Reacties? Klik hier om
|
Politici en het modedenken in de televisiedemocratie
Hans Feddema 29 mei 2000
Het recente evaluatiedebat in de Tweede Kamer over de Kosovo-oorlog is door de media algemeen gekenschetst als mat. De Nederlandse inspraak was te gering geweest, Den Haag was verrast dat plotseling ook burgerdoelen in Servië werden aangevallen en premier Kok moest bekennen tot op vandaag niet te weten wat Milosevic heeft bewogen indertijd de handschoen in de ring te gooien. Ziedaar enkele krenten uit wat een inhoudsvolle gedachtewisseling had kunnen worden. Dat dit niet gebeurde, is te meer vreemd, omdat het Amerikaanse Newsweek
Magazine een paar dagen voor het debat bekend maakte dat de bewering van de NAVO dat
120 tanks, 220 pantserwagens en 450 kanonnen in Servië waren vernietigd, niet klopte. Het
waren er volgens de bevindingen van het blad respectievelijk 14, 18 en 20. Uit dit alles en ook uit de eerste verhoren van de Commissie-Bakker
over Srebrenica, komt een beeld naar voren dat haaks lijkt te staan op het beeld dat
Pieter Hilhorst en Hans Wansink schetsen van politici als mensen "die permanent
moeten omkijken naar de mogelijke averechtse effecten van hun beleid" en verder van
de burger "die zelf politicus is geworden" (De Volkskrant, 20 mei). VVD-leider Hans Dijkstal zette onlangs de aanval in op het onbeheersbare proces van de hype in de televisiedemocratie, waarin media en politici elkaar in een steeds moordender tempo opjagen. Dijkstal heeft hier een punt. Genoemd onderzoek naar het Srebrenica-drama maakt ook duidelijk hoe politiek opportunisme troef is onder de huidige generatie politici. Deze wil graag meedoen en op korte termijn kunnen scoren, zonder dat ze bereid is goed na te denken over de gevolgen van de gekozen middelen van het beleid dat ze voorstaat. Geldt dit alles dan niet evenzeer voor de burger als politicus? Ik denk het wel. Ik vind democratie een groot goed, maar moet erkennen hier te stuiten op een van de nadelen van de democratie. Er is bij ons sprake van veel modedenken. Op een universiteit merk je dat zelfs de wetenschap daarvan niet is gevrijwaard. Historicus Alexis de Tocqueville, nog levend in een tijd zonder televisie, waarschuwde er al voor. Democratieën zijn, zo zei hij, "geneigd aan een impuls in plaats van aan voorzichtigheid gehoor te geven en een weloverwogen beleid te laten varen voor de bevrediging van een tijdelijke hartstocht." Of je het nu een 'hype' noemt dan wel de impulspolitiek van een
tijdelijke hartstocht: hier ligt een probleem. Zeker in een televisiedemocratie, waarbij
mensen periodiek met de vreselijkste beelden worden geconfronteerd, zonder dat ze daarvan
de achtergronden of implicaties kunnen overzien. Emoties krijgen al snel de overhand, net
als de neiging militair partij te kiezen voor de zwakste onder twee of meer strijdende
partijen. De emotie aan de basis mist haar effect op politici niet. Niet alleen omdat ze willen scoren, maar omdat ze zelf ook die druk voelen en zich geen imago willen aanmeten van werkloos toezien. "We doen tenminste iets", zo rechtvaardigde een Kamerlid tegenover mij zijn instemming met de NAVO-bombardementen op Servië in maart 1999. Dat het niet bij drie dagen bleef, maar een maandenlange exercitie zou worden, en dat Milosevic reageerde met een massaal verdrijven van Kosovaren, had hij niet voorzien. Van een politicus verwacht je dat hij eerst nadenkt, hoe groot de druk ook is om 'iets te doen'. Dus ook dat hij, in het geval van Srebrenica, nadenkt of het concept
safe haven tijdens een burgeroorlog wel adequaat is. Zeker als je deze niet
louter ziet als toevluchtsoord voor vrouwen en kinderen, maar zelfs toelaat dat een deel
van de mannen als soldaten de safe haven gebruikt als uitvalsbasis. Militairen
en vredesmensen wisten meteen dat je zo een aanval kunt verwachten van de andere partij,
die de safe haven in zon geval niet langer serieus neemt, maar louter
ziet als een dekmantel voor oorlog of partijkiezen. Wat de burger vaak ook niet meteen doorziet, is dat hij of zij
onderhevig is aan vijanddenken, zondebokuitdrijving, het beter of anders denken te zijn en
graag te willen bevoogden. Ook dat we militair ingrijpen in eigen gebied nooit zouden
tolereren, maar het wel graag bij anderen doen. De Amerikanen hebben dat vanuit hun
cultureel imperialisme en machtsoverwegingen sterker dan wij, maar het is ook bij ons
aanwezig. Vijandbeelden liggen in zo'n situatie erg voor de hand. Ze komen voort uit ons
zelfbeeld. Ons westerse zelfbeeld is er een van democratie, ontwikkelingshulp, humanitaire
interventie en dat soort nobele zaken. Dat de mensen aan de basis dit alles niet meteen doorzien, is hun niet
kwalijk te nemen, maar van een politicus mag je verwachten dat hij deze mechanismen
blootlegt en niet meedoet aan een riskante impulspolitiek. We missen echter, zo lijken ook
de eerste verhoren van de commissie-Bakker te bevestigen, politici met karakter die zich
durven onttrekken aan het modedenken in een televisiedemocratie. CDA-er Ton de Kok
kwalificeerde zichzelf en zijn vroegere collega-kamerleden zelfs onthullend als 'stemvee'
van de partijtop, dat handelde uit angst voor carrièreverlies.
|
|