Reacties? Klik hier om
|
Nieuwe
brede middenklasse met behoefte aan geborgenheid? Hans Feddema 8 november 2002 Als het gaat om de onderstroom van de ‘politieke aardverschuivingen’ van dit jaar , signaleer ik vijf hoofdlijnen: 1)
De samenleving is
sociologisch sterk veranderd sinds medio jaren zeventig. De arbeidersklasse
en ‘kleine’ boeren losten op in een brede middenklasse, en tevens
ontstond er een nieuwe niet-geïntegreerde onderklasse van min of meer losse
werkkrachten, seizoensarbeiders enzovoort. 2)
Zicht op die diffuse onderklasse ontbreekt nagenoeg geheel, want de
politiek liet die liggen. Zoals de overtollig wordende boerenjongens uit
Friesland en dergelijke na 1970 in de havens en andere sectoren van de stad
terechtkwamen, zijn het thans vooral de proletariërs en boerenjongens uit
Marokko, Turkije en andere landen die (al of niet legaal) bij ons in die
sectoren hun weg zoeken en daar proberen te overleven.
3)
Behalve door het onderzoeksbureau Motivaction is ook door Links
onvoldoende onderkend dat de nieuwe brede middenklasse onzeker is --
economisch, godsdienstig en ook qua nationaliteit (‘wie zijn we
eigenlijk?’) --, of zoals Motivaction vaststelde, ‘verward, onmachtig,
gehaast en op zoek naar geborgenheid’. En dat ze daardoor wellicht
gevoelig is voor (stabiliserend) grootstedelijk leiderschap. 4)
Het gevoel van onbehagen over de staat, of liever over de gevestigde,
wat regenteske bestuurders neemt toe. Dat te meer, omdat de politieke
cultuur zich niet echt lijkt te wijzigen en bovendien de bestuurlijke
identiteit van Nederland wat inboet als gevolg van de Europese eenwording,
of liever, het democratische tekort daarin. 5)
In tegenstelling tot vroeger lijken GroenLinks en de PvdA (evenals
waarschijnlijk de meeste ngo’s) het contact met de onderlagen van de
samenleving te hebben verloren en zo onvoldoende bewust te zijn van de rauwe
kanten van de maatschappij. Dat laatste geldt ook voor D66 en ten dele, zij
het in mindere mate, zelfs voor de SP. Zou
het kunnen zijn dat de progressieve politiek te weinig onderkent a) de
behoefte aan stabiliteit dan wel geborgenheid bij de mensen en b) de
behoefte aan leiding of voorzichtige sturing in onze ‘verweesde
samenleving’? Dit ondanks het feit dat ‘autonomie’ bij ons allen (met
uitzondering van de traditionele burgerij wellicht) zo hoog in het vaandel
staat. Het is een paradox. De genoemde nieuwe middenklasse wil enerzijds
autonoom zijn, en voelt zich anderzijds ‘verweesd’ en wil onbewust of
zonder dat ooit toe te geven een soort ‘vader’ (referentiepunt) hebben.
Den Uyl fungeerde in die zin als een soort ‘linkse vader’ en Fortuyn
recent als een meer conservatief referentiepunt, aan wie men zich optrok. Is
Jan Marijnissen thans een soort ‘linkse vader’ (als Den Uyl) aan het
worden, die tevens als man van het volk (veel meer dan Fortuyn was) voldoet
aan de onbewuste behoefte naar een soort (stabiliserende) sturing?
Als
het waar is, zoals iemand het uitdrukte, dat de SP ‘de verlate emancipatie
van de vroegere katholieke arbeiders’ is, moet de bewustwording daarover
dan niet (ten dele) worden toegeschreven aan de lef van Fortuyn in te breken
in het ‘politiek correcte denken’ tijdens Paars en Fortuyns ontmaskering
van de gesloten regenteske bestuurscultuur? Deze verklaring voor de winst
van de SP zou wel eens meer hout kunnen snijden dan het door De Beus en Van
den Berg genoemde ‘provincialisme’ van de SP, dat ‘in Nederland veld
zou winnen’ volgens hen (NRC
Handelsblad, 8 november). Waarom
profiteert GroenLinks (nog) te weinig? a)
Groenlinks heeft, hoe verlicht ook qua idealen, te weinig voeling met
de gistende problemen respectievelijk veranderingen in de samenleving.
GroenLinks heeft qua bloedgroepen een buitenparlementair verleden, maar
heeft nu net als de PvdA het contact met de basis losgelaten en weet
daardoor onvoldoende wat er broeit. b)
GroenLinks deed wellicht soms wat mee aan het ‘politiek correcte
denken’ tijdens Paars en is te sterk op het Haagse gericht, hoe goed haar
oppositie en haar ‘debating’ vaak ook is. c)
GroenLinks is geëngageerd, maar komt ook wel over als ‘vooral
willen scoren’, ‘slim zijn met veel retoriek’ of ‘vliegen
afvangen’ -- vaak erg leuk, maar op den duur beklijft of scoort dit toch
niet echt bij de mensen. Intellectuele veerkracht en je profileren als
groene partij door de eigen issues goed te brengen, scoort wel. d)
GroenLinks raakt enerzijds (net als D66) als ‘verlichte oude
middenklasse’, hoe sympathiek ook, te weinig de snaren bij de
bovengenoemde diffuse onderklasse, en komt anderzijds door haar drang naar
libertaire politiek vooralsnog te weinig tegemoet aan de behoefte bij de
nieuwe middenklasse aan sturing, zoals iemand als Den Uyl die gaf. Het
paradoxale van Fortuyn was dat hij ondanks zijn sterk libertaire inslag toch
aan de behoefte aan leiderschap voldeed, zij het een conservatief en
verwaand leiderschap. Er
lijkt behoefte aan een progressief, vertrouwenwekkend en ook principieel
leiderschap, dat de snaren van de nieuwe autonome maar nochtans onzekere
middenklasse raakt. Paul Rosenmöller heeft dat potentieel in zich lijkt me,
mits hij door zijn campagneteam er niet toe wordt aangezet zijn kracht te
zoeken in een stormloop tegen de tijdgeest. Het gaat in onze tv-democratie
om imago, en tijdens verkiezingen probeert men gezag en vertrouwen te
winnen. Natuurlijk verloochen je je principes of idealen niet, maar je hoeft
als kleine partij ook weer niet haantje de voorste te zijn, als ‘de wind
uit de verkeerde hoek waait’. Afgezien van het feit dat die wind de tijd
nodig heeft om te kunnen uitrazen, staat een kleine oppositiepartij algauw
naast haar schoenen door te denken die wind in de verkiezingsperiode te
kunnen keren. Ergens ‘principieel tegenin durven gaan’ (Rosenmöller in De Volkskrant van 5 november) is op zich juist, maar een zekere
bescheidenheid van opereren kan daarbij geen kwaad.
|
|