Reacties? Klik hier om
|
De avond
van Van Thijn
6 april 2005
Het
kabinet-Balkenende blijft nog een tijdje. Het zij zo. De rust rondom D66
lijkt na 2 april te zijn teruggekeerd, maar of na de nacht van Van Thijn
dat ook geldt voor PvdA, GroenLinks en SP, is de vraag. Een vernieuwing op
het punt van de machtsvorming blokkeren is immers geen sinecure. Van links
komt de
trits ‘delen van inkomen, welzijn en macht’. Delen van de macht
hoort er dus uitdrukkelijk bij. Formeel weten progressieve partijen dit en
prediken ze het zelfs, maar het is niettemin een punt waarop ze vaak
uitglijden. Naast
militair geweld ‘voor het goede doel’ is er nauwelijks een zaak waarin
de rechtvaardigingsargumenten meer over elkaar heen tuimelen dan het delen
van de macht, althans over hoe men die meent te moeten invullen. Elitisme,
dat volgens de politicoloog Bachrach uitgaat van de onbekwaamheid van de
massa’s, komt ook onder links voor. Tot dat elitisme is heel wat onwil
en angst om het volk of de burger zeggenschap te geven, terug te voeren.
Tegenpool daarvan is het democratische denken, dat juist in het belang van
de samenleving als ideaal stelt het grootst mogelijke gebruik te maken van
de bekwaamheden van de burgers. Ook inzake interne partijdemocratie zie je
dat in de politiek -- zelfs in een ideële partij als GroenLinks -- er
kaderleden zijn die het gewone lid niet te veel directe zeggenschap over
partijzaken wil geven, en anderen die dat wel
willen. De
benoeming van de burgemeester door de Kroon en zeker de grondwettelijke
verankering daarvan is anno 2005 natuurlijk te gek voor woorden. Dat het
kabinet-Balkenende onder invloed van D66 en de Fortuyn-revolutie van 2002
hierin verandering wilde brengen, is toe te juichen. De burgemeesterskeuze
uit de grondwet halen was en is daarvoor een voorwaarde. Door dat te
blokkeren maakten de
Eerste-Kamerfracties van PvdA, GroenLinks en SP een strategische en
principiële fout. Strategisch in de zin dat het de huidige
regeringsfracties waarschijnlijk meer aaneensmeedt dan ooi, en principieel
omdat ze dit deden uit angst. En wel dat hun steun voor ‘het uit de
grondwet halen’ zou leiden tot een burgemeesterskeuze door de burgers.
Een vreemde angst van progressieven, omdat dat met alle respect elitair
denken verraadt. Het
is een hard oordeel, maar ik kan het niet anders zien. Angst voor meer
directe democratie wijst immers op een behoudende koers. Natuurlijk ken ik
de rechtvaardigingen. De burgemeester zou beter door de gemeenteraad
kunnen worden gekozen, dus door de verkozen vertegenwoordigers van
partijen. Ook zou een door het volk gekozen burgemeester weleens te
onafhankelijk kunnen worden, onafhankelijk van het partijenstelsel dan wel
te verstaan. En dat terwijl de partijen in onze democratie toch al te veel
invloed hebben, denken we alleen al aan de door de partijen samengestelde
lijsten met kandidaten die mogen meeliften met de zogenaamde lijsttrekker.
Er kan met recht gesproken van een soort partitocratie, wat des te
pijnlijker is nu die partijen nog voor een groot deel geijkt zijn op
sleets geworden zuilen, zoals Hans van Mierlo terecht opmerkte. En
waarom zou de raad, die ook nu al informeel een zwaarwegend advies geeft,
de burgemeester moeten kiezen en niet de burger zelf? Rob van de Beeten
stelt dat ook het CDA-kader dat eerste liever wil (Trouw,
6 april). Is dat, zo houd ik ook mijn eigen partij GroenLinks voor, echt
vernieuwend? Een door de burgers gekozen burgervader krijgt meer invloed,
zeker, maar hij zal zich ook sterk gaan inzetten, wetend dat hij met een
slecht beleid na vier jaar door de burgers zal worden afgestraft
En voor een goed beleid is hij uiteraard aangewezen op teamgeest en
een goede samenwerking en met wethouders en raadsleden. Wel zullen beide
laatsten iets aan macht inboeten. Wie licht daar nu wakker van? Maar bij
(lokale) bestuurderspartijen als CDA, PvdA, GroenLinks en SP zit daar
vooral de pijn. Zwak. Er staat immers tegenover dat je de burger zo veel
meer invloed en dus ook betrokkenheid geeft bij de keuze van de
burgemeester en diens beleid. Dat ‘uitholling van democratie’ noemen,
zoals Leo Platvoet en Bart Tromp doen (respectievelijk in de
Volkskrant van 30 maart en NRC
Handelsblad van 2 april) is onzin. Het is juist een prima aanvulling
op de vertegenwoordigende democratie. De controlerende taak van de
raadsleden blijft in deze formule immers bestaan en er is bovendien het
voordeel dat koehandel en achterkamertjespolitiek minder een rol zullen
spelen dan bij een door de raad gekozen burgemeester. Kortom, er is niets
mis met een rechtsreeks te verkiezen burgemeester. In het licht van de
groeiende kloof tussen burger en politiek lijkt dit veeleer noodzaak. Interessant
overigens die koudwatervrees bij rechts en links op dit punt. Marnix van
Rij wijst er terecht op dat premier Balkenende als vice-voorzitter van de
CDA-fractie nog tegen de directe burgemeesterskeuze was (Trouw, 4 april). GroenLinks koos op zijn maartcongres dit jaar voor
een lijsttrekkersreferendum onder de leden, maar blokkeerde het voorstel
van de Commissie Borghouts dit ten dele ook door te trekken naar de
overige kandidaten. Bij links wil het congressen bezoekende middenkader
nog steeds haar invloed niet al te veel delen met de leden. Tevens speelt
nog mee de (marxistische) traditie waarin het hoofdaccent lag op het
presenteren van doelstellingen. Hierdoor krijgt de ‘wijze waarop’ of
de ‘middelen waarmee’ men die doelen wil bereiken vaak een
stiefkindpositie. Regentesk gedrag, zoals bij Paars, is dus ook links niet
vreemd. Hopelijk is na de Fortuyn-revolutie de schok over de Avond van Van
Thijn voor PvdA, GroenLinks en SP extra reden tot reflectie om op het punt
van directe democratie wat minder star te worden.
|
|