Reacties? Klik hier om
|
Geweld anno 2004 door de bril van Gandhi en Jung
5
juli 2004 Al
maakten velen zelf geen oorlog mee, ik bespeur thans, zeker na
‘Madrid’, angst voor de verspreiding van het ‘Israël-model’. Dus
dat ook hier plotseling een bom kan afgaan. Nam
de laatste vijftien jaar het aantal gewapende conflicten tussen en binnen
staten toe, na 2001 en sinds de eigenmachtige bezetting van Irak is er
sprake van een mondiale (semi-)oorlog tussen het joods-christelijke Westen
en de islamitische wereld. Je kunt ook zeggen een opstand vanuit de
Arabische wereld tegen wat velen aldaar zien als de voortzetting van
imperialisme vanuit het door Amerika (en Israël) beheerste Westen. In een
recente GPD-publicatie onder de titel ‘Arabieren voelen zich vernederd
en buitengesloten’ wees ik erop dat de Arabieren eeuwenlang bezet waren,
eerst door de Turken en later door de Britten en de Fransen. Wat doet
zoiets met de ziel van een volk? In elk geval heeft een bijna veertig jaar
lange bezetting van Palestina en sinds kort ook die van Irak op een volk
met zulke historische trauma’s geen gunstig effect. En
hoe staat het met de Amerikaanse ziel? Onlangs verschenen er twee
Amerikaanse boeken, de eerste van Harvard-hoogleraar Benjamin Barber onder
de titel ‘Het rijk van de angst’, waarin hij zich afvraagt hoe zijn
natie zich in korte tijd kon ontwikkelen tot een land met een agressieve
buitenlandpolitiek. Het tweede boek is van Barry Glassner en heet ‘The
culture of Fear’. Glasssner beschrijft daarin wat hij noemt ‘de
Amerikaanse angstindustrie’, meestal ook nog angsten voor dreigingen die
men in het hoofd heeft, maar niet op feiten berusten. En toch geldt de
Amerikaan -- misschien gaat dat wel samen met angst -- als hooghartig en
arrogant. Hij komt zeker -- ik merk dat als antropoloog -- in de Derde
Wereld als zodanig over en ook bij de allochtonen in ons midden, waardoor
de rekruteringskracht van de geweldsgroepen tegen het Westen ook in ons
land toeneemt. Afgeven
op de islam of Abou Jahjah ‘de pooier van de profeet’ noemen, zoals
Theo van Gogh midden dit jaar deed, is spelen met vuur. Samuel Huntington
krijgt hoe dan ook steeds meer gelijk met zijn stelling dat in deze tijd
de ‘botsing der beschavingen’ met een traditionele religie als kern,
de hoofdbron van oorlogen is. Te meer als er menstypen zijn met een
uiteenlopende ziel, en de een meent een seculier menstype te krijgen
opgedrongen en de ander neerkijkt op wie (nog) niet seculier wil zijn. Ik
gebruikte termen als angst, trauma, ziel. Daaraan kan ik vergeving
toevoegen, waarvan Marianne, de weduwe van de in Pakistan vermoorde Daniel
Pearl zo’n geweldig voorbeeld is met haar gezegde: “Als ik ze haat,
winnen Daniels moordenaars.” Hebben vredesmensen voor angst, trauma,
ziel en vergeving een antenne, zo vraag ik, of ligt dat buiten onze
methodieken? Ik denk ook aan wat voor trauma’s peacekeepers oplopen, als
we nu horen dat Pascal F., de moordenaar van Nadia van de Ven en Paul S.
die vorig jaar in Kerkrade vier mensen doodde, beiden blauwhelmen waren,
respectievelijk in Bosnië en Cambodja. Tot
voor kort leek het niet gek. We schaften de dienstplicht af, ook al heeft
het ook nadelen, bijvoorbeeld dat jongeren zich nu veel minder
vereenzelvigen met gesneuvelde beroepsmilitairen. Voorts is militair zijn
thans een eervol beroep, doen we het soldaatje spelen alleen in het
buitenland, bij conflicten aldaar, en dat noemen we dan ‘humanitaire
interventie’, en heet het vak polemologie, dus de wetenschap van oorlog,
nu veiligheids- en vredesstudies. Pacifisten discussieerden tot mijn
verbazing zo’n acht jaar terug zelfs over de inzet van vredeswerkers
naast of samen met militairen in conflictgebieden. En
nu, in nog geen drie jaar tijd, leven we plotseling in een totaal ander
klimaat. ‘Humanitaire interventie’ is ‘out’, ook omdat we er mee
op onze bek vielen in Somalië en Irak. Het gaat nu om
‘schurkenstaten’ temmen en hoe hen alvast een eerste grote slag toe te
brengen, als er maar de geringste angst is dat zij ons iets zouden kunnen
aandoen. Daarbij ontbreekt elk inlevingsvermogen in de tegenspeler; vreemd
omdat empathie met deze je doet beseffen dat hij even bang is als jij. In
eigen land is er voorts een veel grotere openheid over geweld. Ik bedoel
dat we openlijker uitkomen voor geweld in onszelf, wat ik niet meteen als
negatief zie. De schrijver P. F. Thomése zei bijvoorbeeld in een
interview in Trouw van 20 maart:
“Ik ben denk ik in staat te doden.” Hij voegde wel toe niet te weten
of hij na het doden in staat zou zijn dat innerlijk te verdragen. Een
vriendin zei me: “Het is beter te erkennen dat je alles in je hebt. Doe
je dat niet en stop je het weg in je schaduw, dan werk je er ook niet aan
en kan het ineens op een vreselijke manier naar boven komen.” Genoemde
openheid blijkt ook uit het feit, dat er een diepe universele fascinatie
is voor geweld, zoals een recente tv-serie van zes afleveringen op
National Geographic Channel liet zien. De Noorse filosoof Lars Svendsen
zet in zijn boek ‘Filosofie van de verveling’ uiteen, dat dat komt
doordat voor de westerse mens ‘de wereld vervelend is geworden’.
Waarom? Alles zou te doorzichtig zijn. In onze door de rede en de
natuurwetenschappen bepaalde samenleving zou ‘het geheim zijn
uitgebannen’, waardoor we behoefte hebben ons te laten boeien door
schokkende gebeurtenissen als geweld op straat en op school. Onze
relatie met geweld is niet meer zozeer ethisch van aard, dus of het al of
niet mag, maar meer esthetisch, dus in hoeverre het mooi, bizar en boeiend
is en voor de geweldsgroepen of het ons van onze frustraties afhelpt en
onze wraak bevredigt. Is die verveling een symptoom van de
‘onttovering’ van de religie en ook van de Verlichting? Ga er maar aan
staan. Dus ook hier de vraag hoe daarop adequaat te antwoorden. In
elk geval heeft het machtsopportunisme of de machtsarrogantie van het
Westen en een ‘laag zelfrespect’ aan de kant van de allochtoon of de
Arabier -- dus niets te hebben om trots op te zijn -- alles te maken met
de ziel van de mens. Ook dat beiden nu hun toevlucht zoeken tot de aloude
mythe dat ‘geweld redt’. Van Carl Jung, wiens grootste bijdrage
wellicht is te hebben aangetoond dat ons ego en bewustzijn voornamelijk
voortvloeien uit ons veel grotere onbewuste in wisselwerking met onze
levenservaringen, is de uitspraak: “We zijn vergeten dat onder de wereld
van de rede een grote andere wereld schuilgaat. Ik weet niet wat de
mensheid nog moet meemaken voor ze dit durft toe te geven.” Hij vermeldt
ook hoe de triomfen van de wetenschap inzake kernwapens huiver geven, maar
dat, voegt hij toe, ‘slechts een enkeling de conclusie trekt dat het dit
keer gaat om de lang vergeten ziel van de mens’. We hebben het over
splijting van atomen en ruimteraketten, zegt hij, maar ‘zien over het
hoofd wat tegelijkertijd met de ziel van de mens gebeurt’. Betekent
dit dat ik een bondgenootschap bepleit tussen de vredesbeweging en
anderzijds de groepen waarin men thans in grote getale elkaar helpt
conflicten met derden op te lossen. Dit onder meer via ontmoeting met
zichzelf, waarbij bijvoorbeeld enneagram- en op positieve energie gerichte
spiegelogiegroepen, Byron Katie en vooral Familie Opstellingen van Bert
Hellinger opmerkelijke successen en ook inzichten in de ziel geven? Ik
vind in elk geval dat we erover moeten nadenken, nu enerzijds alles geweld
is wat de klok slaat en we weinig anders doen dan toekijken naar karmische
processen, waarbij machthebbers in hun eigen zwaard vallen, er echter
anderzijds aan de basis zeer veel positiefs gaande is op het terrein van
zelfkennis, groei en conflictoplossing, zonder dat we dat direct als
geweldloosheid betitelen. Misschien
kunnen we ervan leren, indien we met onze nadruk op technieken en het
rationeel willen overtuigen van politici, mogelijk wel eens wat te veel in
de rede zitten, zonder dat te beseffen. Of als we in ons afgeven op
‘boze militaristen’ weleens precies dezelfde attituden aannemen als
zij, ook al heeft Mahatma Gandhi ons wel anders geleerd. ’Soulforce’
noemde hij de grootste kracht die er is in de wereld; hij vocht voorts het
onrecht aan, maar haalde tegelijk steeds de persoon van de tegenspeler
naar zich toe, had contact met en verstond de ziel van het volk, verbond
geweldloosheid sterk met nederigheid en sprak over innerlijk groeien naar
Waarheid, die hij gelijk stelde met God. Ik
hield op 17 april voor Filosofie Oost West een college over Gandhi’s
actualiteit en spiritualiteit en vond het geweldig weer nieuwe dingen te
hebben ontdekt in deze grote man. Zijn leven was spiritualiteit
‘itself’, maar bepaald geen luiestoelspiritualiteit. We hebben vandaag
alleen nieuwere inzichten over onze schaduw. Daar bedoel ik mee onze
rugzak, waarin we al als baby alles wegstopten wat niet mocht, of wat ook
later niet gewenst leek, de zelfkennis die niet bij ons opgepoetste
ego-ideaal paste en niet gekend wil worden. We nemen die schaduw meestal
indirect waar in de karaktertrekken en daden van mensen die ons
tegenstaan, ergens buiten ons, waar we op veilige afstand naar kunnen
kijken. De schaduw is de manier waarop we ‘de ander’ archetypisch
ervaren als iemand die we de schuld geven om zelf gelijk te kunnen hebben
en onszelf te kunnen rechtvaardigen, een schaduw die ook collectief
gestalte kan krijgen in vooroordelen en discriminatie. Erik
Erikson, die het boek ‘Gandhi’s Truth’ schreef, verwees daarbij ook
naar Gandhi’s strijd met zijn eigen seksualiteit. Erikson meent dat
geweldloosheid pas succesvol en universeel van belang wordt, als we leren
haar ook toe te passen op wat ‘slecht’ is in onszelf of op wat ons
bang maakt voor de bevrediging van onze sensuele en andere instincten,
waarvan we vandaag weten dat je die dubbel zo destructief maakt, als je ze
onderdrukt. Niet alles van de schaduw, ook al vinden wij die strijdig met
ons ego-ideaal, is trouwens negatief. Integendeel, daar kunnen
teloorgegane diepten van de ziel aanwezig zijn met veel vitaliteit en
creativiteit. Als
een kind hard huilt en de vader zegt: ‘Stop dat, je bent niet lief’,
wordt het totaal afgewezen. Een heel ander effect is er als je meer
communicatief zegt: ‘Je mag best huilen, alleen kan ik zo niet werken,
daarom moet ik je helaas even op de gang zetten'. Bevordering van stevig
ouderschap en thuiszorg is conflictpreventie bij uitstek; op school is het
meestal te laat, dan heeft de rol van de ziel of van het overleven vaak al
een patroon. Maar los daarvan, we hebben allen onze deuken en onze schaduw
en het is goed om daarvan bewust te zijn, ze dus als Thomése niet te
ontkennen, omdat ze zich anders op een negatieve manier gaan manifesteren.
Ze erkennen betekent dat je ze kunt proberen te stroomlijnen, ook als men
als vredesactivist of fel voorstander van militaire interventie te
fanatiek is, wat vaak wijst op een schaduw. Carl Jung zei: “Ik heb
liever een heel dan een goed mens.” Wat
we vooral kunnen leren is dat redeneren
met die schaduw, of althans de duistere kant daarvan, nauwelijks zin
heeft. Die schaduw kun je proberen te ‘healen’ met rituelen of zo,
maar ze is net als het geweld in onszelf niet iets van de rede. Het
verklaart waarom het vredesactivisten
-- een belangrijke les en troost -- vaak ook niet lukt machthebbers met
woorden of praten te overtuigen. Daarvoor zijn andere benaderingen nodig.
In de eerste plaats liefde. Dat klinkt zwaar, maar zijn we dan vergeten
dat Gandhi en King ons voorhielden niemand vijand te noemen -- de
vijanden, zoals angst, zitten in onszelf --, dat we de onderdrukker niet
moeten proberen te overwinnen of vernederen, maar bevrijden, tegelijk met
de onderdrukte, en dat duisternis geen duisternis kan uitdrijven, alleen
licht; en dat haat geen haat kan uitdrijven, alleen liefde? In de tweede
plaats zijn inzet voor gerechtigheid en soms ook krachtige drukmiddelen
nodig. Er was niemand die dat beter zag en ook praktiseerde dan Mahatma
Gandhi als kenner van de menselijke ziel. Hij sprak zelfs over de
‘wetenschap van de ziel’. Kunnen we voor die liefde en die
drukmiddelen in deze tijd de geestkracht opbrengen?
|
|