ze december 2004 voor het eerst als informele groep
naar buiten. En J.A.A. van Doorn legde de namen van de acht publicisten
vast in zijn column ‘Contouren van de Nederlandse islamologie’, hen
daarbij typerend als ‘de camarilla van het kamerlid Hirsi Ali’ (Trouw, 18 december 2004). Kortom, ik vertelde niets nieuws. Ik heb
overigens niemand getypeerd als racist. Ook Leon de Winter niet, al meent
hij van wel (De Volkskrant, 24 september). Ik stelde dat het racisme ‘weer de
kop opsteekt in de volkswijken en bij mensen aan de top’. Dus in het
algemeen als trend. Eenieder die geen vreemdeling is in Jeruzalem en die
de media het laatste jaar nauwgezet heeft gevolgd, zal dat algauw beamen.
En natuurlijk zijn islamkritiek, islamofobie en racisme niet hetzelfde.
Het is niettemin goed dat we steeds bij onszelf (ikzelf ook) te rade gaan
in hoeverre er in ons spreken en schrijven over islam en moslims geen
ondertonen van islamofobie en racisme aanwezig zijn. Als we eerlijk zijn,
weten we dat dat niet ondenkbeeldig is. Vooroordelen,
angst, demoniseringsretoriek en zondebokuitdrijving zijn vaak onderdelen
van racisme. En niet te vergeten generalisatie, waarbij je het gedrag van
één persoon generaliseert naar de groep waartoe deze behoort. Als in
Ulster IRA-terroristen katholiek waren, hoeft dat niets te zeggen over
katholieken, maar
zo’n generalisatie blijft niettemin een mechanisme dat ons zo maar te
pakken heeft. Als men zegt dat Nederland ‘al meer dan vijfhonderd moskeeën
telt’, zoals een columnist nog deze maand schreef, kan daaruit angst
spreken en ook onverdraagzaamheid, zoals men vroeger weleens problemen had
met (het aantal) synagogen in ons land. Racisme
refereert op zich vooral aan lichamelijke kenmerken. Culturele kenmerken
als religie en leefwijze (inclusief hoofddoekjes) betrekken wij er echter
wel vaak bij. We bekijken elkaar veel breder dan via de bril van de
huidskleur. Religiekritiek kan daarom wel racistische ondertonen hebben.
De Franse minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarcozy waarschuwde
recent in een interview niet voor niets voor ‘antimoslimracisme’,
waarin het sterke antiklerikalisme in zijn land volgens hem kan overgaan.
Ook in ons land acht ik zoiets niet uitgesloten. Dit artikel werd tevens geplaatst in Het Parool van 28 september onder de titel 'Kritiek op islam vaak niet vrij van racisme'
|
|