Reacties?
Mail Hans Feddema:
feddema@wish.net
Klik hier om
artikelen per Email
te ontvangen
|
Home Archief Colofon
De Kosovo-interventie:
Op weg naar een tweede Somalië?
Hans Feddema
7 september 1999
Het gaat niet goed in Servië en Kosovo. In Servië is de oppositie
machteloos, herschikt Milosevic zijn macht, hebben de NAVO-bombardementen de voorheen al
zwakke economie nagenoeg verwoest, is isolatie troef en gaat het volk een bittere winter
tegemoet. In Kosovo heeft het UÇK de macht min of meer overgenomen van de Serviërs en
wordt de provincie onder de ogen van KFOR en de VN systematisch gezuiverd. Van de etnische
minderheden in Kosovo, zoals Serviërs, zigeuners en Turken, zijn na het akkoord in juni
tussen de NAVO en Milosevic honderden vermoord en een kleine 200 duizend verdreven.
Bovendien lijken zich de contouren van een door het UÇK geleide eenpartijstaat af te
tekenen. Bekend is dat het UÇK in plaats van het inleveren van alle wapens, veel daarvan
te koop aanbiedt op de vrije markt in Engeland. Geen wonder dat Bernard Kouchner, hoofd
van de VN in Kosovo, heeft verklaard dat hij zijn geduld met het UÇK heeft verloren. Gaat
Kosovo door de militaire interventie van het Westen nu dezelfde kant op als het huidige
Albanië? Kosovo was tot voor kort een achtergebleven provincie in Joegoslavië, maar de
situatie was er, althans tot 1989 toen Servië haar de autonomie ontnam, nog altijd verre
te verkiezen boven het lange tijd streng geïsoleerde, en inmiddels door de maffia
beheerste Albanië.
Machiavelliaans
De situatie in Kosovo is hoe dan ook van dien aard, dat er sinds enige tijd stemmen opgaan
om de zich aftekenende etnische scheiding maar te accepteren. Dr. S.W. Couwenberg,
hoofredacteur van Civis Mundi, schrijft in een recente publicatie dat van een
"multi-etnisch en cultureel samenleven geen dogma moet worden gemaakt dat we koste
wat kost moeten afdwingen." Ook Marcel van Dam, die gezien zijn consequent
volgehouden lijn inzake Operation Allied Force enig recht van spreken heeft, geeft de
voorkeur aan een etnische scheiding boven het "overeind houden van een mooi principe
waar we anderen voor laten sterven."
Mient-Jan Faber van het IKV stelt nu zelfs expliciet dat VN resolutie 1244, waarin Kosovo
multi-etnisch wordt gedefinieerd en als onverbrekelijk onderdeel van Joegoslavië wordt
gezien, "een schijnrealiteit" is. KFOR en de VN moeten zich volgens hem hiervan
losmaken en accepteren dat Kosovo "louter Albanees" is. Dit komt erop neer dat
men zich bijna Machiavelliaans laat leiden door de situatie zoals die is: gecreëerd door
macht die voortvloeit uit de loop van het geweer, respectievelijk uit het te snel kiezen
door het Westen voor de weg van geweld. Faber geeft wel eerlijk toe dat de
NAVO-luchtoorlog tegen Milosevic "onbedoeld meegewerkt heeft aan twee vrijwel totale
etnische zuiveringen: eerst van de Albanezen en later van de Serviërs en zigeuners"
(de Volkskrant, 2 september 1999). Op zich niet onjuist, maar zijn dergelijke
gevolgen, zo vergeet Faber zich af te vragen, niet inherent aan een militaire interventie?
Humanitaire problemen kun je, in de woorden van de Britse generaal b.d. Michael Rose, in
1995 VN-commandant in Bosnië, "niet oplossen met bombardementen vanaf vijf kilometer
uit de hoogte" (NRC-Handelsblad, 20 augustus 1999). Dit blijkt echter evenmin
mogelijk, zoals Faber eerlijk toegeeft, "nu de NAVO wél op de grond aanwezig
is".
Paternalisme en partijkiezen
Moeten we ons dan maar aanpassen aan de nieuwe situatie, deze dus als uitgangspunt nemen
en net als KFOR en de VN stoppen met "het beknotten van de macht van het UÇK",
zoals Faber het uitdrukt? Nee. Ik ben het overigens wel eens met Couwenberg, als hij
waarschuwt voor het zich laten meeslepen door "dwanggedachten of fanatieke
zendingsdrang", waarop zowel de Amerikanen als de Nederlanders patent lijken te
hebben. Dat laatste blijkt ook uit het hoge betuttelingsgehalte van veel
ontwikkelingshulp. Het probleem is dat we ons eerder hadden moeten bedenken dat dit soort
paternalisme grote nadelen met zich meebrengt. Tijdens de high tec militaire
interventie vanuit de lucht was er immers ook in hoge mate sprake van dwanggedachten of
fanatieke zendingsdrang; men wilde de ander via geweld iets opleggen wat nog niet meteen
via onderhandelingen of economische druk kon worden bereikt. Deze dwanggedachte had tot
gevolg dat het lot van de Kosovaren er in eerste instantie door verergerde, het geweld
escaleerde en de wederzijdse haat zodanige vormen aannam, dat samenleven op dit moment
nauwelijks nog mogelijk is. Te meer nu door dit alles de verdrukte van vroeger de
onderdrukker van vandaag is geworden. Tel uit je winst.
Wat me nu hogelijk verbaast, is dat zo'n aanpassing aan de nieuwe realiteit losjesweg,
zonder blosjes op de wangen wordt bepleit; alsof hier (dan) geen sprake is van een
nederlaag van de eerste orde en alsof hiermee het hele fenomeen van externe militaire
interventie niet in het geding is.
Niet alleen vijanddenken en demonisering lijken bij militaire interventie onvermijdelijk,
zoals ook bleek in de relatie tussen NAVO en Servië, maar dat geldt ook voor het
partijkiezen voor één der conflictpartijen. We zagen dat laatste eveneens met de
Amerikanen in Somalië, reden dat de interventie mislukte en de militairen als het ware
met de staart tussen de benen de biezen pakten. Tijdens de luchtoorlog tegen Servië werd
de NAVO in het veld bijgestaan door het UÇK. De militaire interventie maakte hen
informeel tot bondgenoten. Reden dat KFOR nu veel van het handelen van het UÇK door de
vingers ziet, en dat de laatste op zijn beurt de Russische KFOR-militairen beschouwt als
niet gewenste vreemde eenden in de bijt. Het 'veel door de vingers zien' van wat het UÇK
doet, is in wezen een voortgaan met partijkiezen, zoals ook het wroeten in de binnenlandse
situatie van Servië een voortgaan met het beleid van demonisering is; ondanks het
getekende vredesakkoord blijft men dat land isoleren. Zowel het een als het ander is een
doodzonde op het gebied van bemiddeling en 'peace-making'.
Het onomwonden partij blijven kiezen of zelfs zich niet meer willen houden aan gesloten
vredesakkoorden met 'de vijand', zoals Faber impliciet bepleit, impliceert dat het nog
steeds oorlog is, ook al vallen er geen bommen meer. De 'ander' geheel op de knieën
willen krijgen en van buitenaf een machtswisseling proberen af te dwingen -terwijl dit een
zaak is van het betreffende land zelf- is zeker een vorm van oorlog. Vreemd is dit niet.
Het hoort bij militaire interventie. Het tijdens de luchtacties ontstane vijanddenken
verdwijnt nu eenmaal niet zo maar. Toch geeft dit veel te denken over het verschijnsel
militaire interventie. De conclusie zou wel eens kunnen zijn dat bij 'peace-enforcing',
het met geweld een oplossing van een conflict afdwingen, processen vrijkomen waardoor deze
methode bijna zonder uitzondering een averechts resultaat oplevert. Zo'n conclusie kan
niet zonder gevolgen blijven voor de huidige discussie over de taken van het Nederlandse
leger en de 'nieuwe' NAVO.
Partijkiezen en 'peace-making'
gaan kennelijk niet samen. Als politici dat nog niet begrijpen, is dat nog tot daar aan
toe. Maar het IKV? Nu het Westen eenmaal op de blaren zit, moet het anders dan Faber
betoogt, niet onomwonden kiezen voor een Albanees Kosovo, maar juist voor alles recht doen
aan de etnische minderheden aldaar, ze op z'n minst beschermen, vasthouden aan
VN-resolutie 1244 en nooit zonder overleg met Servië beslissingen nemen over de toekomst
van Kosovo. En uiteraard ook stoppen met het isoleren van Servië, omdat anders een
burgeroorlog daar en een mogelijk nieuw ingrijpen van de NAVO ons nog veel verder van huis
brengt.
_________
Dr. J.P. Feddema is antropoloog, publicist en actief als
buitenlandspecialist binnen GroenLinks
feddema@wish.net
Home Archief
Colofon |
|